12
MAANDAG 25
JANUARI 1926.
Op 20 Juli zijn Verhoeven en L. de Ridder aan een werk
begonnen voor rekening van de gemeente Leiderdorp, terwijl
op dienzeltden datum, niet op 10 Juli, H. van Egmond aan
den Rijnsburgerweg te werk is gesteld, doch op 29 Juli weder
werd ontslagen, omdat er voor hem geen werk was, hoewel
de Rotterdamsche straatmakers aan het werk bleven.
In het licht van deze feiten is het te werk stellen van de
Leidsche straatmakers een schijnvertooning geweest, want.
indien men alle drie had aangenomen, hadden zij slechts drie
dagen kunnen werken.
Spreker ontkent dan ook ten stelligste, dat de Directie later
nog pogingen heeft gedaan om genoemde straatmakers te
werk gesteld te krijgen-«en dat de Leidsche straatmakers sinds
Juli geen pogingen zouden hebben gedaan om er aan het
werk te komen.
Met dat doel richtte op 26 Juli Verhoeven een schrijven
aan den heer de Blauw, terwijl op 1 Juli het afdeelings-
bestuureen uitvoerig schrijven richtte aan het gemeentebestuur.
Op 12 Augustus ontving de Wethouder Mulder een deputatie
uit den Algemeenen Straatmakersbond, bestaande uit de heeren
Schoonderwoerd en van der Blom. Op 10 Augustus verzonden
Verhoeven, L. en A. de Ridder een schrijven aan den Heer
Driessen, Directeur der Gemeentewerken, waarin zij verzochten
aan den Rijnsburgerweg te werk te worden gesteld.
De Directeur antwoordde 12 Aug. daarop het volgende:
»Naar aanleiding van Uw schrijven d.d. 10 Aug. j.l. deel ik
U mede dat er op het oogenblik voor U geene gelegenheid
bestaat, om als straatmakers op het werk van den Rijnsburger
weg te worden aangenomen.
Indien de aannemer echter meer straatmakers noodig heeft
dan thans aldaar werkzaam zijn, is hem aangezegd zich van
Uwe diensten te verzekeren."
Op 5 September had de heer van der Blom opnieuw een
onderhoud met Wethouder Mulder over het te werk stellen
van de Leidsche straatmakers, terwijl op 18 November een
onderhoud plaats had tusschen de uitvoerende Directie en den
heer Schoonderwoerd, doch wederom zonder succes.
Spreker meent hiermede te hebben aangetoond, dat de
beantwoording van vraag 2 geheel bezijden het werkelijk
verloop is.
Komende tot de beantwoording van vraag 3, meent spreker,
dat Burgemeester en Wethouders zich hier voor de toekomst
op een gevaarlijk pad begeven door in een officiéél stuk te
zeggen, dat met de besteksbepaling, dat de bestrating op
een bed van zuiver duinzand ter dikte van minstens 15 cM.
moet worden gelegd, waarop de aannemers hun berekening
bij het bepalen van de inschrijvingssom hebben gebaseerd,
de hand mag worden gelicht; het werkt daarmede knoeiwerk
in de hand, terwijl de aannemer een belangrijk bedrag niet
behoeft uit te geven voor aanschaffing van zand. Nadat
spreker zijn interpellatie had gehouden, is er wel degelijk
zooveel van den ondergrond afgehaald, totdat er een laag
van 15 c.M. zand op ging.
Ook met het stampen en invegen is men eerst na 30
November begonnen: vóór dien datum werd er, soms in het
bijzijn van een opzichter, enkel een laag zand over de be
strating gestrooid.
Eveneens het sluitend maken der vakken met een ruimte
van 3 c.M. werd verricht, zoools spreker bij zijn interpellatie
toelichtte. Spreker heeft persoonlijk geconstateerd, dat, wanneer
de arbeiders met dit knoeiwerk bezig waren, de opzichter
zich verwijderde; voor spreker een bewijs, dat zulk knoeiwerk
willens en wetens door de Directie werd toegelaten en het is
dan ook te begrijpen, dat de uitvoerende Directie het maken
van dit knoeiwerk met alle mogelijke middelen tracht te
ontkennen.
Wat het sluitend maken van de tegel- en klinkerbestrating
betreft, de Directie ontkent niet, wat ook niet mogelijk zou
zijn, dat de sluitkanten der tegelbedekking niet volkomen in
orde zijn. Ook met het tegen elkaar aansluiten der tegels is
knoeiwerk geleverd, hetgeen ook door Wethouder Mulder is
geconstateerd en door hem toegegeven aan de delegatie, welke
hij op 12 Augustus te woord heeft gestaan.
Op 12 Augustus moest een gemeentestraatmaker op den
Rijnsburgerweg een sleuf in de tegelbedekking herstellen ter
lengte van 3 M.hoewel deze van den aanvang af de tegels goed
sluitend tegen elkaar had gelegd en dientengevolge bij het eind
van het werk een tusschenruimte van 5 c.M. overhield, moest hij
die tusschenruimte wegwerken door de tegels opnieuw te ver
leggen en dus niet te doen aansluiten. En zulk knoeiwerk
noemt de uitvoerende Directie goed werk
Ieder vakkundige op bestratingsgebied zal voorts met ver
bazing in het antwoord van Burgemeester en Wethouders
hebben gelezen, dat uit dien eisch van goed werk voortvloeit,
dat in de buitenkanten van de bochten de voegen tusschen
de klinkers wat wijder moeten zijn. Laat de uitvoerende
Directie eens het boek van Ir. H. A. Muns »De Straatbouw"
raadplegen, waarin een geheel andere werkwijze wordt aan
gegeven en ook door de Leidsche gemeentestraatmakèrs wordt
toegepast en niet dit prutswerk van wijde en nauwe voegen.
Ook het inwateren en het daarna instampen onder profiel
heeft niet volgens het bestek plaats gehad. Burgemeester en
Wethouders antwoorden nu wel, dat inwasschen met water
voor de eerste bestrating weinig zin zou hebben, maar spreker
vraagt dan ten eerste, waarom het in het bestek staat en
ten tweede waarom de gemeente het dan in eigen beheer
bij de bestrating van het Utrechtsche Veer, de Oude Heeren
gracht en Hoogewoerd heeft toegepast. In de gemeente
Rotterdam wordt dan ook ten allen tijde ingewaterd en in
het boekje «Uitvoering van Straatwerk" der gemeente
Rotterdam staat dan ooknoodwerk bestaat, niet.
En zoo is het hier aan den Rijnsburgerweg ook geen nood
werk en had er ook volgens de bepaling van het bestek bij
de eerste bestrating ingewaterd moeten worden.
Ook hier heeft men weder gezocht naar een argumentatie,
welke wel voor de levering van knoeiwerk, maar niet voor
die van goed werk opgaat.
Burgemeester en Wethouders willen pas na de voltooiing
van het geheele werk de zaak gaan beoordeelen, maar als
dan zou er opnieuw veel geld voor verbetering van het
knoeiwerk moeten worden besteed.
Erkend wordt, dat voor helpers zeer jonge werkkrachten
worden gebezigd, doch niet wordt gezegd, dat er onder hen
zijn van 14, 15, en 16 jaar. En als men nu weet, dat volgens
de wet kinderen beneden de 16 jaar niet in dit bedrijf werk
zaam mogen zijn, dat zij bovendien 8| uur per dag met een
wagen steen en zand moesten rijden en na 30 November
moesten instampen, dan mag hier van kinderexploitatie ge
sproken worden.
Wat de beantwoording van vraag 4 betreft, volgens art. 7
van het bestek moet aan de werklieden een schriftelijke
aanstelling worden uitgereikt, die aan bepaalde eischen moet
voldoen. Spreker heeft zulk een exemplaar van een aanstelling
in zijn bezit, maar noch de onderteekening van den aannemer
of opzichter of de reden, waarom genoemde werkman minder
loon heeft als het normale minimum-loon, staat daar op ver
meld, wat bij verordening bepaald is.
En dat noemt men dan een schriftelijke aanstelling
Men ziet, op elk terrein gaat het aan het genoemde werk
volgens het bestek er zeer serieus naar toe!
Spreker ontkent voorts, dat de eenheidstarieven mede
zouden inhouden het onvrijwillig verzuim bij regen enz.. Te
Rotterdam wordt dit verzuim betaald, in Schoten 3 dagen
onvrijwillig verzuim per week. En te Leiden wordt het dag
loon in dat geval uitbetaald, waarbij dan komt, dat overal
meer loon in tarief wordt betaald dan door dezen aannemer.
Uit deze mededeeling van Burgemeester en Wethouders is
dus ook komen vast te staan, dat onvrijwillig verzuim niet
door den aannemer is uitbetaald, hetgeen klopt met de aan
spreker verstrekte inlichting, dat, bij onvrijwillig verzuim, van
het loon der helpers, welke ƒ12.per week verdienen, ƒ2.
per dag wordt ingehouden.
Het zou Burgemeester en Wethouders onbekend zijn, dat
er een plaatselijk contractloon bestaat, doch er bestaat hier
met de gemeente-straatmakers een overeenkomst van 28 cent
per Ma. voor het verwerken van waalstraatklinkers en die over
eenkomst had het gemeentebestuur hier moeten handhaven;
dan had het terecht goed werk kunnen eischen, terwijl voor
de thans betaalde loonen zelfs een bekwaam straatmaker geen
goed werk kon leveren.
Inderdaad wilden, zooals Burgemeester en Wethouders
zeggen, de Leidsche straatmakers aanvankelijk voor 23 cent
aan het werk gaan; ten eerste, indien zij geweigerd hadden,
zou hun geen werkloozenuitkeering verstrekt zijn geworden.
Ten tweede, omdat de wijze, waarop daar gewerkt werd en
toegelaten door de uitvoerende Directie, hen noodzaakte ook zóó
te gaan werken, wilden zij een weekloon verdienen; onder die
omstandigheden zouden zij voor genoemd loon aan het
werk gaan.
Spreker meent, dat hij evenals Burgemeester en "Wethouders
de uitvoerende Directie en aannemer alle eer heeft gegeven,
die hun toekomt, al is het van hem op een andere wijze,
maar hij vertrouwt, dat Burgemeester en Wethouders zullen
kunnen begrijpen, nu hij op deze wijze de heele gestie van den
Rijnsburgerweg behandeld heeft, dat hij zijn toelichting op
de door hem gestelde vragen handhaaft.
Spreker eindigt met de hoop uit te spreken, dat Burge
meester en Wethouders zullen besluiten om deze zaak opnieuw
aan een grondig onderzoek te onderwerpen, waarbij hij het
College en den Raad in overweging geeft een commissie in
het leven te roepen, waarin in de eerste plaats vakkundigen
zullen worden benoemd, teneinde deze zaak in het belang der
gemeente tot een goed einde te brengen.
De Voorzitter zegt, dat het voor hem als leek moeilijk is
te antwoorden op hetgeen de heer Schüller thans heeft aan
gevoerd, vooral nu hij na het stellen van zijn vragen en na
het overleggen van zijn nadere toelichting, waarop het