WOENSDAG 9 DECEMBER 1925. 249 ting 17.000.meer voor bestratingmateriaal wordt uitge trokken, maar dat is niet bestemd voor vernieuwing van bestrating. Dat hoogere bedrag strekt om te dekken de kosten van de bestrating in de nieuwe blokken van de woningbouw- vereenigingen. Wat aangaat het voorstel betreffende het aanleggen van trottoirs op den Nieuwen Rijn tusschen Hooigracht en Hee rengracht benevens de Kraaierstraat tusschen Hoogewoerd en Utrechtsche Veer, ieder, die dagelijks passeert dat gedeelte van den Nieuwen Rijn, kan constateeren, hoe levensgevaarlijk de toestand is voor voetgangers, wegens de vele auto's en vrachtwagens, die daar steeds zijn. De Kraaierstraat is zeer kort, zoodat dit geen kosten zal medebrengen. Bij de melkzaak van den heer Rijnsberger staan doorloopend wagens, zoodat het voor de veiligheid van de voetgangers noodzakelijk is, dat na opruiming van de ver schillende stoepjes tot aanleg van een trottoir wordt over gegaan. Wat het spuitenhuis aan de Sint-Jacobsgracht betreft, na de aanschaffing van de motorspuit, waartoe besloten is, zal dat gebouwtje nog alleen dienst doen als werkplaats voor de brandweer, waar de reparatie's zullen geschieden, terwijl het materieel op de Garen markt staat. Het personeel moet dus telkens heen en weerloopen; ook de werkplaats moet dus in de nabijheid komen van de Garenmarkt. Daar het gebouwtje het uitzicht belemmert, heeft het reeds herhaaldelijk tot ongelukken aanleiding gegeven. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders nader voorstellen volgnummer 283 met ƒ1400.te verhoogen voor den aanleg van een tegeltrottoir op de Steenstraat van de Narmstraat tot nabij de Morschstraat, gelijk reeds in de Memorie van Antwoord werd medegedeeld. Mevrouw van Itallievan Embden zegt niet te zullen spreken over de verouderde wijze van bestrating in Leiden, welke zeer veel kost aan materiaal en personeel voor voort durend onderhoud, daar de Wethouder toegezegd heeft proeven te zullen nemen met nieuwe bestrating. Het is komisch, hoe op de Plantage, waar spreekster woont, de rails om de veertien dagen komen bloot te liggen, hetgeen zeer gevaarlijk is. Wat spreeksters voorstel betreft, het gebeurt wel zeer zelden, dat de Raadsleden aandringen op het heffen van een nieuwe belasting, maar spreekster hoopt, dat er door de voorgestelde belasting slechts zeer weinig in het laadje zal komen. Het is spreekster om iets geheel anders te doen. Menigmaal hebben Burgemeester en Wethouders er hunne teleurstelling over te kennen gegeven, dat de Raad zoo dikwijls afwijzend staat tegenover voorstellen hunnerzijds, maar omgekeerd zijn ook Burgemeester en Wethouders zeer dikwijls in verzet, als leden van den Raad iets voorstellen. Drie jaren geleden heeft spreekster voorgesteld om in de Breestraat de particuliere stoepen weg te nemen en daar een trottoir aan te leggen, maar Burgemeester en Wethouders hebben zich daartegen toen sterk verzet, o. a. omdat het aspect en de schoonheid van de Breestraat daardoor verloren zouden gaan, maar een jaar geleden zijn zij zelf met een voorstel gekomen in die richting. Overigens gaat dat argument van het schenden derschoonheid niet op, want die schoonheid is daar al reeds geschonden doordat al op zoovele plaatsen in de Breestraat de hekken zijn verdwenen. Ook moet het schoonheidsargument wijken, wanneer de toestand gevaarlijk voor het verkeer is. Er is gezegd, dat de voetgangers zich moeten aanpassen aan de nieuwe eischen van het verkeer. Zeker, en dan moeten zij volgen de regels van het verkeer, en als eerste en voor naamste regel wordt door den A. N. W. B., toch een specialiteit op dit gebied, aangegeven: de voetgangers op het trottoir. In Leiden kunnen over het algemeen de voetgangers dien verkeersregel niet toepassen, omdat er niet voldoende trottoirs zijn. De bedoeling nu van het voorstel van spreekster is niet om geld in het laadje te krijgen maar om, met een weinig psychologisch inzicht, de menschen er toe te krijgen om de hekjes en stoepjes te verwijderen, waardoor men zou krijgen een soort van noodtrottoir, waaraan de bevolking zich aanpast, zooals men trouwens reeds in de Breestraat aantreft. De heer Huurman spreekt vanbeenenbreker ij, maar daarvan is geen quaestie. De bevolking heeft zich aangepast en gaat op de Vischmarkt, Boommarkt en in de Breestraat op de stoepen loopen, zoodra die er zijn. Die beenbrekerij is slechts theoretisch en komt in de practijk niet voor. Spreekster wil niet overdrijven, waaraan andere leden van den Raad zich wel eens schuldig maken en heeft dit voorstel gedaan om niet te zware eischen aan de gemeentekas te stellen, als overgangsmaatregel om noodtrottoirs te krijgen. Het doorgaande verkeer van vrachtauto's en andere wagens en de stilstaande voertuigen, die men toch niet kan verbieden, maken het voor de ongelukkige voetgangers zeer moeilijk om uit te wijken, indien er geen trottoirs zijn. Nu is het spreekster niet om de belasting als zoodanig te doen, daar zij geen thesaurier der gemeente is, maar om te komen tot opruiming van de staketsels en hindernissen. Spreekster zal dan ook haar voorstel intrekken, wanneer de bevolking bereid is die hekken op verzoek van Burgemeester en Wethouders weg te nemen of wanneer Burgemeester en Wethouders zelf het recht hebben die palen weg te nemen. De heer Huurman zegt, dat de voorstellen van den heer Schriller wellicht alle wenschelijk zijn, maar dat hij nog wel kans ziet 25 dergelijke voorstellen er bij te maken. Maar het moet niet alleen wenschelijk, het moet ook mogelijk zijn en ook noodzakelijk. Nu vindt de heer Schriller de verbetering van de Oranjegracht en dergelijke straten blijkbaar noodza kelijker dan de verbreeding van den overweg aan den Stations weg, waarop spreker reeds vroeger gewezen heeft. Als ieder Raadslid komt met hetgeen hij wenschelijk acht en Burge meester en Wethouders voerden al deze wenschen uit, dan is het niet ondenkbaar, dat daarmede eenige millioenen ge moeid zouden zijn en dat zou toch niet kunnen. Wat de bestrating betreft, staat spreker op het standpunt, dat daar, waar er druk verkeer is, de bestrating in de eerste plaats in behoorlijken toestand behoort te wezen en zoo meent hij, dat Breestraat, Hoogewoerd, Rapenburg, Stations weg, enz., waar een druk verkeer is, eerder in goede orde gemaakt moeten worden dan straten, zooals de heer Schiiller noemt, welke weinig bereden worden. Zeker, op de Oranje gracht en de Uiterste gracht laat de keibestrating zeer veel te wenschen over, maar er is toch een behoorlijk voetpad en het is overdreven om voor te stellen om die wegen te gaan verstraten. Men zegge nu niet, zooals van zekere zijde hier zoo gaarne gedaan wordt: het betreft maar de Oranjegracht of de Waard- gracht; want spreker meent, dat in alle nieuwe wijken, waar arbeiders wonen, betere straten zijn dan de wegen in de stad. Wegen als de Zoeterwoudsche singel, de Witte singel en de Morschsingel zijn in minder goeden toestand dan de nieuw aangelegde straten in de nieuwe arbeiderswijken. Spreker zou overigens in overweging willen geven om, als men straten gaat vernieuwen, niet meer te gebruiken de z.g. veldkeien en andere keien, welke in 't gebruik glad worden en daardoor blijken voor het doel niet te deugen. Hij heeft indertijd ertoe medegewerkt, dat in de Groenesteeg, waar behoorlijke keien lagen, welke echter te glad waren, die keien zoo spoedig mogelijk werden opgeruimd. Dat was ook niet in de Breestraat of het Noordeinde. Wat betreft den Stationsweg, het Gemeentebestuur is al sinds lang aan het onderhandelen ten einde tot verbreeding van dien weg te komen, en het voorstel van den heer Schiiller is dan ook slechts het intrappen van een open deur. Ook worden op deze begrooting gelden aangevraagd voor het maken van een trottoir in de Steenstraat. Wat aangaat den toestand op den Nieuwen Rijn is ook een schrikbeeld opgehangen. Zeker, daar kan het des Zater dags wel enkele uren in den ochtend druk zijn, maar als men dat een verkeersweg noemt, waar het levensgevaarlijk is, dan is het in geheel Leiden gevaarlijk. De verbetering van den Nieuwen Rijn b. v. is wel wenschelijk, maar behoort toch pas in de laatste plaats te geschieden, daar er nog zooveel andere dingen zijn. Wel is natuurlijk de noodzake lijkheid van iets een betrekkelijk begrip en zal wat de een dringend noodig acht de ander totaal overbodig vinden. Het spuitenhuis aan de Sint-Jacobsgracht is nog altijd in gebruik. De heer Schiiller heeft in dit verband wel gesproken van de aanschaffing van een motorspuit, maar zoolang die er nog niet is. moet het gebouwtje gebruikt worden als bergplaats voor allerlei dingen, waarmede men anders geen raad weet; bovendien staat het in de onmiddellijke nabijheid van het brandweergebouw. Het staat wel in den weg, maar spreker raadt den heer Schiiller aan met een zoodanig voor stel te komen, als het gebouw overbodig is geworden. Wat het voorstel van mevrouw van Itallievan Embden betreft, zijn daaraan geen juridische bezwaren verbonden? Is het mogelijk op die wijze te dreigen en straf te bepalen, indien men zijn stoeppalen en hekken niet weghaalt? Is dat democratie? Als iemand voor het behoud van dat hekje een tientje over heeft, loopt men kans juist daarover zijn been te breken. Bovendien gaat het wegnemen er van zoo een voudig niet als Mevrouw van Itallie zich blijkbaar voorstelt. Palen en gordingen zijn met lood in stoepen en gevels beves tigd. Bij het verwijderen van een en ander ontstaan gaten, die moeten worden bijgewerkt, wat groote kosten voor steen- houw-, metsel- en schilderwerk veroorzaakt. Tot dezen maat regel moet men dus naar sprekers oordeel in geen geval overgaan. Wanneer hekken weggenomen worden en stoepen blijven liggen, dan zal het voor menschen op leeftijd en kinderen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 5