27 verpleging, berekend als toeslag voor 0.50 per kind per dag, van 10 kinderen gedurende 30 dagen, weshalve wij, met verschuldigde eerbied U verzoeken de subsidie voor 1926 te willen verhoogen. 't welk doende Voor het bestuur Leiden, 21 November 1925. G. J. van Deene secretaris Breestraat 12 N°. 53. Leiden, 15 Februari 1926. Nu de Districts-Keuringsdienst van Waren binnenkort zal worden overgebracht naar den linkervleugel van het Militair Hospitaal aan den Morschweg, stelt de Directeur van dien dienst, bij zijn in de Leeskamer liggend schrijven, voor, om tot uitbreiding van den bestaanden inventaris over te gaan. Verschillende groote toestellen, zooals melkcentrifuge, droogkast, waterdroogstoof, enz., alle eigendom van het Pharmaceutisch Laboratorium, doch bij den Keuringsdienst in gebruik, zullen moeten worden aangeschaft; gedestilleerd water, thans van het laboratorium betrokken, zal nu zelf moeten worden gemaakt, waarvoor een toestel noodig is; de meerdere beschikbare ruimte verschaft de gelegenheid tot vervanging of vergrooting van verschillende apparaten van beperkte capaciteit, waardoor een grooter aantal onderzoe kingen tegelijk zal kunnen worden verricht en eindelijk zal door de verdeeling van de werkzaamheden over meerdere loca- liteiten de voorraad glaswerk en kleinere apparaten moeten worden uitgebreid. Ten slotte zal door de betere huisvesting meer aandacht aan het bacteriologisch onderzoek kunnen worden besteed, zoodat ook de daarvoor noodige inven taris dient te worden aangevuld. De kosten aan deze inventaris-uitbreiding verbonden zullen naar schatting niet meer bedragen dan 2500. Intusschen draagt het Rijk, krachtens het bepaalde bij de artt. 13 en 31 der Warenwet, de helft in deze kosten bij, mits de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid aan deze uitbreiding zijn goedkeuring hecht. Blijkens 's Ministers schrijven van 17 December j.l., mede in de Leeskamer nedergelegd, bestaan zijnerzijds tegen de voorgenomen uitbreiding van den inventaris geene bezwaren en stelt hij een Rijksbijdrage ad 50 tot een maximum van 1250.in uitzicht. Overeenkomstig het advies der Commissie voor den Genees kundigen Dienst en den Keuringsdienst van Waren, geven wij Uwe Vergadering dan ook in overweging door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1926, een bedrag van ƒ2500.beschikbaar te stellen, ten behoeve van de uitbreiding van den inventaris van den Warenkeuringsdienst in het district Leiden. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad. No. 54. Leiden, 15 Februari 1926. Blijkens het op 25 Januari j.l. om praeadvies in onze handen gesteld schrijven van Gedeputeerde Staten, dd. 18/22 Januari t.v., kunnen Gedeputeerde Staten, evenmin als de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, zich ver eenigen met artikel 12 der op 13 Juli 1925 door U vastgestelde verordening tot heffing van schoolgeld voor het lager onderwijs, bij welk artikel is bepaald, dat bezwaren tegen den aanslag in het schoolgeld moeten worden ingediend bij ons College. Naar hunne meening is schoolgeld „belasting" en zijn de artikelen 265a en volgende der Gemeentewet ten deze toe passelijk, zoodat derhalve, naar hun gevoelen, van eene beslissing op een bezwaarschrift tegen een schoolgeldaanslag beroep moet openstaan bij den Raad van Beroep voor de directe belastingen en van diens beslissing eventueel beroep in cassatie, bij den Hoogen Raad. Deze opvatting nu achten wij onjuist. Dat die artikelen niet van toepassing zijn, blijkt alleen reeds hieruit, dat zij aanvankelijk wel werden aangehaald in het ontwerp der Lager-onderwijswet 1920, maar dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ze, bij de behandeling van dat wetsontwerp, opzettelijk heeft geschrapt, om veel overbodigen administratieven rompslomp te voorkomen. Teneinde echter niet in herhaling te treden van hetgeen wij ter motiveering van ons standpunt hebben vermeld in onze correspondentie met Gedeputeerde Staten, veroorloven wij ons naar die, ter inzage gelegde correspondentie te verwijzen. Slechts merken wij nog op, dat het ons ten zeerste heeft bevreemd, dat dit College heeft gemeend zooveel aandrang te moeten uitoefenen, om de verordening alsnog gewijzigd te krijgen. Behalve in sporadisch voorkomende gevallen toch, wordt het schoolgeld gebaseerd op de Rijksinkomstenbelasting en wordt in geval van vermindering van den aanslag in die belasting (waarbij beroep op den Raad van Beroep en den Hoogen Raad mogelijk is) het schoolgeld, op verzoek van den schoolgeld- plichtige, eveneens verminderd. In het reclamerecht tegen den aanslag in de Rijksinkomstenbelasting hebben vrijwel alle schoolgeldplichtigen dus reeds het middel, dat Gedepu teerde Staten hun nu nog eens willen geven. Van hoe weinig beteekenis voor de schoolgeldplichtigen deze quaestie practisch is, blijkt wel uit het feit, dat onder de thans nog geldende verordening nimmer is gereclameerd tegen aanslagen, welke niet op de Rijksinkomstenbelasting waren gebaseerd. Daarentegen zou inwilliging van het ver zoek van Gedeputeerde Staten kunnen leiden tot dubbele behandeling van dezelfde zaken in alle instanties. Ten slotte wijzen wij er nog op, dat wij het, minst genomen, zeer twijfelachtig achten, dat de Kroon goedkeuring aan de bestreden bepaling zal onthouden. Immers, eenzelfde bepaling kwam reeds sinds 1 Januari 1922 voor in de opvolgende, Koninklijk goedgekeurde, schoolgeldverordeningen, terwijl ook van verscheiden andere gemeenten verordeningen, welke eenzelfde bepaling bevatten, zijn goedgekeurd. Wij zijn derhalve van meening, dat er geen enkel gegrond motief is om de verordening in den door Gedeputeerde Staten gewenschten zin te wijzigen en geven U mitsdien in over weging de genoemde verordening onveranderd te handhaven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 55. Leiden, 15 Februari 1926. Van de besturen der in deze gemeente gevestigde bijzondere scholen zijn verzoeken ontvangen om hen, overeenkomstig het bepaalde in het 3e lid van artikel 103 der Lager Onderwijswet 1920, ten behoeve van hunne scholen voor 1926 een voorschot te verleenen op de vergoeding van de kosten van instandhouding, bedoeld in artikel 101 dier wet. Uit het overzicht, gevoegd bij de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, blijkt, dat volgens de gemeenterekening 1924 de kosten van instandhouding van openbare scholen voor gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs met uitzondering van de kosten voor vakonderwijzers over dat jaar bedroegen respectievelijk /73.715.01| en /9930.45J. Aangezien het gemiddelde aantal leerlingen in 1924 op gemelde soorten van scholen resp. 4978 en 388 was, bedroegen de kosten per leerling over dat jaar derhalve 14.81 voor de scholen voor gewoon lager onderwijs en 25.60 voor de scholen voor u. 1. o. Voorts heeft de gemeente over 1925 gemiddeld uitgegeven voor het vakonderwijs in de nuttige handwerken 85. de lichamelijke oefening 122.31 (voor gewoon lager onder wijs) en 118.54 (voor u. 1. o.) en de wiskunde 150.per wekelijksch lesuur, terwijl gemiddeld per school en per week onderwijs werd gegeven in de nuttige handwerken gedurende 8.45 uur, in de gymnastiek 4.123 uur (aan scholen voor .gewoon 1. o.) en 10 uur (aan scholen voor u. 1. o.) en in de wiskunde 10 uur. Naar aanleiding van het vorenstaande geven wij U in overweging a. het voorschot op de vergoeding voor 1926, bedoeld bij artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, uit te keeren aan de besturen der bijzondere scholen, vast te stellen tot een totaal bedrag van 78.796.(vergoeding voor vakonderwijzers inbegrepen) en wel voor de school voor: 1. o. aan de Hoogewoerd 57, op m. u. 1. o. aan de Hoogewoerd 57, op 1. o. aan de Haarlemmerstraat 32, op aan den Heerensingel 27 (Meis jes), op aan de van der Werffstraat98/ op aan de Oude Vest 193/195, op aan den Heerensingel 27 (Jon gens), op aan het Rapenburg 48, op aan de Haarlemmerstraat 240, op aan de Pelikaanstraat 20, op aan de Caeciliastraat 1115, op 2619.— 575. 2435.— 1327.— 3199.— 404.— 1754.— 392.— 2524.— 979.— 2394.- 979.- 2109.- 392.- 3413. - 404.— 2726.— 404.— 2631.— 404.— 1861.— 392.- 100? 99 99 99 99 5J 99 99 99 99 99 1) Voor bezoldig igiug vakondarwijzers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 5