WOENSDAG 9 DECEMBER 1925.
259
zullen worden verstrekt aan de kinderen, die van schoolkin-
derkleeding gebruik maken";
II. het mede door den heer Verweij ingediende voorstel,
luidende
»Ondergeteekende stelt voor dat gedurende de vacanties
de verstrekking van schoolkindervoeding voortgang vindt",
alsmede het desbetreffend verzoek van de Oudercommissie
van de Openbare School B aan de Medusastraat.
De heer Verweij zou met betrekking tot het voorstel tot
verstrekking van schoenen aan de kinderen, die van de kin-
derkleeding gebruik maken, gevoegelijk kunnen verwijzen
naar hetgeen verleden jaar over deze kwestie is gezegd, maar
hij wil toch nog even verklaren, dat de reden, waarom hij
dit voorstel opnieuw heeft ingediend, is gelegen in het feit,
dat hij den voorgestelden maatregel absoluut noodzakelijk
vindt. Waar het hier de kinderen van de allerarmste inge
zetenen geldt, zou het volstrekt geen luxe zijn om naast
kleeding ook schoenen te verstrekken.
Het voorstel betreffende het voortzetten van de school
kindervoeding ook gedurende de vacantie spreekt voldoende
voor zich zeil.
De kinderen, die gebruik maken van de schoolkinder voeding,
hebben daaraan ook behoelte in de vacantie; dan hebben ze
even goed honger.
Om al deze redenen meent spreker, dat de Raad verstandig
zal doen met beide voorstellen aan te nemen.
De heer Heemskerk heeft verleden jaar reeds uitvoerig
uiteengezet, waarom hij gekant is tegen het voorstel van
den heer Verweij in zake de verstrekking van schoenen.
Er kan voor de arbeiderskinderen, die gebruik moeten
maken van schoolkindervoeding, niets vernederend in liggen
dat aan hen klompen worden verstrekt, waar nog zoovele
ouders hier ter stede, die zelf zorgen voor de kleeding, hunne
kinderen met klompen laten loopen.
Wat betreft het verstrekken van voeding gedurende de
vacantie, de schoolkindervoeding is te beschouwen als een
middel, dat de kinderen in staat stelt om geregeld het onderwijs
te kunnen volgen. Wanneer er vacantie is, dan behoeven de
kinderen het onderwijs niet te volgen. Nu geeft spreker toe,
dat in dien tijd de kinderen toch ook te eten moeten hebben,
maar wanneer ze dan tekortkomen, dan moet daarvoor een
andere weg ingeslagen worden. Dan kan daarin voorzien
worden door den steun van het Burgerlijk Armbestuur of
van de Kerk.
De heer Knuttel wil ten sterkste de voorstellen van den
heer Verweij ondersteunen.
In de vacantie hebben de kinderen evengoed behoefte aan
voeding als anders en dan moeten zij niet verwezen worden
naar allerlei weldadigheidsinstellingen.
Naar spreker meent, voldoet de schoolkindervoeding thans
nog maar in zeer geringe mate aan de eischen, welke gesteld
kunnen worden. Wil men haar geheel het bedeelend karakter
ontnemen, dan zal het moeten zijn een instituut, dat aan de
school verbonden is en dat voor alle kinderen opengesteld
wordt. Dan zullen ook de kleeding en het voedsel aan hoogere
eischen moeten voldoen dan nu.
Dat de schoolkinderen klompen moeten krijgen in plaats
van schoenen, is geheel verkeerd. Wanneer de gemeente aan
die kinderen kleeding verstrekt, dan moet het kleeding zijn,
welke aan hooge eischen voldoet en niet de goedkoopste
kleeding, welke te verkrijgen is; een kleeding, die in het
algemeen veel meer voor het platteland dan voor de stad
geschikt is en voor bepaalde vormen van arbeid noodig zal
zijn, doch als schoeisel van schoolkinderen niet aangewezen is.
De heer Spendel wil even wijzen op een argument tegen
het verstrekken van schoolkindervoeding gedurende de vacantie,
dat nog niet is genoemd. Nu het voedsel thans niet meer
wordt gebruikt in het gebouw van de Sint-Vincentius-ver-
eeniging, maar grootendeels op de scholen zelve, brengt het
vervoer van het eten groote kosten met zich. Het verstrekken
van het eten ook in de vacantie zou dus een belangrijke
vermeerdering der uitgaven met zich brengen, niet alleen
voor het eten zelf, maar ook voor het vervoer.
Er komt bij, dat men gedurende de vacantie voor het
houden van toezicht bij het gebruiken van het eten, wat op
gewone schooldagen door het onderwijzend personeel geschiedt,
betaalde krachten zou moeten aanstellen.
De heer Deumer wil er aan herinneren, dat schoolkinder
voeding een instelling van weldadigheid is, volgens de
Armenwet.
De heer Meijnen vindt, met den heer Heemskerk, in het
dragen van klompen voor de kinderen niets vernederends;
in sommige gevallen, vooral bij slechte straten, verdient het
zelfs de voorkeur. Spreker zal verder niet treden in een
herhaling der discussie van verleden jaar. Een dergelijk voor
stel is toen niet aanvaard en de Raadsleden zullen hun
meening over deze kwestie wel niet hebben gewijzigd.
Wat betreft het voortzetten van de schoolkindervoeding
gedurende de vacantie, dit zou, gelijk reeds in de Memorie
van Antwoord staat, in de eerste plaats principieel verkeerd
zijn, omdat het doel van de schoolkindervoeding, die aan
het geven van onderwijs verbonden is, daardoor zou worden
voorbij gestreefd, maar ook ligt er, gelijk de heer Spendel
terecht zeide, een bezwaar in de vérandering, die er is ge
komen in de manier, waarop de schoolkindervoeding plaats
heeft. Verleden jaar vond deze nog plaats in bet gebouw
van de Sint Vincentius-vereeniging, maar spreker kreeg den
indruk, dat die toestand niet bestendigd mocht blijven. Daar
kwamen op denzelfden tijd veel te veel kinderen, zoodat de
orde onmogelijk kon worden gehandhaafd. Het was niet een
voortzetting van de orde in het gezin, maar een neerhalen
van die orde. Spreker is dan ook den hoofden van scholen
en den onderwijzers, die zich bereid hebben verklaard de
schoolkindervoeding te doen plaats hebben op de eigen school,
dankbaar, dat zij in dezen zijn verzoek hebben ingewilligd.
Alle bijzondere scholen en alle openbare scholen, op twee na,
hebben aan sprekers wensch voldaan, zoodat de maaltijden
nu plaats hebben met groote orde en met den eerbied, welke,
naar de meening van vele ouders, past bij het begin en het
einde er van. Dat kan, omdat het personeel van de scholen
thans, bij beurten, toezicht houdt. In de vacantie is dat per
soneel er echter niet en zijn ook de lokalen niet beschikbaar,
terwijl deze in den winter ook niet zijn verwarmdalle prac-
tische bezwaren van groote beteekenis, afgezien nog van de
kosten.
Spreker wil van deze gelegenheid gebruik maken om aan
de Vereeniging voor Schoolkindervoeding en Schoolkinder-
kleedingen aan de Sint Vincentius-Vereeniging zijn dank uit
te spreken voor de vele moeite, welke zij zich voor deze
zaak getroosten.
Spreker hoopt, dat de beide voorstellen van den heer Ver
weij zullen worden verworpen.
De heer Verweij sluit zich aan bij het woord van dank,
door den Wethouder gebracht aan de vereenigingen, welke
zich op dit gebied bewegen. Het gaat bij hem niet tegen die
vereenigingen, maar alleen om de belangen, die z. i. aan zijn
voorstellen zijn verbonden.
Spreker meent, dat de Raad, door zich te verdiepen in
bijzaken, de hoofdzaak van hetgeen spreker heeft voorgesteld
uit het oog heeft verloren.
De geweldige sneeuwval in den laatsten tijd, waardoorheen
de kinderen met de klompen moeten loopen, zal iedereen
duidelijk maken, dat het niet overdreven zou zijn, wanneer
men de kinderen in plaats van met klompen voorzag van
schoenen.
Het betreft hier niet alleen een lichaamsbelang van de
kinderen, maar ook een onderwijsbelang, vooral wat betreft
de voeding, en spreker vindt het min of meer klein, dat
men de moeilijkheden, verbonden aan het voortzetten van
de schoolkindervoeding gedurende de vacantie, zóó zwaar
laat wegen, dat men van die voortzetting niets wil weten.
Het op peil houden van de lichaamssterkte der kinderen in
den tijd der vacantie is evenzeer noodig als in den tijd, dat
de scholen aan den gang zijn. Het is van belang, dat de
kinderen na het einde der vacantie niet verzwakt weder op
school komen.
De heer Baart meent, dat hetgeen aangevoerd wordt door
de tegenstanders van de voorstellen van den heer Verweij
meer den schijn wekt van niet te willen dan niet te kunnen.
Er wordt nu hoog opgegeven van de groote moeilijkheden,
welke eraan verbonden zijn om in den vacantietijd, wanneer
de lokalen niet verwarmd zijn, enz., de schoolkindervoeding
door te zettenwanneer echter bij het College de ernstige
wil bestond om die moeilijkheden te overwinnen, dan zou
dat ook wel geschieden.
Men krijgt zoo het gevoel: och, het betreft slechts het
arbeiderskind. Men houdt zich niet voldoende bezig met de
vraag, wat het zeggen wil, wanneer ouders, als zij hun kin
deren thuis krijgen, hun niet kunnen geven wat ze noodig
hebben.
Spreker verbaast zich over de houding van den heer
Heemskerk, die zich nog al onder de arbeiders beweegt en
wien het bekend moet zijn, dat het over het algemeen juist
die gezinnen zijn, welke door werkloosheid worden geteisterd
of door het Burgerlijk Armbestuur worden ondersteund,
waaruit de kinderen schoolkindervoeding krijgen.
Er is gezegd, dat er niets vernederends zit in het dragen
van klompen, maar dan verbaast het spreker toch, dat de
heeren van de overzijde er niet aan denken hun eigen kinderen