DINSDAG 8 DECEMBER 1925. 233 dingen hebben, en het juist niet kan, als ook de onverschil ligen zouden moeten mede betalen. Ten slotte komt het geld toch uit de beurzen der ingezetenen. Het eenige verschil is, dat particulieren het op meer bekrompen manier moeten doen dan de overheid. Verder heeft de Wethouder ontkend, dat er sprake was van het meten met twee maten wat betreft de mogelijkheid voor de ouders om hun kinderen geplaatst te krijgen op scholen, welke voor U. L. O. opleiden. Spreker heeft meer malen gehoord, dat ouders in dat opzicht moeilijkheid hadden en men ten aanzien van jonge kinderen, bij wie de verge vorderdheid nog niet zulk een rol speelt, van het personeel van een derde klasse-school een verklaring eischte, dat die kinderen geschikt waren om het onderwijs te volgen, wilden zij worden toegelaten, terwijl voor de toelating tot andere scholen zulk een verklaring niet werd gevraagd. In sommige gevallen zou spreker het ook beter vinden, indien de kinderen meer dan nu geschiedt tegen hun ouders, als dezen niet wijzer zijn, konden worden beschermd, maar daarvoor is hier weinig reden, omdat het hier gaat over het betrek kelijk eenvoudige U. L. O., dat elk normaal aangelegd kind kan volgen. Spreker komt thans tot den heer van Eek, dien hij in tweede instantie met veel meer genoegen heeft gehoord dan in eerste instantie, vooral waar de heer van Eek het had over het afwijzen van de wethouderszetels. Dat standpunt deed spreker genoegen, al zou zijn positie in den Raad ge makkelijker zijn, indien de heer van Eek dat standpunt niet innam, maar dergelijke irreëele politiek wenscht spreker niet te voeren. De heer van Eek spreekt van een dictatuur van de bezit ters ten opzichte van de belastingpolitiek, maar daartegen over moet als consequentie gesteld worden de dictatuur van het proletariaat. De heer van Eek moet dus de consequentie aanvaarden, dat het kapitalisme vastloopt, waarvan de ver schijnselen zich niet alleen te Leiden en in ons land, maar ook overal elders voordoen. Ook is spreker het eens met den heer van Eek, dat men uit het buitenland zal moeten verwachten wat er gebeuren zal. Wat betreft hetgeen de heer van Eek verder gezegd heeft, de heer van Eek ziet een verschil tusschen hem en spreker, dat hij zoo gaarne de moraliteit aan zijne zijde heeft. Spreker meent hetzelfde van zich zelf te kunnen zeggen; het ver schil is alleen, dat hij die moraliteit gegrond ziet op het economisch leven. Spreker erkent een klassemoraalhet moreele begrip wordt door de klassepositie van de menschen beheerscht. Daarvan is ook een uiting de belasting vlucht. Als men het den menschen kwalijk neemt, dat zij om de belasting Leiden ontvluchten, dan stelt men een eisch, dien men nu eenmaal aan het individu in het kapitalisme niet kan stellen, en men komt op een gevaarlijk punt van huiche larij, als men zijn verontwaardiging over die belastingvlucht uitspreekt en tevens overtuigd is, dat de arbeiders in het kapitalisme hetzelfde trachten te doen en ook pofiteeren, al gaat het op kosten van de gemeenschap. Dat zijn dingen, inhaerent aan het maatschappelijk stelsel. Spreker meent, dat het niet aangaat om het aantal van sprekers voorstellen te vergelijken met het aantal voor stellen, door de S. D. A. P. gedaan. Die voorstellen vertegen woordigen een richting en riiet een persoon; dus al zaten hier meer personen van sprekers richting, dan zouden er nog niet meer voorstellen van die richting hoeven te zijn. Maar spreker meent natuurlijk, dat hij enkele steunpunten, enkele dingen als voorbeeld gesteld, noodig heeft, maar wanneer de discussies hier, inplaats van de onhoudbaarheid van het kapitalisme en van het in alle opzichten vastloo- pende economische stelsel in het licht te stellen, zich gaan bepalen tot de bespreking van bepaalde voorstellen en van hetgeen de heer van Eek noemt een »welvaartspolitiek", wat geheel iets anders is dan de klassenpolitiek, die alleen opkomt voor de eischen der arbeiders, dan lijkt dat spreker gevaarlijk. De heer van Eek heeft gevraagd: wat vertegenwoordigt de heer Knuttel hier en heeft hij zooveel bereikt? Spreker antwoordt, dat hier geldt: wie het laatst lacht, lacht het best! Zeker, de Leidsche arbeiders volgen nog liever degenen, die hun voorhonden, dat er nog verbeteringen voor hen zijn te verkrijgen, dan hen, die zeggen, dat zij zich in het kapitalisme en vooral in den onmiddellijken parlementairen strijd die illusie niet moeten maken, maar men moet deze zaak be schouwen van een beetje breeder basis dan uitgaande van hetgeen gebeurt in het kleine en in de tegenwoordige ont wikkeling van het kapitalisme in een aparten toestand ver- keerende Holland. Spreker begrijpt niet hoe iemand als de heer van Eek, die zelf zegt, dat het socialisme uit het buiten land moet komen, aan een vertegenwoordiger van een partij, die in een van de grootste rijken van de wereld de volkomen macht heeft, die in Tsjecho-Slowakije de groote meerderheid en in Duitschland van de arbeiders achter zich heeft, die in Engeland in snelle ontwikkeling is, een dergelijke vraag stelt. Als de heer van Eek al die dingen bekijkt, zal hij zien dat spreker wel iemand vertegenwoordigt en niet behoeft te vreezen, dat het hier niet denzelfden weg zal opgaan als in andere landen, al zal de weg hier wat zwaarder zijn dan elders. De heer Zuidema zegt, dat het argument van den heer Eerdmans, dat partijgenooten van spreker, zelfs vooraan staanden, hebben aangedrongen op zuinigheid bij den bouw en de inrichting van scholen, voor hem niets nieuws is. Spreker heeft zelf weieens in die richting geschreven, maar daaruit volgt nog niet, dat de heer Eerdmans een verwijt moet richten tot de gemeentebesturen, als zouden dezen er op uit zijn de publieke kas te plunderen. Daar is geen sprake van. In een naburige gemeente heeft spreker het meegemaakt, dat een ontwerp, gemaakt door het schoolbestuur, door de autoriteiten werd afgekeurd, omdat er geen bestuurskamer in opgenomen was, en die bestuurskamer is er moeten komen, ofschoon het bestuur niet wist wat het er mede moest doen. Men dient overigens billijk te zijn en te bedenken, dat het bijzonder onderwijs tientallen van jaren is onderdrukt en dat iemand, die na jaren van druk in de ruimte komt, weieens iets te ver kan gaan. De heer Eerdmans ziet er een bezwaar in, dat de publieke kas voor allerlei zaken wordt opengesteld, spreker is dit met hem eens en heeft het daarom zijn taak geacht er bij Burge meester en Wethouders op aan te dringen om zich zooveel mogelijk te beperken tot zaken, welke de gemeentebelangen raken. Maar hij heeft bezwaar gemaakt tegen het optreden van den heer Eerdmans, omdat in het rapport der commissie, waarvan de heer Eerdmans voorzitter was, niet de vraag werd beantwoord, hoe bezuinigd kan worden, maar alleen werd gezegd, dat het bijzonder onderwijs zich moest beperken. Dat was de geheele bezuiniging, in het rapport aangegeven, en ook hier heeft de heer Eerdmans op de vraag, hoe men kan bezuinigen en komen tot belastingverlaging, slechts één antwoord: laten de bijzondere schoolbesturen zich matigen en zooveel mogelijk bezuinigen. Een wenk, die te Leiden volkomen overbodig is. Nu is sprekers bezwaar niet, dat die wenk gegeven wordt, maar wel dat die wenk blijkbaar voortspruit uit antipathie jegens het bijzonder onderwijs. Wat betreft het optreden van den heer Eerdmans in de vergadering van 30 November, spreker heeft geen oogenblik getwijfeld, of de heer Eerdmans had toen voor zich goede motieven om te stemmen in zake de leeraarssalarissen gelijk hij gedaan heeft. Maar het ging toen om een uitgaaf van 100.000.en wanneer iemand, die zoo bezuinigen wil, voor een zeer klein deel der bevolking, voor een doel, dat niet raakt het algemeen belang, dergelijk bedrag wil beschikbaar stellen, dan is er tegenspraak tusschen de theorie en de praktijk. De heer van Eek heeft met zekere opgewondenheid ge sproken over zijne houding tegenover het vraagstuk van het zitting nemen in het College van Burgemeester en Wet houders. De taak van de sociaal-democraten is om op te komen voor de zwakken en die taak kunnen zij niet ver vullen, wanneer zij Wethouders zijn. Maar onmiddellijk daarna heeft de heer van Eek gewezen op Amsterdam, waar sociaal democratische Wethouders zijn en het zooveel beter is dan hier. Daaruit zou dan volgen, dat er met sociaal democratische Wethouders wel iets te bereiken zou zijn hetgeen spreker ontkent en dat de heer van Eek moet ijveren om een plaats voor zijne fractie te krijgen in het College. De zaak is echter, goed bezien, eenigszins anders. Hier zijn ook andere argumenten gebruikt. Zoo heeft de heer van Eek indertijd gezegd: Burgemeester en Wethouders zijn geroepen om de wet en de maatschappelijke orde te handhaven en wanneer wij in het College zitting nemen, dan verliezen wij het contact met de massa. En dat is juist; als een sociaal democraat zitting heeft in het College, dan zal hij hetzelfde moeten doen als Burgemeester en Wethouders nu doen; hij zou zich moeten verzetten tegen voorstellen als nu gedaan zijn en hij zou zijn menschen, die nu met allerlei mooie voorstellingen in den waan gebracht worden, dat er heel wat te bereiken is, duidelijk moeten maken, dat er zeer vele wenschelijke dingen zijn, die niet mogelijk zijn. Men durft niet aan de menschen zeggen, hoe de zaken werkelijk zijn. Men is hang, dat men zijn werfkracht verliest door zitting te nemen in het College. Spreker heeft gisteren, over het socialisme sprekende, ge zegd tot den heer van Eek, dat hetgeen hier werd gezegd elders gezegd had moeten worden. De heer van Eek noemde dat naïef en zeide, dat het van zelf sprak, dat zijn partijge nooten, als zij in een Kabinet zitting namen, niet konden bereiken wat zij wilden. Juist, maar, als men zulk een sterke macht in den Staat heeft, altijd maar groote woorden gebruikt, en aan anderen een halt meent te kunnen toeroepen en dan, wanneer men voor de eerste maal een zekere verantwoor delijkheid moet dragen, begint men te zeggen, dat de socia lisatie slechts iets voor de propaganda is geweest en op dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 7