278 MAANDAG 21 DECEMBER 1925. daarmede rekening te houden bij de berekening van de annuïteit, zoodat men zoo spoedig mogelijk, misschien reeds na een paar maanden, als men eerder slaagt, de verlaging zal kunnen doen ingaan. Het voorgestelde is een voorloopige maatregel voor een half jaar, om reeds thans te komen tot eenige verlaging. Voor het verwijt van den heer Dubbeldeman, dat de ge meente, in plaats van zich een offer te getroosten, aan deze woninghuren geld zou hebben verdiend, was geen reden, want gesteld dat de rente een fractie te hoog was geweest, dan stonden daartegenover groote risico's, welke de gemeente bij deze huizen-exploitatie draagt. De heer Kooistra voegt spreker toe, dat die hierbij niet in aanmerking mogen worden genomen, maar spreker ontkent dat. De gemeente heeft zich zeker daarvoor offers getroost, zoodat de beschuldiging, als zou de gemeente daaruit profijt trekken, afgewezen moet worden. Inderdaad heeft den Haag in den loop van dit jaar enkele leeningen tegen een rente van 5.5% gesloten: in Mei, in Juli en in December. Nu wordt zoo gewezen op de voort varendheid van den Haag, maar het zou voor die gemeente wel zoo voordeelig geweest zijn, als zij b.v. de leening van Mei niet gesloten had en daarmede gewacht had tot December, want dan had zij die leening waarschijnlijk tegen lagere rente kunnen afsluiten. Het verschil in rentetype kan zoo gering zijn, dat het niet de moeite waard is om tot conversie van een leening over te gaan, zoodat de activiteit van het Haagsche gemeentebestuur misschien wel een nadeel geweest is voor den woningbouw. Nu zegt de heer Dubbeldeman, dat de gemeente, die crediet- waardig is, het goedkoopste op de markt terecht komt, maar dat is toch niet de eenige factor. Van veel gewicht is ook, dat men op het juiste oogenblik met een leening komt. Dat blijkt reeds uit hetgeen medegedeeld is omtrent de leening, door den Haag in Mei j.l. gesloten. Burgemeester en Wethouders van Leiden hebben het totnogtoe niet het juiste oogenblik geacht om met een leening aan de markt te komen, maar het College is in deze diligent en het hoopt binnen korten tijd met een desbetreffend voorstel bij den Raad te zullen kunnen komen, waarvan dan ook onmiddellijk de woningbouwvereenigingen zullen profiteereri. Spreker wil daarom den Raad in overweging geven om dit voorstel, hetwelk niets anders is dan een voorloopig voorstel, te aanvaarden, in afwachting van de andere en naar spreker hoopt betere voorstellen, welke het College aan den Raad zal doen. De heer Dubbeldeman acht de verlaging van 5,5 tot 5 ook niet zoo heel veel, maar voor de menschen, die de hooge huren moeten betalen, versmaadt hij zelfs geen kwartje en als het moet ook niet 12| cent, want er zijn er zeer velen onder, die zelfs gebrek hebben aan die 12| cent. Voor men schen, die reeds sedert lang werkloos zijn en f 12.steun per week genieten en een huur van 4.— tot ƒ4.50 moeten betalen, beteekent 12f cent zeer veel. Het is dus wel de moeite waard om voor renteverlaging te strijden. Dat het gevaarlijk zou zijn voor de gemeente om bij het Rijk af te lossen, omdat het Rijk dan waarschijnlijk later geen rekening zou houden met hetgeen de gemeente reeds heeft gedaan in het belang van de menschen, die die hooge huren hadden betaald, kan spreker moeilijk aannemen. Het Rijk zou toch wel weten hoeveel kapitaal de gemeente na de aflossing in de gestichte woningen had gestoken en, als er dan afgeschreven moest worden, waarmede werd erkend, dat de huren te hoog waren, zou het voor het Rijk precies hetzelfde blijven of het al dan niet zelf belanghebbende was. Spreker dankt den heer Witmans bij voorbaat voor den steun, welken deze aan het door spreker in te dienen voorstel heeft toegezegd. Spreker komt thans tot het betoog van den Wethouder. Het spijt hem, dat de heer Bomli een groot deel van den lof, hem indertijd door den Raadsvoorzitter toegezwaaid, heeft moeten inboeten, maar hij gelooft niet, dat de bewering van den heer Sanders opgaat. Diens betoog maakte den indruk van niet sterk te zijn. Het spreekt van zelf, dat het eenig verschil maakt wie voor dit doel de geldschieter is: een par ticuliere instelling of de gemeente. Men behoeft natuurlijk niet bij particulieren om geld te komen, als het vooruitzicht bestaat, dat er later afgeschreven moet worden en niet het volle pond wordt terug betaald, maar voor de gemeente staat het anders. Deze steunde niet, omdat zij zich zoo gaarne op dit terrein begaf, maar omdat het noodig was. De gemeente en zij, die hun stem aan de voorstellen van Burgemeester en Wethouders hebben gegeven, wisten, dat er later, wanneer de conjunctuur terugliep en de toestanden normaal werden, 30% of 35% als onin vorderbaar zou moeten worden afge schreven. Wie dat niet geweten heeft, is een uilskuiken en zulke menschen vindt men niet onder de Raadsleden. Men was er op voorbereid en in dat licht beschouwd heeft de heer Bomli gelijk. Kan men van particulieren 50% of 60% van het noodige kapitaal krijgen, dan moet de gemeenschap bijspringen en dan moet zij niet minder, maar niet meer in rekening brengen dan zij zelve aan rente betaalt. Nu is noch uit de stukken noch uit de rede van den Wethouder gebleken, dat de gemeente hier niet meer in rekening brengt. De gemeente heeft op het oogenblik in déposito belangrijke bedragen van verschillende instellingen enz. der gemeente, waarvoor slechts 3 vergoed wordt. Dientengevolge heeft de gemeente niet meer zooveel geld op te nemen voor kasgeld, maar logisch zou het zijn, dat in de eerste plaats de woning bouwvereenigingen gesteund werden met het geld, dat de gemeente op die wijze minder uitgeeft. Thans komt het niet uitsluitend ten goede aan de menschen, die het noodig heb ben, n.l. de stakkers, die in deze huizen wonen en veel te hooge huren moeten betalen. En toch moet alles gedaan worden om de menschen te helpen, die het zwaarst gedrukt worden, al moet het een offer kosten aan degenen, die het beter kunnen betalen, ook onder de arbeiders. De Wethouder heeft ook gesproken over het risico. Ja, er zal afgeschreven moeten worden, binnen niet te langen tijd. De loonen gaan steeds naar beneden en de menschen kunnen niet de hooge huren blijven betalen. Ook zal het noodig zijn, zooals de heer Bomli schrijft, om een schrap te halen door hetgeen de menschen zoozeer achter zijn in het betalen van de huur. De voortvarendheid van den Haag zou niet zoo goed zijn geweest. Och, het initiatief is ook veel waard. Als men niets doet en altijd de kat uit den boom wil kijken, dan brandt men niet gemakkelijk zijn vingers, maar zoodoende komt er niets tot stand. Er zijn altijd menschen, groepen, instellingen, die de spits moeten afbijten, en het gaat niet aan om deswege een verwijt te uiten. Dat is misplaatsthet zou voor Leiden een sieraad zijn, als het in deze het initiatief genomen had en niet op den Haag had gewacht. Spreker geeft toe, dat behalve credietwaardigheid nog andere dingen kunnen medewerken tot het doen slagen van de uitgifte van een leening, en hij meent, dat wat dat betreft de Wet houder in samenwerking met den Burgemeester wel wat kan doen. De ernstige wil moet vooropstaan. Men moet doordron gen zijn van de noodzakelijkheid, dat de toestand van thans niet mag blijven gelijk hij is. Elke kleinigheid is voor de menschen, die het zwaarst getroffen worden, al een zekere opluchting. Laat men zoo voortgaan maar niet terugkrabbelen. Men kan gerust 5 lezen waar Burgemeester en Wethou ders 5| voorstellen. Wordt over 1926 5 in plaats van 5| in rekening gebracht, dan zal over een jaar bij het opmaken van de rekening blijken, dat het de gemeente geen cent heeft gekost. De Wethouder heeft niet met cijfers kun nen aantoonen, hoeveel de gemeente zal tekortkomen of over houden, als 5% in rekening wordt gebracht en hoeveel het tekort of het overschot zal bedragen, als 5-|% wordt be rekend. De heer Kooistra hoopt, waar het voorgestelde volgens den Wethouder een voorloopige maatregel is en Burgemeester en Wethouders diligent zullen blijven, dat diligent zijn ook betrekking zal hebben op de 1.572.000.welk bedr ag mede door het Rijk is geleend tegen een rente van 6 Het is wel de moeite waard eens met de Regeering te gaan praten ten einde te trachten die rente verlaagd te krijgen, b.v. tot 4£%. De Wethouder heeft vergeten een leening van 10 December te noemen. Dat is een leening, welke den Haag had gesloten met de Postspaarbank en welke die gemeente had opgezegd, evenals eenige andere leeningen, b.v. met het Pensioenfonds, en vervangen door een leening van 4| Spreker herhaalt zijn vraag, in eerste instantie gedaan, of Burgemeester en Wethouders reeds eenige poging hebben gedaan om leeningen op voordeeliger voorwaarden te sluiten. De heer Knuttel zegt in het antwoord van den Wethouder niet veel argumenten voor 5| te hebben gehoord, omdat de heer Sanders als een type van een mogelijke leening voor de gemeente alleen noemde een van 4| en sprak van de mogelijkheid van een %-leening. Vast staat in elk geval, dat de verwachting is, dat het percentage blijft beneden de 5 Nu wordt, zoolang er geen leening is gesloten, het noodige kapitaal gevonden uit de déposito's van de bedrijven, waarvoor 3% rente wordt betaald, zoo noodig alleen aangevuld door opneming van tijdelijk kasgeld, en het is volkomen willekeur, dat de gemeente tegenover de woningbouwvereeni gingen doet alsof zij voor die déposito's een hoogere rente betaalt dan zij bij het aangaan van een leening op de openbare markt zou moeten geven. Het is een zeer bescheiden eisch, dat de rente zal worden gebracht op de déposito-rente, welke de gemeente betaalt. Het tweede argument, dat dit een zeer voorloopige regeling is, kan even goed pleiten voor 5 als voor 5£ Als het slechts voor een paar maanden is, kan er geen bezwaar zijn om de rente op 5 te stellen en het is ook gewenscht dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 6