254
WOENSDAG 9 DECEMBER 1925.
Volgnr. 290 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 291, luidende: Kosten van den
Markt- en Havendienstvoorzoover niet onder de voorafgaande
volgnummers begrepenf30406.
waarbij tevens in behandeling komt de door den heer
Groeneveld ingediende motie, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor: De Raad verzoekt Burge
meester en Wethouders zoodanige maatregelen te nemen,
dat de taak van de Commissie voor het Marktwezen wordt
uitgebreid tot den Havendienst."
De heer Groeneveld zegt, dat, terwijl de Markt-en Haven
dienst één dienst is met één directeur en verder personeel,
er alleen voor het Marktwezen een Commissie is, welke met
den Havendienst niets te maken heeft. Spreker heett gevraagd
de bevoegdheid van die commissie uit te breiden tot den
Havendienst en Burgemeester en Wethouders antwoorden,
dat de wenscbelijkheid hiervan aan hen niet gebleken is.
Spreker had dat antwoord wel verwacht. Wanneer pogingen
in het werk gesteld worden om wat meer zeggenschap te
geven aan Raadsleden, dan weet men vooraf wel, dat die
bij Burgemeester en Wethouders niet een erg gunstig ooi-
zullen vinden. Als iemand voorstellen deed om de bevoegd
heid van den Raad in te perken, dan zou dat meer bijval
bij Burgemeester en Wethouders vinden.
Er is geen enkele reden om den Havendienst uit te scha
kelen. Marktdienst en Havendienst loopen zoozeer ineen, ook
wat het personeel aangaat, dat het moeilijk is die te onder
scheiden. Het gebeurt dan ook herhaaldelijk in de Commissie
voor het Marktwezen, dat men zit te praten over zaken,
welke den Havendienst betreffen, zonder dat men er erg in
heeft, totdat men plotseling tot de ontdekking komt, dat
men op verboden terrein is. De Havendienst is zeer belangrijk
en daarom meent spreker, dat die Commissie ook daarover
medezeggenschap moet hebben.
De heer Wilbrink kan zich geheel met het voorstel van
den heer Groeneveld vereenigen.
De Marktdienst en de Havendienst grijpen in alle opzichten
in elkander in en er is dan ook een Directeur voor den
Markt- en Havendienst. De onder-Directeur heeft de leiding
zoo noodig van den Markt- en Havendienst en verder zijn
er nog 3 andere ambtenaren, die tegelijkertijd voor beide
diensten werkzaam zijn.
Spreker ziet niet in, dat, als voor andere diensten een
Commissie van bijstand uit den Raad noodig is, dit voor den
Havendienst niet het geval zou zijn. Men zegge niet: wij
hebben geen voorlichting van Raadsleden noodig, want wij
hebben toch onze ambtenaren, in casu den Directeur, ter
onzer voorlichting. Immers, men heeft b.v. ook een Commissie
van bijstand voor het Slachthuis en ook wat betreft dien
dienst zou men ten slotte hetzelfde kunnen zeggen.
Er komt bij, dat degenen, die hier de leiding hebben,
eigenlijk niet deskundigen zijn, want zoowel de Directeur
als de onder-Directeur zijn wel deskundigen op het gebied
van het marktwezen. Daarbij hebben zij beiden een opleiding
gehad en daarin zijn zij gegroeid, maar bij hun komst hier ter
plaatse wisten zij van den havendienst niets af. Men kan hen dus
niet als bijzonder deskundig beschouwen en nu kan het naar
sprekers meening, waar in deze Commissie een niet technisch
onderlegd Wethouder als voorzitter fungeert, ook een Raadslid
worden opgenomen, dat geacht kan worden van den havendienst
op de hoog te tezijn, niet anders dan ten goede werken, wan
neer daardoor in die Commissie tot uiting komt niet alleen
wat in de gemeente, doch ook wat in den Raad leeft ten
aanzien van den havendienst. Spreker juicht dan ook het
voorstel van den heer Groeneveld toe en zal daaraan zijn
stem geven.
De heer Spendel sluit zich aan bij het gesprokene door
de heeren Groeneveld en Wilbrink. Oorspronkelijk kende hij
de portée van het voorstel van den heer Groeneveld niet,
maar nu hij de uiteenzetting heeft gehoord van een lid en
van een oud-lid der Markt-commissie en nu hij bemerkt,
dat de beide diensten inderdaad zoozeer in elkander loopen,
kan hij dat voorstel steunen.
De heer van der Reijden is als jong lid van de Markt-
commissie door het voorstel van den heer Groeneveld ge
troffen, maar hij kan er zich wel mede vereenigen. Hij wenscht
alleen in overweging te geven om bij eventueele aanneming
in de Raadscommissie leden te benoemen, die deskundig zijn
op het gebied van het havenwezen, want hij is dat als lid
van de Marktcommissie niet.
De heer Reimeringer doet opmerken, dat het Marktwezen
en de Havendienst twee geheel verschillende takken van
dienst zijn. De eenige trait d'union is, dat de leiding van
beide in één persoon is vereenigd, hetgeen een gevolg is van
het feit, dat Leiden een kleine stad is. In andere plaatsen
zijn die diensten gescheiden. Het Marktwezen staat geheel
buiten den Havendienst, heeft zijn eigen behoeften en heeft
zeker een commissie uit den Raad noodig, maar, wat den
havendienst betreft, over de havens en al de aangelegenheden
op dat gebied adviseert de Commissie van Fabricage. De even
tueele commissie van die combinatie zou zich dus alleen
hebben te bemoeien met het personeel van den havendienst,
en nu vraagt spreker, of het werkelijk noodig is voor zulk
een klein corps een aparte commissie te hebben. Zijns inziens
wordt door Burgemeester en Wethouders die vraag terecht
in ontkennenden zin beantwoord. In andere plaatsen is dat
personeel ondergebracht bij de politie, maar hier is het een
afzonderlijk corps, bestaande uit 30 menschen.
Spreker weet niet waarmede die commissie zich anders zou
moeten bezighouden, want voor kwestie's betreffende de dienst-
voorwaarden van het personeel bestaat het georganiseerd overleg.
Ten slotte wijst spreker er op, dat het initiatief tot het
benoemen van zulk een commissie hier uitgaat van den Raad,
terwijl het volgens de wet moet uitgaan van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Huurman gevoelde aanvankelijk veel voor het
denkbeeld van den heer Groeneveld, maar hij wist niet, dat,
zooals de Wethouder thans medegedeeld heeft, de Havendienst
eigenlijk ondergebracht was bij Fabricage. Met het oog daarop
lijkt het spreker overbodig om de Marktcommissie daarmede
te belasten en hij zal dus stemmen tegen het voorstel van
den heer Groeneveld.
De heer Groeneveld acht het van zeer groot belang, dat
zijn voorstel den steun heeft van een zoo deskundig lid als
de heer Wilbrink.
Ten onrechte zegt de Wethouder, dat men hier te doen
heeft met twee geheel afzonderlijke diensten. Het zijn wel twee
diensten, maar zij loopen geheel in elkander en zijn niet te
scheiden.
Zoo is het voorgekomen, dat men in de Marktcommissie
een half uur heeft zitten praten over de wijze van ver
warming van de brugwachtershuisjes, totdat de leden eindelijk
tot de ontdekking kwamen, dat zij op verboden terrein waren.
De scheepvaart houdt ook nauw verband met het Markt
wezen. Als in de Commissie de veemarkt ter sprake komt,
dan kan niet gezwegen worden over de veebooten, de aan
legplaatsen, enz. Dat hoort erbij. Herhaaldelijk komen die
dingen dan ook in de Commissie ter sprake en ten slotte
moet dan geconstateerd worden: wij zijn eigenlijk afgedwaald.
De Wethouder zegt, dat er reeds een Commissie voor den
Havendienst is, n.l. de Fabricage-Commissie, maar dat is
geheel onjuist. Die commissie behartigt allerlei zaken van
gemeentewerken en dat betreft niet alleen den Havendienst
maar tal van andere diensten. Er is bijna geen dienst, of die
heeft te maken met de Fabricage-Commissie. Ook de Commissie
voor het Marktwezen heelt herhaaldelijk te maken met Fabricage,
zoo b.v. met betrekking tot de palen, die noodig zijn op de
Lammerenmarkt voor de schapenhokken.
Eveneens zijn de adviezen van de Commissie's van Fabricage
en voor het Marktwezen noodig geweest over de verlegging van de
Janvossenbrug, in verband met eventueele verplaatsing van
de vischbanken op de "Voldersgracht, maar dat wil niet zeggen,
dat het Marktwezen staat onder de Commissie van Fabricage.
Ook de geneeskundige dienst heeft nu en dan te maken
met Fabricage, maar daaruit volgt toch niet, dat die dienst
wordt beheerd door de Commissie van Fabricage.
De Wethouder heeft er ten onrechte die Commissie bij
gesleept, want men kan niet zeggen, dat zij voor den haven
dienst is aangewezen. En hetzelfde geldt van het georganiseerd
overleg. Dat staat geheel buiten het commissiewezen en
spreker begrijpt dan ook niet, hoe men dat er bij heeft
kunnen halen.
De verdediging van den Wethouder is zeer zwak geweest.
Een Commissie voor den Havendienst zou nog meer zin
hebben dan een Commissie voor het Marktwezen, want aan
den Havendienst zit veel meer vast; maar nu die beide diensten
aan elkander zijn gegroeid zal een commissie voor beide
tegelijk moeten worden ingesteld.
Ten slotte wijst spreker er den Wethouder op, dat in alle
plaatsen van de grootte van Leiden de Markt- en de Haven
dienst zijn gecombineerd.
De "Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld zich vergist.
Noch in Dordrecht, noch in Utrecht zijn de markt- en de
havendienst gecombineerd.
Waar de heer Groeneveld zegt, dat de Commissie voor het
Marktwezen eigenlijk bij ongeluk had gesproken over de
brugwachtershuisjes, wijst spreker er op, dat het heel duide-