284 MAANDAG 21 DECEMBER 1925. keering krijgen en in hun kosthuizen veel kostgeld moeten betalen, uitsluit. Spreker zal zoo noodig bij amendement voor stellen die menschen ook op te nemen. De Voorzitter zegt, dat door den heer Zuidema een motie is ingediend, luidende: »De Raad spreekt de wenschelijkheid uit dat door het Burgerlijk Armbestuur en de Crisiscommissie in de Kerstweek met de bijzondere behoeften gedurende de feestdagen rekening wordt gehouden." Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Baart moet iets zeggen naar aanleiding van de opmerking van den heer Sanders, dat alleen van de zijde van den Leidschen Bestuurdersbond een adres is ingekomen en niet van de overige vakcentraie's. Vandaag is bekend geworden, dat o. a. de Christelijke Bestuurdersbond het op prijs zou hebben gesteld, indien, de Leidsche Bestuur dersbond zich met dien bond in verbinding had gesteld om gezamenlijk te adresseeren. De reden, waarom dat ditmaal niet is geschied, is deze, dat bij een vorige gelegenheid, toen het ging over het behouden van bepaalde categorieën van werk- loozen in de steunverleening, de Christelijke Bestuurdersbond niet bereid was te zamen met den Leidschen Bestuurdersbond een adres in te zenden. Het is dus niet onmogelijk, dat bij volgende gelegenheden daarmede rekening zal worden gehouden. De Leidsche Bestuurdersbond is tot samenwerking bereid. Wat de steunverleening betreft, gaat het alleen om personen, die uitkeering van den steun krijgen, en nu is het zoo, dat alleen gesteund worden menschen, die bij hunne organisatie zijn uitgetrokken. Spreker kan begrijpen, dat de heer van Stralen zich op het standpunt stelt, dat aan alle van gemeentewege ondersteunden die bijslag van 25 zal gegeven worden en er is dan ook alles voor te zeggen. De Wethouder meent, dat het onuitvoerbaar zou zijn, maar te Amsterdam kan het blijkbaar wel. Daar heeft de Burge meester gezegd: Burgemeester en Wethouders zullen trachten het aldus te regelen, dat een bedrag over de schijf van het Burgerlijk Armbestuur beschikbaar gesteld wordt, zoodat die instelling gelegenheid heelt om dat bedrag uit te keeren naast de gewone steunverleening. Dat zou hier toch ook kunnen gebeuren. Het is noodig, dat er iets gedaan wordt; de nood is hoog; de menschen hebben niet eens behoorlijke kleeren, waarin zij zich bij een werkgever kunnen presenteeren om werk. De heer Bergers wenscht den heer van Stralen een wenk en een goeden raad te geven. Als de heer van Stralen werkelijk het waarachtig belang van de werkloozen wil behartigen, dan moet hij voortaan, wanneer hij weder dergelijke motie wil indienen, daarmede niet op het laatste nippertje komen en dan moet hij ook trachten om in contact te komen met deze zijde, waar even eens menschen zitten, die veel gevoelen voor werkloozen en arme menschen. Dan zou de heer van Stralen niet zoo een zijdig blijven. Het optreden van de overzijde maakt nu den indruk, dat men tracht om anderen een vlieg af te vangen. De heer Heemskerk kan de principiëele bezwaren, door den Wethouder aangevoerd, niet deelen. Bovendien is aan veel van hetgeen de Wethouder tegen het voorstel van den heer van Stralen heeft aangevoerd door sprekers voorstel tegemoet gekomen. Daarin wordt gesproken, niet van werk loozen, maar ondersteunden, maar ook van kostwinners, omdat die den meesten steun noodig hebben, terwijl sprekers bedoeling is niet uit te schakelen de menschen, die niet werkloos zijn, maar om andere redenen door het Burgerlijk Armbestuur worden ondersteund. Verder staat er in de motie »ten hoogste 25%" teneinde tegemoet te komen aan het bezwaar van den heer Sanders, dat zich gevallen kunnen voordoen, waarin het hoofd van het gezin b.v. slechts enkele dagen werkloos is ,en er dus reden kan wezen om minder dan 25 boven de gewone ondersteuning te gaan. De heer Zuidema zegt blijkbaar verkeerd te zijn verstaan of verkeerd te zijn begrepen. Het gaat niet over personen, maar over een verschillend standpunt, dat men inneemt. Hij staat op het standpunt, dat de particuliere liefdadigheid moet voorgaan en zooveel mogelijk moet worden bevorderd, terwijl anderen het standpunt innemen, dat de menschen moeten worden gehouden uit de klauwen van de particuliere lief dadigheid, zooals de heer Knuttel het uitdrukte, en de steun uit de gemeentekas moet komen. Spreker heeft gevraagd, of het Burgerlijk Armbestuur en het Steuncomité b.v. met de Kerstdagen rekening houden met de bijzondere omstandigheden dan wel steeds volgens een vaste lijn werken, maar daarop heeft de Wethouder niet geantwoord en daarom heeft spreker een motie ingediend, met de bedoeling aan Burgemeester en Wethouders een wenk te geven, dat het gewenscht kan zijn in die richting iets te doen. Wordt in die richting gegaan, dan kan de motie worden ingetrokken, maar het lijkt spreker gewenscht, dat de mogelijkheid bestaat om in bepaalde gevallen iets extra's te doen. De heer Sandebs wil antwoorden aan den heer van Stralen, die het College het middel aan de hand heeft gedaan, hetwelk de Burgemeester van Amsterdam in overweging heeft gegeven, n.l. de zaak over het Burgerlijk Armbestuur te laten loopen, dat een dergelijk besluit reeds door de Kroon is vernietigd, waarbij de uitspraak luidde: »0 ver wegende: dat het bovengenoemd raadsbesluit o.a. de strekking heeft om de te Almelo bestaande Provisorie of Algemeene Armenstaat, zijnde eene burgerlijke instelling van weldadigheid in den zin der armenwet, in de gelegenheid te stellen ter uitvoering van voornoemd raadsbesluit enkele uitgaven in eens te doen aan bepaalde groepen van werk loozen te Almelo over een gelijk aantal dagen; dat op deze ondersteuning de regels der armenwet van toepassing zijn; dat echter de met het doen dezer uitgave belaste instelling van weldadigheid niet in de gelegenheid is bij deze onder steuning art. 29 der armenwet toe te passen, daar zij verplicht is aan bepaalde groepen van werkloozen bepaalde ondersteu ningen te verleenen; dat deze ondersteuning in zoodanigen vorm in strijd is met de armenwet en derhalve het onderwerpelijk raadsbesluit, houdende wijziging der begrooting voor 1924-, dat tot het doen van deze ondersteuning zoude verplichten, door Gedepu teerde Staten terecht niet is goedgekeurd Gezien de gemeentewet en de armenwet; Hebben goedgevonden en verstaan: het beroep ongegrond te verklaren." Dus wanneer de heer van Stralen spreker in die richting wil dringen, dan kan hij hem daarin niet volgen. De motiën van de heeren Heemskerk en Zuidema spreken de wenschelijkheid uit, dat iets gedaan zal worden voor degenen, die door het Burgerlijk Armbestuur en de Crisiscommissie ondersteund worden. Het is practisch onmogelijk om aan die motiën uitvoering te geven. Daarin is nedergelegd een wensch om naar behoefte te steunen. Nu is dat bij het Burgerlijk Armbestuur nog mogelijk, maar niet bij de Crisiscommissie, omdat de onder steuning door deze commissie geschiedt volgens bepaalde normen, zonder rekening te houden met de omstandigheden in de betrokken gezinnen, en het zou onmogelijk zijn om nog vóór Kerstmis in al die gezinnen een onderzoek in te stellen naar de mate, waarin die bijzondere steun noodig zou zijn. De heer Huurman moet opkomen tegen de opmerking van den Wethouder, dat de uitvoering van de motie's van de heeren Heemskerk en Zuidema onmogelijk zou zijn, omdat men niet kan steunen of eerst zou moeten blijken, dat het noodig is en het ntet doenlijk is om nog vóór Kerstmis te onderzoeken, of die steun noodig is. Naar sprekers oordeel zijn alle degenen, die thans onder steund worden, hetzij door de Steuncommissie, hetzij door het Burgerlijk Armbestuur, zoodanig laboreerende. dat men niet ten hunnen aanzien eerst behoeft te gaan onderzoeken, of het noodig is. Er heerscht in die gezinnen dusdanige nood, dat er voor de Raadsleden alle aanleiding bestaat om te stemmen hetzij voor de motie van den heer Heemskerk, hetzij voor de motie van den heer Zuidema. De tweede motie van den heer Stralen, het eerst in stemming gebracht, wordt met 16 tegen 15 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, van der Reijden, Eerdmans, Bergers, Wilmer, Splinter, Huurman, Deumer, Oostdarri, Zuidema, Coster, Spendel, Mulder, Meijnen, Sanders en de Voorzitter. Vóór stemmen: mevrouw Dietrich de Rooy, de heeren Witmans, van Stralen, Schüller, Baart, mevrouw van Itallie van Embden, de heeren Sijtsma, van Rosmalen, Eikerbout, Knuttel, Kooistra, Groeneveld, van Eek, Verweij en Dubbel- deman. De Voorzitter deelt mede, dat thans nog bij hem is ingediend een amendement van den heer Knuttel, strekkende om in de motie van den heer Heemskerk achter »kost- winners" in te lasschen»en alleenstaande personen". De heer Knuttel doet opmerken, dat dit amendement, door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 12