260 „WOENSDAG 9 DECEMBER 1925. op klompen te laten loopen en dat overlaten aan de kinderen, die van de schoolkinderkleeding klompen moeten betrekken. Naar spreker van ouders, wier kinderen op klompen loopen, heeft vernomen, is het dragen van schoenen tegenwoordig goedkooper dan het dragen van klompen. Nu zal men vragen, waarom die ouders hun kinderen dan niet op schoenen laten loopen, maar dat komt omdat zulke menschen er gemakkelij ker toe komen om op een gegeven oogenblik ƒ0.70 of ƒ0.80 voor een paar klompen uit te geven dan ƒ5.of ƒ6.— voor een paar schoenen. Teneinde te vermijden, dat die kinderen het stempel moeten dragen, dat zij iets moeten ontvangen, is het gewenscht hun behoorlijk schoeisel in plaats van klompen te verstrekken ofschoon het weinig zou kosten, zal de meerderheid van den Raad zich, waar het om het arbeiderskind gaat, wel weder op het bekrompen standpunt plaatsen om het af te wijzen. De heer Spendel is zeer erkentelijk voor de hulde en den dank, door den Wethouder aan de Sint Vincentius-vereeniging gebracht, maar de spreekwoordelijke voorzichtigheid van den heer Meijnen heeft dien dank aanmerkelijk verminderd door het gezegde, dat de orde in het gebouw van de Sint Vincen tius-vereeniging zooveel te wenschen overliet. Spreke»' wil daartegen in het openbaar protest aanteekenen, want het is niet zoo. Hij is meermalen getuige geweest van de schoolkin dervoeding en dan ging het er altijd zeer ordelijk toe, omdat de Sint Vincentius-vereeniging de wenken van de Vereeniging voor Schoolkindervoeding in dit opzicht goed opvolgde. Het spijt spreker, dat de Wethouder zich in zulke scherpe woorden heeft geuit. Indien hij had gezegd, dat de orde er niet behoorlijk was, dan had dat althans zachter geklonken, want men zou allicht denken, dat het de schuld was van de Vincentianen en de dames, die zich geheel aan dat liefdewerk hebben gegeven. Dat een enkele maal misschien de orde niet zoo was als men wel in een huishouden heeft, is niet hun schuld geweest. De heer Heemskerk wil opkomen tegen het betoog van den heer Baart, alsof degenen, die zijn tegen het denkbeeld om de schoolkindervoeding ook gedurende de vacantie te doen plaats hebben, de kinderen gedurende de vacantie van honger zouden willen laten omkomen. De schoolkindervoeding is een middel om de kinderen het onderwijs goed te doen volgen; daarvan is in de vacantie geen sprake; in dien tijd zal dus op andere wijze voorzien moeten worden in de behoefte op dit stuk. Wat betreft de verstrekking van klompen, spreker zou geheel aan de zijde van den heer Baart staan, wanneer te Leiden nooit klompen gedragen werden, zoodat de kinderen met klompen als het ware het kenmerk zouden dragen, dat zij gekleed werden door schoolkindervoeding, maar de toestand is geheel anders; te Leiden loopen nog honderdtallen kin deren op klompen, ook kinderen uit den kleinen middenstand, en ook kinderen van ouders, die best schoenen zouden kun nen betalen. Spreker ziet het zoo in, dat kinderen, die van schoolkin dervoeding en schoolkinderkleeding profiteeren, alleen het noodzakelijke krijgen en geen hoogere eischen moeten stellen. De heer Oostdam zegt, dat de St. Vincentius-vereeniging al het mogelijke gedaan heeft om het eten der kinderen in hare lokalen zoo goed mogelijk te doen geschieden, maar de omstandigheden zijn de vereeniging te sterk geworden. Er moesten te veel kinderen in een kort tijdsbestek, één uur, eten. Thans krijgen de kinderen op de school het eten terstond na den schooltijd en kan alles veel ordelijker en regelmatiger gaan. De tegenwoordige toestand is veel beter dan met den besten wil van de wereld in de lokalen der Vincentius-vereeniging te bereiken was. Dus er wordt niet tekort gedaan aan de goede bedoelingen en den grooten ijver van de St. Vincentius-vereeniging en van hare leden, wan neer de Wethouder den tegenwoordigen toestand beter acht dan den vroegeren. De heer Meijnen zegt, dat hij misschien beter had gedaan enkele woorden meer aan dit punt te wijden en wat dui delijker te zijn, want hij heeft niets dan lof voor hetgeen de St. Vincentius-Vereenigirig zoo langen tijd zoo geheel belangeloos en zoo goed mogelijk heeft gedaan. De zaak is eenvoudig deze, dat de omstandigheden voor die Vereeniging te machtig waren geworden, zoodat die toestand niet kon voortduren. Het eerstgenoemd voorstel van den heer Verweij wordt in stemming gebracht en met 22 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Sanders, Mulder, mevrouw van Itallievan Embden, de beeren Coster, Wilmer, Oostdam, Zuidema, Deumer, Eerdmans, van der Reijden, Bergers, Wilbrink, van Hamel, Sijtsma, Huurman, mevrouw Dietrich de Rooy en de heeren Splinter, Spendel, Witmans, Heemskerk, Reimeringer en Meijnen. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Verweij, Knuttel, Dubbeldeman, Kooistra, Baart, Groeneveld, van Eek en Scbüller. (De heer Eerdmans was inmiddels ter vergadering gekomen). Het laatstgenoemd voorstel van den heer Verweij wordt vervolgens in stemming gebracht en met 18 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Sanders, Mulder, Coster, Wilmer, Oostdam, Zuidema, Deumer, Eerdmans, van der Reijden, Bergers, Wilbrink, van Hamel, Huurman, Splinter, Spendel, Heemskerk, Reimeringer en Meijnen. Vóór stemmen: mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Stralen, Verweij, Knuttel, Sijtsma, Dubbeldeman, mevrouw Dietrich—de Rooy, de heeren Kooistra, Baart, Groeneveld, van Eek, Schüller en Witmans. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop besloten aan de Vereeniging »Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding" voor 1926 een subsidie te verleenen van ƒ21640.onder de gebruikelijke voorwaarden, waarna ten slotte volgnr. 427 eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 428 tot en met 456 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 457, luidende: y>Uitgaven voor volksfeesten7HO. De heer van Eck wenscht, evenals vorige jaren, bezwaar te maken tegen dit volgnummer. De sociaal-democraten zijn er absoluut niet tegen, dat in deze gedrukte tijden nu en dan eens feest wordt gevierd, en spreker betreurt het, dat zijn partijgenooten niet van harte kunnen deelnemen aan de her denking van een historisch feit als Leiden's ontzet, maar het is nu eenmaal bekend, dat bij het in elkaar zetten van der gelijke feesten verondersteld wordt, dat alle deelnemers daaraan blaken van liefde voor het Vorstenhuis. Al die feesten dragen een nationalistisch karakter. Spreker acht het onbillijk, dat men feesten wil aanrichten voor de geheele bevolking, maar daarbij toch een minderheid volledig over het hoofd ziet. Spreker heeft onlangs in de Nieuwe Leidsche Courant gelezen, dat ook de Orthodox-Protestanten meenen, dat zij wel eens genegeerd worden bij het in elkaar zetten van feesten en de 3 October-Vereeniging niet altijd het feest viert in overeenstemming met hunne beginselen. Dus ook van die zijde meent men, dat men bij het organiseeren van een volksfeest ook rekening moet houden met de verschillende gezindheden van de bevolking. Spreker vindt dat jammer, want hij wil het klassenstrijd principe niet zoover doorvoeren, dat hij zou afwijzen het met elkander bij bepaalde gelegenheden feestvieren en het met elkander genieten van kunst e.d., wat zeer goed mogelijk is zonder prijsgeving van beginselen; maar de wijze, waarop deze feesten in elkander gezet worden en menschen, die op ander standpunt staan, genegeerd worden, maakt dat spreker en de zijnen officiëel aan die feesten niet hunne mede werking kunnen verleenen. Spreker zal geen stemming vragen, maar moet namens zijne partijgenooten verklaren, dat zij tegenstanders zijn van dezen post. De heer Knuttel zegt te kunnen volstaan met zich bij het betoog van den heer van Eck aan te sluiten. De Voorzitter wijst er op, dat men hier riu eenmaal leeft in een staat, aan het hoofd waarvan een Vorstin staat; het is geheel volgens de Grondwet en de wetten, dat gevierd worden de verschillende verjaardagen van de leden van het Koninklijk Huis. Uit den aard der zaak draagt ook het 3 October-feest eenigermate een monarchaal karakter, omdat het ontzet van Leiden, dat op 3 October herdacht wordt, zoo nauw samen hangt met het Huis van Oranje. Volgnr. 457, op verzoek van den heer Knuttel in stemming gebracht, wordt met 22 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Sanders, Mulder, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Coster, Wilmer, Oostdam, Zuidema, Deumer, Eerdmans, van der Reijden, Bergers, Wil brink, van Hamel, Sijtsma, Huurman, mevrouw Dietrichde I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 16