GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
23
INCSEKOHGN STUKKEN.
N°. 42. Leiden, den 15den Januari 1926.
Bij besluit van Uwe Vergadering van 30 November 1925
werd aan Dr. J. J. E. Hondius eervol ontslag verleend als
leeraar in de Oude Talen aan het Gymnasium alhier.
Van de sollicitanten, door ons ter voorziening in deze
vacature opgeroepen, komt ons op grond van de verkregen
inlichtingen en persoonlijke kennismaking mejuffrouw C. M.
Ribbink, thans leerares aan het Gymnasium te Leeuwarden,
voor het vervullen van de opengevallen betrekking het meest
geschikt voor. In de tweede plaats komt daarvoor naar onze
meening in aanmerking mejuffrouw A. C. M. Koch, leerares
aan het Gymnasium te :s-Hertogenbosch.
Onder overlegging van het desbetreffend advies van den
Inspecteur der Gymnasia, geven wij Uwe Vergadering beleefd
in overweging over te gaan tot een benoeming, waartoe wij
U aanbevelen:
1°. Mejuffrouw C. M. BIBBINK, litt. hum. docta., leerares
aan het Stedelijk Gymnasium te Leeuwarden;
2°. Mejuffrouw A. C. M. KOOH, litt. hum. docta., leerares
aan het Gymnasium te 's Hertogenbosch.
Curatoren van het Gymnasium,
D. C. Hesseling, Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
N°. 43. Leiden, 15 Februari 1926.
Eenigen tijd geleden deelde Dr. J. C. Schalkwijk ons
mede, dat hij de huur van de woning Terweepark No. 8,
die aan hem laatstelijk bij raadsbesluit van den llen Februari
1924 (Ingek. Stukken No. 47) werd verhuurd voor 810.
per jaar, waaronder begrepen een bedrag van 10.voor
den bijbouw van een zolderkamer, met ingang van 1 Mei
a. s. wenschte te beëindigen.
Als gegadigde voor dit perceel heeft zich o. a. aangemeld
de heer Ir. J. M. Bademaker, alhier, die bereid is de huur
onder de gebruikelijke voorwaarden te aanvaarden, mits
aan het perceel enkele herstellingen worden aangebracht.
Verder neemt hij genoegen met eene verhooging van den
huurprijs tot 825.per jaar in totaal, zoodat voor den
bijbouw van de zolderkamer niet meer afzonderlijk zal
worden betaald.
Zooals steeds, behoudt de gemeente zich de bevoegdheid
voor de huur tusschentijds met een termijn van drie maan
den op te zeggen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering derhalve in
overweging de woning Terweepark No. 8 voor den tijd van
één jaar, ingaande 1 Mei a. s., tegen een jaarlijkschen huur
prijs van 825.te verhuren aan Ir. J. M. Bademaker,
alhier, met bepaling, dat de huur verder geacht wordt
telkens voor den tijd van één jaar, tegen denzelfden huur
prijs en onder dezelfde voorwaarden te zijn verlengd, indien
zij niet drie maanden voor het eindigen van den huur
termijn schriftelijk door een der partijen is opgezegd, zullende
de huur echter in elk geval eindigen op 30 April 1937
zonder dat eenige opzegging daartoe wordt vereischt en
verder onder de in de Leeskamer ter visie liggende voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 44. Leiden, 15 Februari 1926.
Voor de huur van de ingevolge raadsbesluit van 30 No
vember 1925 (Ingek. Stukken No. 279) aangekochte perceehn
weiland in den Cronesteynpolder, Sectie M Nis 3995, 3996
en 4003, tezamen groot 2.20.30 H.A., heeft zich aangemeld
de heer H. C. Voorsluys alhier, die het land reeds van den
vorigen eigenaar, den heer J. Voorsluys, in gebruik had.
Hij wenscht de huur voorloopig voor den tijd van één
jaar aan te gaan, gerekend te zijn ingegaan den len Januari
j.l. en is bereid een huursom te betalen van 175.per
H.A. Voorts gaat hij accoord met de aan de verhuring te
verbinden gebruikelijke voorwaarden, waaronder het recht
van de gemeente om de huur tusschentijds met een termijn
van drie maanden op te zeggen.
Onder mededeeling, dat o. i. de geboden huurprijs vol
doende kan worden geacht, geven wij Uwe Vergadering, in
overeenstemming met het advies van de Commissie van
Beheer over het Grondbedrijf, in overweging de perceelen
weiland in den Cronesteynpolder, Sectie M nis 3995, 3996
en 4003, tezamen groot 2.20.30 H.A., voor den tijd van één
jaar, gerekend te zijn ingegaan den len Januari 1926, tegen
een huurprijs van 175.per H.A. te verhuren aan H. C.
Voorsluys, alhier, zulks onder de in de Leeskamer ter visie
liggende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
N#. 45. Leiden, 15 Februari 1926.
In verband met de omstandigheid, dat op 20 Maart 1926
de huur eindigt van het z. g. venduhuis, laatstelijk aan de
Vereeniging van Leidsche Notarissen verhuurd ingevolge
Uw besluit van 2 Maart 1916 (Ingek. Stukken No. 40),
verzocht de pachter van den Burcht en de Graanbeurs,
de heer A. Backer, aan ons College om het daarheen te
leiden, dat het venduhuis voortaan niet meer aan genoemde
vereeniging, doch aan hem, adressant, wordt verpacht.
Dit verzoek vindt voornamelijk zijn oorzaak in het streven
van den heer Backer, om den onooglijken toestand, die
het gevolg is van de uitstalling op het binnenplein van de
ten verkoop aangeboden roerende goederen, en waardoor
hij zich in de ontwikkeling van zijn bedrijf ziet belemmerd,
op te heffen.
Inderdaad moet worden erkend, dat de tegenwoordige
toestand, waardoor een paar dagen per week „deze binnen
plaats meer gelijkt op een opslagplaats van afbraak dan op
den toegang tot een veel bezochte bezienswaardigheid van
Leiden", zooals het bestuur van de Vereeniging tot Bevor
dering van het Vreemdelingenverkeer in een adres aan ons
schrijft, niet wel in overeenstemming is met de historische
beteekenis van den „Burcht". Deze aangelegenheid had dan
ook reeds geruimen tijd, onafhankelijk van de wenschen
van den heer Backer, onze aandacht, doch waar de huur
met de Notarissen-Vereeniging nog tot 20 Maart 1926 liep,
konden voorshands geen afdoende maatregelen tot verbe
tering worden genomen.
Nu echter, in verband met het spoedig afloopen van de
huur een beslissing moet worden genomen omtrent de verdere
bestemming van het notarishuis, is het oogenblik aange
broken, een oplossing in deze te zoeken.
Gelijk werd opgemerkt, ook ons College was reeds lang
van oordeel dat de huidige toestand, vooral wat het gebruik
van het binnenplein betreft, niet weder voor onbepaalden
tijd mocht worden bestendigd. Aangezien het ons bovendien
niet ongewenscht toescheen, dat de hötelgelegenheid te dezer
stede werd uitgebreid, werden met den heer Backer en met
het bestuur der vereeniging besprekingen gevoerd, hiertoe
strekkende, dat laatstgenoemde haar bedrijf naar een gebouw
elders in de stad zou overbrengen en dat het venduhuis
met de woning van den vendumeester (concierge) aan den
heer Backer zou worden verhuurd, onder verplichting zijner
zijds intusschen, om eenige vertrekken, voorloopig b.v. een
vijftal, tot hötelkamers in te richten. De overige ruimte
kon dan voorshands voor het houden van vergaderingen,
enz. worden gebruikt. Om voorts den overgang voor de
vereeniging te vergemakkelijken, werden haar faciliteiten in
uitzicht gesteld, o.m. hierin bestaande, dat het venduhuis
tot 1 Mei 1927 door den heer Backer tot hare beschikking
zou worden gesteld. Het ten toon stellen van goederen zagen
wij daarentegen gaarne reeds op 1 Mei 1926 geëindigd.
Deze regeling zou ongetwijfeld het aanzien van den Burcht
en van de daarbij behoorende gebouwen niet weinig ver-
hoogen: het binnenplein zou den bezoekers geen aanstoot
meer geven wegens de verschillende voorwerpen, die daarop
dikwijls uitgespreid liggen en inzonderheid het venduhuis
(het voormalige hötel) verkreeg een bestemming meer over
eenkomstig zijn oorspronkelijk karakter.
Met genoegen mochten wij constateeren, dat het bestuur
van de vereeniging. hoewel dit uiteraard liever nog eenige
jaren in het venduhuis was gebleven, toch het standpunt
van de gemeente eerbiedigde en dan ook bereid werd be
vonden aan een oplossing in den door ons gewenschten
geest mede te werken.
Aangezien het geenszins onze bedoeling was der vereeniging
moeilijkheden te berokkenen door haar tot een al te spoedig