276 MAANDAG 21 DECEMBER 1925. Spreker zal dus stemmen tegen het voorstel van den heer van Stralen en voor het voorstel van het College. De heer Sanders wil ernstig waarschuwen tegen aanneming van het voorstel van den heer van Stralen. Het geldt hier een zeer ernstige zaak. Het drukken van het Verslag is een buitengewoon moeilijk werk en men moet de noodige zeker heid hebben, dat alles vlot van stapel loopt, want er moet dikwijls met spoed worden gewerkt. In de firma Groen heeft men een garantie, dat aan die eischen steeds zal worden voldaan en dat vindt hierin zijn oorzaak, dat de lirma Groen, in tegen stelling met andere drukkers, veel voor periodieken werkt en daardoor in de gelegenheid is om, wanneer er spoedwerk van de gemeente komt, die periodieken stop te zetten. De gemeente is daardoor met dit drukwerk op uitstekende wijze geholpen. Spreker moet ten sterkste ontraden om het contract slechts voor één jaar te verlengen, omdat met de firma Groen onder handelingen zijn aangeknoopt over een verlenging voor drie jaar. Burgemeester en Wethouders zullen dus bij aanneming van het voorstel van den heer van Stralen opnieuw moeten gaan onderhandelen en, als de lirma Groen dan bezwaar maakt of andere conditie's gaat stellen, zit men voor het volgende jaar vast. Wat de blanco pagina's betreft, dat is ten slotte niets anders dan een rekensommetje. Als gevraagd was wat de firma berekende voor bedrukte en wat voor blanco pagina's, dan waren die prijzen misschien respectievelijk geweest 17.75 en 0.10 of f 0.25, maar dan was de doorsneeprijs dezelfde geweest. De firma Groen kan geen invloed uitoefenen op het aantal blanco pagina's; dat hangt van de gemeente at. In dit opzicht bestaat er dus niet het minste gevaar. De heer Zuidema wijst er op, dat Burgemeester en Wet houders dit voorsiel aan den Raad ter behandeling voorleggen en dan zeggen, dat de Raad het moet goedkeuren met het oog op. het teit, dat de tijd verstreken is. Dat acht spreker geen goede manier van behandelen. Bovendien noemt spreker dat bezwaar overdreven, omdat de firma Groen ongetwijfeld een verlenging van de opdracht met een jaar zal aanvaarden. Mocht dat evenwel niet het geval zijn, dan zullen er wel anderen zijn, die de levering op zich zullen willen nemen. De heer Eerdmans wijst er op, dat het zeer lang duurt, voordat de verslagen uitkomen. Wij moesten het raadsverslag toch voor de eerstvolgende zitting ontvangen. Vroeger toen de Raad om de 14 dagen vergaderde was dit misschien niet mogelijk, maar nu de Raad zoowat om de maand vergadert, gebeurt dit ook niet. Spreker weet wel, dat de stenografen veel te doen hebben, maar ook nadat de Raadsleden de stenogrammen hebben gekregen, duurt het nog geruimen tijd, alvorens de verslagen verschijnen. Wil men verwijzen naar hetgeen men in een vorige vergadering heeft gezegd, dan moet men dat doen op zijn eigen geheugen of aan de hand van hetgeen toevallig in een dagblad is opgenomen. Daarom is spreker er niet van doordrongen, dat het zoo prachtig gaat. Hij gelooft, dat de firma Groen, als die het gemeentewerk zoo tusschen de periodieken door doet, zooals de heer Sanders zegt, deze dan ook wel eens laat vóórgaan. De heer Wilmer meent, dat men uit het laat verschijnen van het Raadsverslag niet mag opmaken, dat de firma Groen langzaam werkt. Dat kan zeer zeker liggen hieraan, dat de Raadsleden de copy te lang onder zich houden. Dit komt dan ook herhaaldelijk voor. De heer Sanders wil omtrent dit punt nog doen opmerken, dat van de zijde van het Gemeentebestuur daarop voortdurend contróle wordt uitgeoefend, en kan dan ook verklaren, dat de vertraging in de aflevering nooit is te wijten aan deze firma. De oorzaak daarvan is inderdaad, dat verschillende Raadsleden wel eens te lang wachten met toezending van hunne copy. Het voorstel van den heer van Stralen, nader in dien zin gewijzigd, dat het als amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekt om daarin in plaats van »3 jaren" te lezen »1 jaar", wordt met 18 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Witmans, van Stralen, Schüller, Baart, mevrouw van Itallie van Embden, de heeren Eerdmans, Wilmer, Eikerbout, Knuttel, Kooistra, Groeneveld, van Eek, Oostdam, Verweij, Zuidema, Spendel en Dubbeldeman. Tegen stemmende heeren Heemskerk, van der Reijden, Sijtsma, Bergers, van Rosmalen, Splinter, Huurman, Deumer, Coster, Mulder, Meijnen, Sanders en de Voorzitter. (De heeren Knuttel, Kooistra en Groeneveld waren inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heer Wilbrink deze inmiddels had verlaten). Het aldus geamendeerd voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De heer Kooistra verklaart op de desbetreffende vraag van den Voorzitter de benoeming tot plaatsvervangend lid der Commissie, bedoeld in art. 2, le lid, sub 3° der verordening, houdende Reglement voor de Commissiën van Advies betref fende de arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden, aan te nemen. XI. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen ten aanzien van een 6-tal premiebouwplannen, over het tijdvak van 1 Januari 1926 tot en met 30 Juni 1926 genoegen te nemen met de ontvangst van een annuïteit, berekend naar een rente van 5^%, tevens praeadvies op het door de Federatie van te Leiden en Omstreken gevestigde Woningbouwvereeni- gingen ter zake ingediend adres. (Zie lug. St. Nis. 292 en 293.) De heer Dubbeldeman is dit voorstel en dit praeadvies op het adres van de Federatie van Woningbouwvereenigingen niet zoo bijzonder sympathiek gezind. Dit voorstel maakt op hem den indruk van meer een verlegenheidsvoorstel te zijn. Uit de pers is bekend, dat hier en daar in den lande, vooral in plaatsen, waar enkelen van sprekers partijgenooten aan het roer zijn, op dit gebied reeds iets is gedaan, dat heel wat verder gaat dan hetgeen Burgemeester en Wethouders hier aan den Raad voorzetten. Ofschoon het voor Raadsleden altijd zeer moeilijk is om in deze zoo goed te zijn ingelicht als Burgemeester en Wethouders, omdat zij niet over ambte naren beschikken en de stukken steeds zeer laat ontvangen, brengt zelfs een oppervlakkige beschouwing van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders hen reeds tot de over tuiging, dat het College wel iets verder had kunnen gaan. Spreker verwijst naar het ingezonden stuk van den heer P. J. Bomli, voorkomend in het Leidsch Dagblad van Zaterdag j.l., en verzoekt den Wethouder de argumenten en bestrijdingen, welke de heer Bomli bezigde, van wien de permanente Voorzitter van den Raad kort geleden verklaarde, dat het iemand was om mede in zee te gaan, te beschouwen als door spreker in den Raad naarvoren gebracht en daarop te antwoorden. Voor eerst zegt de heer Bomli, dat het laten ingaan van de ver laagde annuïteit op 1 Januari 1926 een teleurstelling is, omdat de verlaging van den rentevoet reeds dateert van minstens 9 maanden geleden en misschien langer. Verder wijst de schrijver er op, dat aan »de Eendracht" reeds begin April 1925 een bouwcrediet, om te zetten in een hypotheek, werd aangeboden tegen een rentevoet van 5 als niet meer dan 50 van de bouwkosten werd gevraagd, en 5.5 als 60 °/o moest gefourneerd worden. Dat zou dan betroffen hebben een leening van 3 ton. Daarna is nog ver scheidene malen een aanbod gedaan tegen 5 terwijl van verscheidene kanten het Gemeentebestuur daarvan op de hoogte gesteld is, met verzoek om medewerking. Met dit voor oogen mag men toch zeggen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders allerstumperigst is. Het komt eigenlijk hierop neder, dat er geen sprake is van het helpen van de menschen, die noodgedwongen die hooge huren moeten betalen, maar dat de gemeente er een slaatje uitslaat. Het is grenzenloos onbillijk te achten, dat de huurders hooge huren moeten betalen om een annuïteit van 6 op te brengen, terwijl de rentevoet sedert 9 maanden al 5% is. De gemeente krijgt over 1925 een rente uit de woninghuren, welke grooter is dan de rentevoet over 1925 geweest is, en in plaats van zich een offer te getroosten ten einde den arbeiders in de hooge huren tegemoet te komen verdient de gemeente aan hen! Het is dan ook onbegrijpelijk, dat Burge meester en Wethouders met dit voorstel komen. Het is onverdedigbaar en de datum, waarop de verlaagde annuïteit ingaat, zou eerder op 1 Januari 1925 gesteld moeten worden. Wat betreft de door het Rijk te verleenen voorschotten, men kan niet vooruitloopen op het resultaat, hetwelk het Gemeentebestuur bij de Regeering zal bereiken wat betreft de pogingen om deD rentevoet verlaagd te krijgen, zoo zegt de heer Bomli, maar hij wijst er toch op, dat het 't Gemeente bestuur van den Haag is mogen gelukken om niet alleen een lageren rentevoet te verkrijgen, doch ook toestemming te bekomen om de geleende kapitalen af te lossen met de door nieuwe leenfngen verkregen kapitalen. De gemeente den Haag plaatste een obligatie-leening tegen 4.5 aflosbaar in 40 jaar, loste de Rijksleening af en kon door den lageren rentevoet de huren aanmerkelijk verlagen. Deze kwestie is hier reeds meermalen besproken en Burge meester en Wethouders zijn er altijd in geslaagd aan te toonen, dat de voorstellen, welke van de zijde van sprekers fractie werden gedaan om de huren eenigszins te verlagen, o.a. een voorstel van spreker tot verlenging van de annuïteit, speciaal van den grond, van weinig beteekenis waren. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 4