274
MAANDAG 21 DECEMBER 1925.
IV. Voorstel tot overplaatsing van Mej. J. B. van Heuven,
onderwijzeres aan de school Duivenbodestraat A, naar de school
Langebrug A.
(Zie lug. St. No. 295.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Voorstel in zake het sluiten van kasgeldleeningen, ge
durende het 1ste kwartaal 1926.
(Zie Ing. St. No. 287.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VI. Verordening, tot wijziging van de verordening van 2
Augustus 1920 (Gem.blad No. 35), betreffende het verleenen
van een bijslag op de pensioenen aan Gemeente-ambtenaren
en hunne weduwen en weezen, toegekend krachtens de ver
ordening, regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld
aan gemeente-ambtenaren en de verordening, regelende het
verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van
Gemeente-ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van
26 Maart 1914.
(Zie Ing. St. No. 286).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Witmans wijst er op, dat telken jare dergelijk
voorstel komt en wil vragen, of het niet mogelijk zou zijn
dat deze bijslag op pensioenen permanent werd toegekend,
zoodat men ter zake een vaste regeling zou krijgen.
Thans hangt elk jaar dezen menschen het zwaard van
Damocles boven het hoofd, dat dergelijk voorstel niet gedaan
wordt, hetgeen voor hen zou beteekenen, dat zij dien bijslag
niet meer zouden krijgen.
De heer Sanders zegt, dat de zaak aldus in elkaar zit:
Bij artikel 6 van de wet van 29 Mei 1920 werd aan de
gemeentebesturen de bevoegdheid verleend om de pensioenen
aan gemeente-ambtenaren toegekend krachtens de Pensioenwet
voor de gemeente-ambtenaren en de weduwenpensioenen
ingevolge de Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren te
verhoogen met ten hoogste 40*/o, ingaande 1 Januari 1920,
doch slechts voor die ambtenaren, wier wedden niet na 1
Januari 1919 bij een algemeene herziening werden verhoogd.
Het verleenen van deze bevoegdheid moest uitdrukkelijk bij
de wet worden geregeld, omdat de gemeenten zich sedert
1 October 1913, het tijdstip van het in werking treden van
de rijksregeling, niet meer mochten bemoeien met de pension-
neering van haar ambtenaren.
Bij bet verleenen van de bevoegdheid tot verhooging van
de pensioenen heeft de wetgever echter vergeten, dat er, behalve
de krachtens evengenoemde wetten toegekende pensioenen,
nog andere gemeente-pensioenen waren, en wel:
a. de pensioenen, verleend vóór 1 October 1913, krachtens
de gemeentelijke pensioen verordening;
b. de pensioenen, verleend na 1 October 1913.
Eerstgenoemde rubriek valt onder de wet, de tweede niet,
zoodat voor deze een speciale regeling getroffen moest worden.
Met het oog daarop, gaf de Minister van Financiën in over
weging aan dit bezwaar tegemoet te komen door het ver
leenen van een telken jare vast te stellen bijslag op het
pensioen, een maatregel, waartoe de gemeenten zonder verdere
machtiging konden besluiten.
Dit is de reden, waarom ieder jaar dit besluit moet worden
genomeD.
De heer Witmans dankt den Wethouder voor diens inlich
tingen, waaruit blijkt, dat wettelijke bezwaren zich verzetten
tegen het definitief toekennen van dien bijslag van 40
Gezien hetgeen er met de Rijksambtenaren gebeurt, zou
spreker er de voorkeur aan geven, indien die oud-gemeente
ambtenaren een wettelijk recht op dien bijslag kregen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening
wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
VII. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen
de verschillende lokalen der Stads-Gehoorzaal tegen verminderd
tarief af te staan aan de Leidsche Pluimvee-Vereeniging ten
behoeve van hare in Januari a.s. te houden tentoonstelling.
(Zie Ing. St. No. 288.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel tot ingebruikgeving van eenige localiteiten
van het perceel Pieterskerkgracht No. 11, resp. aan de ver-
eeriiging «Armenzorg" en aan de vereeniging «Schoolkinder
voeding en -kleeding" en tot vaststelling van den desbetreffenden
begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 289).
Wordt zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel tot verhuring van verschillende perceelen wei
en teelland.
(Zie Ing. St. No. 290.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Voorstel in zake de opdracht van de levering van de
Ingekomen Stukken en van een gedrukt steno-analytisch
verslag van de Handelingen van den Gemeenteraad, aan de
N.V. Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij v.h. J. J. Groen
en Zoon.
(Zie Ing. St. No. 291.)
De heer Zuidema heeft in het algemeen geen bezwaar
tegen dit voorstel. Een verbetering is het aannemen van een
vast bedrag per pagina. De prijs, welken de gemeente zal
hebben te betalen, is, naar spreker bij informatie bleek, wel
niet aan den lagen kant, maar een buitenstaander kan daar
over niet precies oordeelen, omdat er allerlei dingen bijkomen,
o. a. het heen- en weerbrengen van de copy naar en van
de Raadsleden.
Waar het hier echter een zoo belangrijke leverantie geldt
en het gaat over een contract voor drie jaar, had spreker
het gewenscht geacht, dat ook andere drukkers in de gele
genheid waren gesteld in te schrijven.
De firma Groen moge, zooals Burgemeester en Wethouders
zeggen, de gemeente steeds goed bediend hebben, daartegen
over staat toch, dat de gemeente ook altijd zeer goed betaald
heeft. Dat is dus niet iets wat men die firma als bijzondere
verdienste zou kunnen aanmerken.
De heer van Stralen zegt, dat zijne fractie van meening
is, dat, even goed als de gemeente wat betreft ander druk
werk in den regel overgaat tot het aanbesteden of het vragen
van prijsopgaaf aan verschillende drukkers, ook ten opzichte
van dit gemeentelijk drukwerk hetzelfde moet toegepast wor
den. Er is geen reden om te veronderstellen, dat het hier
ook niet zou kunnen. Er zullen ook wel andere drukkers
hier ter stede zijn, in staat om dit werk naar behooren uit
te voeren.
Ook heeft spreker er bezwaar tegen, dat Burgemeester en
Wethouders op het allerlaatste oogenblik met dit voorstel
komen; dientengevolge is het zoo goed als ondoenlijk om in
het ontwerp-contract nog wijziging te brengen. Met het oog
daarop zou het overweging verdienen om thans niet een
3-jarig maar een 1-jarig contract met de firma Groen aan
te gaan, zoodat in 1926 gelegenheid zal zijn om te overwegen,
wat daarna zal moeten gebeuren.
Wat betreft den prijs, zeggen Burgemeester en Wethouders,
dat bij hen tegen toepassing van de minimum-tariefprijzen
der Nederlandsche Drukkerijbonden bezwaar bestaat, omdat
het zoo moeilijk te berekenen is. Dat geeft spreker toe, maar
hij wil vragen, of er geene moeilijkheden te wachten zijn,
wanneer de firma gaat leveren tegen een prijs, die niet over
eenkomstig die minimum-tarieven is.
Thans wordt voorgesteld een prijs van 15.25 per pagina.
Spreker wil vragen, of deze prijs ook zal gelden voor niet
geheel bedrukte en onbedrukte pagina's, die nog al eens voor
komen. Het zou alleszins voor de hand liggen, dat ten
opzichte van dergelijke pagina's een andere regeling werd
getroffen.
Verder heeft spreker bezwaar tegen de uitlating van het
College: «Echter zal in nog meerdere mate naar bekorting
moeten worden gestreefd en zal het verslag nog meer beperkt
moeten worden tot den zakelijken inhoud van het gesprokene."
Het tegenwoordig verslag beperkt zich reeds vrijwel tot
het zakelijke en verdere beperking zou spreker en diens
partijgenooten niet aangenaam zijn. Het laatste stenografisch
verslag besloeg over het geheele jaar 614 bladzijden en in
1924 telde het steno-analytisch verslag slechts 355 bladzijden,
dus ongeveer de helft.
Spreker heeft allen lof voor de wijze, waarop het Raads-
verslag thans wordt samengesteld, maar, indien tot verdere