250
WOENSDAG* 9 DECEMBER 1925.
gevaarlijk worden om daar te loopen; de eene stoep ligt weer
hooger of lager dan de andere; men heeft nu al genoeg te
doen om op de been te blijven. Men kan beter loopen op
een drukken weg, die onder een hellend vlak ligt, dan dat
men loopt hobbel-de-bobbel. Waar men dien toestand hier
en daar heeft, is het een misstand en spreker acht het
ongewenscht om daaraan nog uitbreiding te gaan geven.
De heer Heemskerk gevoelt veel meer voor het denkbeeld
van den heer Schüller om op den Nieuwen Rijn te beginnen
met het aanleggen van een trottoir tusschen Hooigracht en
Heerengracht, dan voor het denkbeeld van Burgemeester en
Wethouders om te beginnen met aanleg van een trottoir op
den Nieuwen Rijn tusschen Burgsteeg en Hooigracht.
Het gedeelte Nieuwe Rijn tusschen Hooigracht en Heeren
gracht is veel smaller en veel meer bezet door wagens, terwijl
in het gedeelte tusschen Burgsteeg en Hooigracht wel vele
stoepen zijn, maar de hekken zijn daar nagenoeg geheel opge
ruimd, zoodat men daar dus reeds een noodtrottoir heeft.
Men zal dus practischer handelen met in te gaan op het
denkbeeld van den heer Schüller.
De heer Knuttel acht het verbazend moeilijk om over de
voorstellen van den heer Schüller te stemmen. Er zijn ver
scheidene dingen bij, waarvoor spreker kan zijn, maar die
zeer willekeurig gekozen zijn, terwijl daarnaast gesteld zouden
kunnen worden tal van andere dingen, die even wensche-
lijk zijn.
Spreker staat op het standpunt, dat werkelijk noodige
dingen gevraagd moeten worden van de gemeente; en wan
neer men den eisch aan het Gemeentebestuur stelt om het
noodige te doen voor de arbeiders, dan is dat een zeer
ernstige zaak, waarvan men de ontwrichting der financiën
als consequentie moet aanvaarden; maar men maakt er een
caricatuur van, om bij allerlei dingen, welke niet principieel
zijn, te doen alsof het geld er niet op aankomt.
Wanneer men meent, dat in het algemeen dergelijke werken
te langzaam gaan, dan bepale men zich tot die dingen,
waarvan de noodzakelijkheid een ieder in het oog valt, en
overigens trachte men den begrootingspost met zooveel te
verhoogen, om dan nader onder de oogen te zien, wat het
eerst aan de orde zal moeten komen.
Men kan niet alles tegelijk doen en men zal nu een keuze
moeten doen uit het lange lijstje, dat de heer Schüller heeft
voorgesteld, wat een verwarde stemming zal geven.
Het voorstel van Mevrouw van ltallie vindt spreker een
zeer ergerlijk voorstel. Daarmede zou men op een ruwe
wijze in de stad gaan opruimen, alleen omdat er hier en daar
eenige hekjes zijn, welke in den weg staan.
Men moet dan maar alles, wat hier nog aan stedelijk schoon
over is, uit den weg gaan ruimen. Dit voorstel getuigt van
een zoodanig gebrek aan deferentie, dat spreker niet begrijpt
hoe men daarmede kan komen. Men kan in bepaalde gevallen
van meening verschillen, zoo acht spreker den Nieuwen Rijn
niet zoo gevaarlijk, maar het voorstel van mevrouw van ltallie-
van Embden vindt spreker al te gek.
De heer Splinter waardeert het werk, dat de heer Schüller
gemaakt heeft van al deze voorstellen, maar zij zijn bij de
Commissie van Fabricage reeds in onderzoek of afgedaan,
üver de belangrijke quaestie van de financiën, welke daar toch
verband mee houdt, heeft die Commissie echter weinig te ver
tellen. De voorbereiding betreffende verbetering van den Stations
weg zal nog wel zoolang duren, dat van asfalteering voor-
loopig geen sprake zal zijn. De bedoeling is, dat Burgemeester
en Wethouders eerst voorstellen zullen doen tot verbetering
van andere wegen. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wet
houders op de volgende begrooting gelden uit zullen trekken
voor trottoiraanleg op den Nieuwen Rijn tusschen Hooigracht
en Heerengracht, daar dit dringend noodig is.
De heer Schüller had met zijn opmerkingen over het onder
houd van de straten in het algemeen beter even kunnen
wachten, daar deze zaak in ernstige studie is bij de Commissie
van Fabricage. Spreker hoopt, dat de heer Schüller zich
voortaan zal wenden tot het hoofd van den betrokken dienst
en niet meer tot de opzichters; als alle Raadsleden dat deden,
zouden de opzichters geen tijd voor hun gewone werk hebben.
De heer Mulder dankt de heeren, speciaal den heer Huurman,
die voor hem de verdediging reeds vergemakkelijkt hebben.
Spreker erkent de klacht van den heer Schüller over de
bestrating tusschen de tramrails. De maatschappij geeft ook toe,
dat zij een betonbed of dwarsliggers moet leggen, maar zij
zegt op het oogenblik daarvoor geen menschen te kunnen
missen. De heer Schüller zegt, dat zij personeel ontslaat.
Daarmede hebben Burgemeester en Wethouders niets te
makenspreker gelooft niet, dat het een smoes van de
maatschappij is. Zij betaalt toch ook niet voor haar pleizier
duizenden gulden jaarlijks voor het bestraten, herstraten en
weder ophalen van inzinkingen en gaten aan de gemeente.
De heer Schüller gaat de opzichters na en den opzichter
over de straatmakers schijnt hij goed onder den duim te
hebben, wat spreker genoegen doet. Als die man zich daar
tegen niet verzet, laat hij het dan kalm doen in het belang
van de gemeente. Dat zal het Burgemeester en Wethouders
gemakkelijk maken, want die hebben elk oogenblik met
moeilijkheden op dat stuk te kampen.
Men gooit het wel op het materiaal. Welnu, op deze
begrooting is 17.000.meer aangevraagd voor beter materiaal
voor de bestrating.
In oude straten als Waardgracht, Oranjegracht, e. d., moet
men geen veldkeien meer gebruiken en die worden ook in
de laatste jaren niet meer gebruikt; dat soort keien is voor
dat soort straten uit den booze en ze worden ook niet op
andere plaatsen gebruikt.
In de nieuwe arbeiderswijken zijn de straten in orde en
ook in de oude stad. Elders, in Amsterdam, Rotterdam,
Haarlem, enz., is in de niet geasfalteerde straten de bestrating
veel slechter dan te Leiden.
Nu wordt er hier wel getobt met de wijze, waarop er
bestraat wordt en in de Fabricage-Commissie is ook al ernstig
van gedachten gewisseld over de vraag, hoe daaraan te
ontkomen en te geraken tot een ander systeem.
Er zijn bij spreker straatmakers geweest, die zeiden: wij
moeten een man erbij hebben en dien zullen wij zelf betalen;
dan komen wij toch nog wel aan ons loon; maar op zijn
vraag, of alle straatmakers het daarmede eens waren, werd
aan spreker geantwoordneen, slechts enkele.
Wat levert het stampen niet een moeite en zorg op en
nog gebeurt het niet bij elke bestrating kan een opzichter
aanwezig zijn dat er stampers aanwezig zijn, maar dat
men niet stampt. Het heet wel, dat er altijd gestampt wordt,
maar dat is een leugen. In menig geval gooit men de steenen
eenvoudig neder op de zandbedding. Dit geschiedt niet altijd
in aangenomen werk, maar ook wel in gewoon werk, ofschoon
spreker den indruk heeft, dat het in gewoon werk iets
secuurder gaat.
Daarover wil spreker niet vallen, maar bij gewone werken
gooit men wat zand en legt daarop den steen. Er is wel
eens gezegd: als er dan een kinderwagen over rijdt, zakt
hij in.
Hetgeen de heer Heemskerk over een ander stuk van den
Nieuwen Rijn gezegd heeft, zal te zijner tijd in overweging
genomen kunnen worden, n.l. bij de begrooting voor 1927.
De voorstellen van den heer Schüller uit te voeren, is op
het oogenblik, nu men niet ruim in het geld zit, niet mogelijk;
die werken zijn wel gewenscht, maar niet noodzakelijk.
Bovendien zijn al deze dingen reeds behandeld in de Com
missie van Fabricage of nog in handen van Burgemeester
en Wethouders. Spreker raadt dan ook den heer Schüller
aan, zijn voorstellen in te trekken, daar zij toch niet uitge
voerd kunnen worden in verband met de kosten. Dat de
bewering dat er gezegd wordt: de voorstellen van de S.D.A.P.
deugen niet, alleen al omdat zij van de sociaal-democraten
afkomstig zijn, onjuist is, moge blijken uit het feit, dat nog
deze week Burgemeester en Wethouders bij twee voorstellen
van de zijde der S.D.A.P. verklaard hebben gaarne een
onderzoek te zullen instellen en praeadvies te zullen uitbrengen.
Aan het voorstel van mevrouw van ltallievan Embden
heeft de heer Huurman reeds aardig geknabbeld, waar hij
zeide, dat het opruimen van die palen groote onkosten met
zich brengt. Het is dan ook een paardenmiddel. Men kan
toch niet een verordening, feitelijk een strafbepaling, maken
voor bepaalde gedeelten van de stad. Indien de verordening
voor de geheele stad zou gelden, neemt men het mooie van
b.v. het Rapenburg geheel weg.
Spreker raadt dan ook den heer Schüller en mevrouw van
ltallie—van Embden aan hunne voorstellen in te trekken,
ten einde den Raad moeite en tijd en zich zelf een échec te
besparen.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders hetook
zeer wenschelijk zouden achten, dat o.a. Stationsweg, Hooge-
woerd, Haarlemmerstraat en Noordeinde geasfalteerd weiden,
maar de moeilijkheid zit in de kosten. Wat betreft den Stationsweg
hebben onderhandelingen plaats betreffende afstand van de
voortuintjes ten behoeve van de verbreediDg van die straat.
Wat aangaat de klacht over de veldkeien op de Waardgracht
en dergelijke straten, te Groningen is de geheele markt
bestraat met veldkeien en elders is in de niet geasfalteerde
straten de bestrating dikwijls veel slechter dan hier.
De moderne bestrating is asfalt, en verder zal men in de
stille straten klinkerbestrating moeten hebber, maar dat
moet geleidelijk komen.
Wat betreft het trottoir op den Nieuwen Rijn hebben
Burgemeester en Wethouders overweging toegezegd bij de
samenstelling der begrooting voor 1927. Men kan niet alles
in één jaar doen. Anders is men genoodzaakt te leenen en