MAANDAG 21
DECEMBER 1925.
283
De heer van Stralen wil met zijne motie dus Burgemeester
en Wethouders drijven in een richting, die niet geoorloofd
is. Hij zal echter begrijpen, dat bij aanneming der motie
Burgemeester en Wethouders zich dan ook niet in die richting
zullen laten drijven. Het zou zijn onwettig en tegen het
algemeen belang.
Men noemt andere plaatsen, maar dat moet men daar zelf
weten en daar is het ook nog niet uit.
Het beste is, dat men een voorstel doet, dan kan daarover
door Gedeputeerde Staten een uitspraak worden gedaan, maar
waar men verschillende uitspraken van de Kroon vóór zich
heeft, kan niet langs een omweg van het College verlangd
worden, dat het onwettige besluiten zal uitvoeren.
Reeds is door verschillende heeren in uiteenloopende
toonaarden aangetoond, dat aanneming van het voorstel van
den heer van Stralen niet zou zijn in het algemeen belang
en ook spreker zal dat bewijzen. Vooreerst is het voorstel
min of meer onvolledig, omdat daarin alleen wordt gesproken
van »de gezinnen der werkloozen". Er is reeds gevraagd, of
daaronder ook begrepen waren de werkloozen, die ondersteund
worden door het Burgerlijk Armbestuur en spreker zou de
vraag willen stellen, of het de bedoeling van den heer van
Stralen is dien extra steun ook uit te breiden tot hen, die
trekken uit werkloozenkasseri.
In de tweede plaats zou men in hooge mate onbillijk kun
nen zijn tegenover velen, omdat het van zelf spreekt, dat
niet iedere werklooze evenzeer behoefte heeft aan steun of
verhoogden steun. Spreker hoort stemmen van verontwaar
diging opgaan, maar de leden van de Steuncommissie zullen
toegeven, dat niet iedere arbeider, die vandaag werkloos wordt,
morgen hulpbehoevend is. Men kan gespaard hebben, er kan
een familielid, een vader of moeder wezen, die steunt; er
kunnen werkloozen zijn, die nog slechts een of twee dagen
zonder werk loopen, misschien een week, kortom, er kunnen
zich allerlei omstandigheden voordoen, waardoor onbillijk
heden worden begaan, doordat de steun wordt uitgekeerd
aan menschen, die dezen niet behoeven. Bovendien, men put
uit de gemeentekas ten behoeve van personen, onder wie er
misschien zijn, die het best kunnen gebruiken, maar er staat
tegenover, dat honderden anderen in de gemeentelijke belas
ting moeten bijdragen en dus aan deze Kerstgave moeten
medebetalen, die in even moeilijke omstandigheden verkeeren.
Deze extra uitkeering is ook in strijd met de wet, omdat
een dergelijke bedeeling moet geschieden na een persoonlijk
onderzoek. Heeft zij massaal plaats, dan kan het gemeente
geld teiecht komen daar, waar het niet noodig is.
De heer Spendel heeft een hoogdravende rede gehouden en
het Gemeentebestuur in gebreke gesteld, zich daarbij beroe
pende op den langen duur van de werkloosheid. Ja, die werk
loosheid duurt lang, maar het is de vraag, of de individuen
lang werkloos geweest zijn. Er zijn er onder de werkloozen,
die nog maar sedert kort werkloos zijn.
Er zijn in deze gemeente tal van vereenigingen, welke zich
bezighouden met het uitreiken van kerstgaven en spreker
meent dan ook te mogen zeggen, dat niet onbelangrijk is
wat door het particulier initiatief in deze geschiedt.
Onder die vereenigingen is er geen, naar men hier ver
nomen heeft, welke verwant is aan de richting van den heer
van Stralen. Nu is het wel merkwaardig, dat dit voorstel
juist komt van de zijde, waar men geen instelling heeft, welke
zich bezig houdt met dergelijke beoefening der liefdadigheid.
In de leemte, welke aan dien kant bestaat, wil men nu laten
voorzien door de gemeente!
Wanneer het voorstel van den heer van Stralen wordt
aangenomen en uitgevoerd, dan zal dat nog slechts een begin
zijn; het zal dan niet blijven bij een Kerstgave. Er zou dan
evenveel reden zijn om te geven een Paaschgave, een nieuw-
jaarsgave, een Sint-Nicolaasgave, een bruiloftsgave, een ker-
misgave, enz.
Ook is het sprekers innige overtuiging, dat, wanneer daartoe
overgegaan wordt, daarmede de dood aangedaan wordt aan
de particuliere liefdadigheid.
Deze is niet dood, zooals men hier zegt. Spreker heeft voor
zich een lijstje met niet miuder dan 14 particuliere instel
lingen van weldadigheid, die zich alle belasten met het bij
gelegenheid van het Kerstfeest geven van giften aan degenen,
die daarvoor in aanmerking komen.
Op grond, dat het geven van een Kerstgave is in strijd
met de wet en niet in het algemeen belang, moet spreker
de aanneming van de motie van den heer van Stralen ten
sterkste ontraden. Hij voegt daaraan toe, dat Burgemeester
en Wethouders zich niet zullen laten dringen in een richting,
welke volgens de uitspraak van verschillende lichamen, de
Kroon en Gedeputeerde Staten, niet geoorloofd is.
De Voorzittkr deelt mede, dat de heer van Stralen onder-
intrekking van zijn oorspronkelijke motie een tweede heeft
ingediend, luidende:
»De Raad, van oordeel dat het gewenscht is om aan de
van gemeentewege gesteunde gezinnen ter gelegenheid van
de Kerstdagen iets meer dan de gewone ondersteuning te
verstrekken; noodigt Burgemeester en Wethouders uit om
evenals zulks te Amsterdam geschiedt in de Kerstweek de
ondersteuning met 25% te verhoogen",
terwijl de heer Heemskerk de volgende motie heeft ingediend
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit dat aan gehuwden
en kostwinners, zoowel door het Burgerlijk Armbestuur als
door de Crisiscommissie ondersteund, eene extra-ondersteuning
in de Kerstweek worde verleend tot ten hoogste 25% der
gewone uitkeeringen."
Deze beide motie's worden voldoende ondersteund en maken
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van Stralen zal niet ingaan op het gesprokene
door den heer Zuidema, omdat het niet gewenscht is de zaak
op dat lange pad te brengen. Het doet spreker genoegen,
dat van rechtsche zijde de heer Zuidema reeds is terecht
gewezen.
De Wethouder heeft blijkbaar goed begrepen, waarom
spreker geen voorstel, wel een motie heeft ingediend. Besluiten
in deze richting, door bepaalde gemeenteraden naar aanleiding
van voorstellen genomen, zijn door de Kroon wel geschorst,
maar, als men den weg inslaat, door spreker gekozen, ontgaat
men zulk een vonnis, want dan is er geen Raadsbesluit,
alleen een uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders,
die wel zoo welwillend zullen wezen daaraan gevolg te geven.
Het is niet in strijd met eenige wettelijke bepaling. De
Wethouder beweert wel het tegendeel, maar, gezien wat op
dit gebied in andere gemeenten geschiedt, kan men niet
zeggen, dat men het hier alleen aan het goede eind heeft. Als
spreker in aanmerking neemt, dat men in andere gemeenten
te doen heeft met maatregelen, door Burgemeester en Wet
houders genomen, ziet hij niet in wat er tegen kan zijn, dat
Burgemeester en Wethouders van Leiden hetzelfde doen.
Het spijt spreker, dat de Wethouder met nadruk heeft
gezegd, dat Burgemeester en Wethouders niet voornemens
zijn om, als de motie van spreker wordt aangenomen, daaraan
uitvoering te geven. Hij hoopt, dat de Raad zich met een
flinke meerderheid met de motie zal vereenigen en het College
dan niet zal nalaten haar uit te vperen.
Als Burgemeester en Wethouders dat wel deden, dan zouden
zij zoozeer in strijd komen met alles, wat in andere gemeenten
op dit stuk gedaan is, dat de Raad daarin dan zeker niet
zou mogen berusten. Dan zou voor sprekers fractie althans
de zaak niet uit zijn.
De bedoeling van het voorstel is om niet alleen de werk
loozen, maar alle van gemeentewege ondersteunden van die
bijdrage te doen profiteeren.
De motie van den heer Heemskerk is overbodig. De onge-
huwden, die bij hunne ouders inwonen, zullen er toch niet
van kunnen profiteeren, omdat zij niet vallen onder de steun
regeling.
Spreker ontkent niet, dat door particuliere vereenigingen
zooveel gedaan wordt, maai- die doen niet zooveel voor de
gezinnen, waarom het hier in hoofdzaak gaat. Op één uit
zondering na hebben de kerkelijke armbesturen de tot hunne
kerkelijke gezindte behoorende werkloozen verwezen naar de
gemeente en die zullen dus niet aan de werkloozen derge-
lijken bijslag willen geven.
De heer Oostdam acht een bedrag van 25 onjuist, omdat
het te algemeen gesteld zou zijn. Die redeneering gaat niet
op. Wanneer men een vast bedrag noemde, b.v. ƒ2.50 of
ƒ5.—, dan zou men mogelijk onbillijkheden begaan; maar
wanneer men 25 neemt, dan neemt men een bedrag, dat
verband houdt met de ondersteuning, welke reeds genoten
wordt.
Spreker hoopt, maar vertrouwt ook omdat gunstige
klanken zijn vernomen van kanten, vanwaar die vroeger
niet kwamen dat zijn motie zal worden aangenomen en
Burgemeester en Wethouders haar dan niet ter zijde zullen
leggen, doch zullen zorgen, dat de betrokken personen nog
deze week de extra uitkeering krijgen.
De heer Knuttel is verontwaardigd over het antwoord van
den Wethouder, vooral waar deze sprak over het algemeen
belang. Zeker, het belastingstelsel te Leiden is slecht, maar
dat de toestand der laagste belastingbetalers even ellendig zou
zijn als die van de werkloozen is niet juist. Bovendien heelt
spreker nooit gehoord, dat klachten kwamen uit die kringen,
wanneer het ging over het helpen der werkloozen.
Wat de particuliere liefdadigheid betreft, één van de doel
einden, welke hier voorzitten, is de menschen te houden uit
de klauwen van de particuliere liefdadigheid, omdat deze de
strekking heeft hen van den strijd, waardoor zij voor zich
zelf verbeteringen moeten veroveren, af te houden.
Verder wijst spreker er op, dat het voorstel van den heer
Heemskerk de alleenstaande personen, die een zeer lage uit-