262
WOENSDAG 9 I
ECEMBER 1925.
deze vereeniging wel degelijk bestaat de behoefte aan een
betere localiteit, waardoor zij meer aan hare eigenlijke taak
zal kunnen beantwoorden, maar het stuit af op de middelen.
Wat betreft de vestiging van een filiaal in het Kooipark,
het hangt er maar van af, op welken voet men dat aan
vankelijk inricht. De huur van een localiteit zou niet zoo
duur behoeven te zijn; uit den voorraad van de Breestraat
kunnen boeken in dat filiaal gedeponeerd worden en men
zou het rouleeringssysteem kunnen invoeren. Met meer dan
één hulpkracht zou door opening van dat filiaal het personeel
der bibliotheek niet behoeven uitgebreid te worden.
Wat betreft de quaestie, dat de vereeniging er zelf niet
om vraagt, dit moet niet de maatstaf zijn. De Raad moet
vragen: wat is in het belang van de volksontwikkeling, onver
schillig of de vereeniging zelf met de noodige kracht daar
voor ijvert.
De heer Dubbeldeman sluit zich aan bij het betoog van
den heer Knuttel.
Ook aan spreker is bekend, dat men niet kan aanschaffen
de boeken, welke men gaarne zou willen hebben, omdat de
financiën het niet toelaten. Tal van werken staan op het
lijstje, welke het bestuur der vereeniging noodzakelijk acht,
maar welke het niet kan aanschaffen.
De Voorzitter wijst er op, dat toen de Leeszaal werd opge
richt, het subsidie veel geringer was. Toen is de subsidiëe-
ring van Rijkswege gekomen en heeft men, om het Rijks
subsidie te verkrijgen, de gemeentelijke bijdrage enorm
moeten verhoogen.
Men zal overigens wel altijd een lijst hebben van verlan
gens, waaraan niet kan worden voldaan, omdat de vvenschen
van sommige lieden nu eenmaal ongelimiteerd zijn.
De heer Sanders zegt. dat uit het verslag der vereeni
ging blijkt, dat over 1924 een bedrag van 3452.is be
steed voor aanschaffing van boeken en onderhoud van de
bibliotheek. Waarlijk geen klein bedrag! Als dat jaarlijks
besteed kan worden, kan er heel wat worden gedaan.
Het voorstel van den heer Knuttel wordt in stemming
gebracht en met 19 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, Mulder, Coster, Wilmer,
Oostdam, Zuidema, Deumer, Eerdmans, van der Reijden, van
Hamel, Sijtsma, Huurman, mevrouw Dietrichde Rooy en
de heeren Splinter, Spendel, Witmans, Heemskerk, Reime-
ringer en Meijnen.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Verweij, Knuttel,
Dubbeldeman, Kooistra, Baart, Groeneveld, van Eek en
Schüller.
(Mevrouw van Itallie—van Embden had de vergadering
inmiddels verlaten, terwijl de heeren Bergers en Wilbrink
de vergadering tijdens deze stemming tijdelijk hadden verlaten.)
Volgnr. 461 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgns. 462 tot en met 474 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 475, luidende: Kosten van
ziekenverplegingf 87500.
De heer Eerdmans zegt, dat het hem heeft getroffen, dat
bij dezen post de toelichting in den toelichtenden staat dit
jaar afwijkt van de redactie van vorige jaren.
De Voorzitter verzoekt spreker kort te zijn, omdat dit
onderwerp niet in de afdeelingen is besproken.
De heer Eerdmans zegt, dat de kwestie voldoende bekend
is; zij is verleden jaar ook besproken.
De Voorzitter zegt, dat het gewoonte is om iets, waar
over niet in de afdeelingen is gesproken, ook niet in de
openbare vergadering te behandelenhij verzoekt den leden
derhalve vriendelijk om bij de openbare behandeling der
begrooting alleen die zaken ter sprake te brengen, welke ook
in de sectie's behandeld zijn.
De heer Eerdmans wijst er op, dat de vorige redactie
luidde, dat het geld niet alleen werd aangevraagd voor de
verpleging in het ziekenhuis, maar ook voor kosten van
verpleging in particuliere gestichten van uit het Academisch
Ziekenhuis niet geheel hersteld ontslagen armen, terwijl er
tusschen haakjes bijstond: volgens Raadsbesluit van 20 October
1910. Thans is die redactie verkort. Er staat: op dit volg
nummer heeft mede betrekking het Raadsbesluit van 20
October 1910. Spreker heeft er het vorige jaar de aandacht
op gevestigd, dat deze post een aantal uitgaven betreft, welke
niet gedekt worden door de verordening of het Raadsbesluit.
Het Dagelijksch bestuur moge diligent zijn in hét uitvoeren
van de Zondagswet van 1815, het is dat niet in het uitvoeren
van de verordening van 20 December 1900. Het gaat niet
aan, gelijk spreker verleden reeds zeide, een toestand in strijd
met de verordening te bestendigen en dien langzamerhand
uit de toelichting van de begrooting weg te werken. Misschien
zal hij geheel verdwijnen. Spreker weet niet wat hij er aan
moet doen, maar door den beugel kan het niet.
De heer Meijnen had er niet op gerekend, hierop thans een
antwoord te moeten geven. Deze zaak wordt onder deoogen
gezien en vermoedelijk zal er binnen kort een antwoord
komen.
De heer Eerdmans vraagt aanteekening in de notulen, dat
hij tegen dezen post is.
Spreker wijst er op, dat dezelfde quaestie reeds driemaal
in den Raad besproken is. Verleden jaar heeft men van de
zijde van het College toegezegd, dat het in den loop van dit
jaar zou komen met deze zaak, maar men heeft daaraan geen
gevolg gegeven en men gaat rustig op denzelfden weg voort.
Spreker moet dus de vraag stellen, wat er aan te doen is
om aan deze onwettige zaak een einde te maken.
De Voorzitter zegt, dat voldaan zal worden aan het ver
zoek van den heer Eerdmans om aanteekening in de notulen,
dat hij tegen volgnr. 475 is.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna volgnr. 475 zonder
hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
(De heer Eerdmans wordt geacht tegen te hebben gestemd).
De volgnrs. 476 tot en met 480 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr. 481 wordt de begrooting van het Burgerlijk
Armbestuur zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. en de volgnrs. 482 tot
en met 487 achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoof
delijke stemming worden aangenomen.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot Don
derdag 10 December 1925, des namiddags te twee uur.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.