MAANDAG 30 NOVEMBER 1925. 180 De Voorzitter zegt, dat daaromtrent een afzonderlijk prae- advies van het College zal komen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIX. Voorstel: a. tot het aangaan van een overeenkomst betredende de levering van electriciteit aan de gemeente Voorschoten door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden; b. tot het aangaan van een overeenkomst betreffende de levering van gas aan die gemeente door de Stedelijke Gasfabriek te Leiden. (Zie Ing. St. No. 264.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXX. Voorstel: a. tot nadere vaststelling van den prijs van het gas; b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gemeente blad No. 37), betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 268.) De heer Zuidema heeft, hoewel het hem tot zekere hoogte verblijdt, dat Burgemeester en Wethouders met dit voorstel konden komen, nog al bedenking tegen een prijsverlaging als hier wordt voorgesteld. Voor een dergelijk voorstel kunnen verschillende argumenten aangevoerd worden. Men kan voor de tarievenverlaging aanvoeren, dat de afne mers te veel moeten betalen door den te hoogen prijs, dat de concurrentie met de petroleum er toe dwingt, of dat zij noodig is om den afzet te vergrooten, maar geen van die argumenten wordt genoemd. Burgemeester en Wethouders zeggen eenvoudighet kan, dus moet het gebeurenMaar is het nu noodzakelijk en gewenscht om in die richting te gaan? De prijzen van gas en electriciteit zijn hier, in verge lijking met die in andere gemeenten, niet hoog. Leiden kan gemakkelijk concurreeren en de omzet neemt voortdurend toe, zoodat geen der genoemde argumenten hier kan gelden. Burgemeester en Wethouders meenen blijkbaar, dat ook bij een belangrijke verlaging van het tarief de financiëele toestand van het bedrijf daaronder niet behoeft te lijden, en, als men alleen let op het belang van de afnemers en tot zekere hoogte ook op dat der fabriek, zou men een dergelijk voorstel dan ook kunnen toejuichen. De zaak wordt echter eenigszins anders, als men rekening houdt met de financiëele positie der gemeente. Deze is, vergeleken bij die van andere gemeenten, niet ongezond en niet ongunstig, maar dat is alleen een ge volg van het feit, dat hier een zeer hooge belasting wordt geheven. Nu is het de vraag, of, wanneer er iets gedaan kan worden om den ingezetenen financiëel eenige verlichting te bezorgen, men moet beginnen met verlaging van de tarieven der Licht fabrieken dan wel met vermindering van den belastingdruk. Ongetwijfeld zijn hier de directe belastingen buitengewoon hoog, hetgeen o. m. blijkt uit de «Waarschuwende Cijfers", door Burgemeester en Wethouders onlangs overgelegd en uit de mededeeling van den Burgemeester, dat zijn gemeente belasting tweemaal zoo hoog was als zijn Rijksbelasting. Dit is onaangenaam voor de ingezetenen en schadelijk voor de gemeente, omdat de kapitaalsvlucht er door in de hand wordt gewerkt. Op een reclameplaat uit Wassenaar wordt b. v. een vergelijking gemaakt, wat de belasting betreft, tusschen Wassenaar en andere gemeenten, ook Leiden, en aangetoond, dat het vooral voor menschen met een ietwat belangrijk inkomen veel voordeeliger is om te Wassenaar te wonen. Dat geldt ook van tal van andere gemeenten in de nabijheid. Het is niet gemakkelijk om na te gaan, wat de invloed is van die hooge belasting en van de reclame, welke in verband daarmede voor andere gemeenten gemaakt wordt, maar dat het gevaarlijk is voor Leiden, is niet tegen te spreken. Deze zaak is van te meer belang, omdat Burgemeester en Wet houders in de begrootingsstukken zeggen, dat de belasting wel niet verhoogd zal behoeven te worden, maar dat toch voorloopig van belastingverlaging geen sprake zal kunnen zijn. De vraag is, wat voor Leiden het beste is: dat de belasting blijft zooals zij is, dan wel dat de gas-en electriciteitstarieven ongewijzigd blijven, doch de belasting verlaagd wordt. Nu heeft spreker uitgerekend, dat het bij niet-aanneming van dit voor stel mogelijk zal zijn om de plaatselijke inkomstenbelasting met ongeveer J te verlagen. Mevrouw van Itallie zegt: met maar als zij eens een berekening maakt, dan zal zij tot een geheel andere uitkomst komen. Het gaat over een bedrag van 400.000.en het zou dus beteekenen een verlaging met ongeveer één vierde. Spreker acht het dus beter dit voorstel niet aan te nemen en over te gaan tot belastingverlaging. De opbrengst van de Lichtfabrieken is tamelijk hoog, maar niet te hoog; elders zijn de winstuitkeeringen aan de gemeente veel hooger; in tal van gemeenten zijn ze per hoofd der bevolking aanzienlijk hooger. In dit verband wijst spreker er op, dat de Amster- damsche Wethouder Wibaut, iemand, die op dit gebied zijn sporen verdiend heeft en jarenlange practijk heeft en van huis uit eigenlijk een tegenstander van dergelijke uitkeeringen is, er op gewezen heeft, dat het van veel beteekenis kan zijn om een behoorlijke uitkeering van de bedrijven in de ge meentekas te doen vloeien. Wanneer Burgemeester en Wethouders dan ook geen andere motieven voor hun voorstel kunnen aanvoeren dan zij gedaan hebben, dan moet spreker daartegen stemmen. Verwerping van het voorstel acht spreker in het belang der bevolking. Het is voor zeer velen zeer moeilijk om de belasting op te brengen; alles moet tegelijkertijd betaald worden; de betaling van de gas- en electriciteitsprijzen daarentegen is veel gemakkelijker; de menschen kunnen veel gemakkelijker nu en dan een dubbeltje betalen. Men zegt: dat is zakkenrollerstaktiek. Als men spreekt van «zakkenrollerspolitiek", dan leze men eens na wat aangevoerd wordt door den heer Wibaut, die er op heeft gewezen, dat, als de tarieven niet extra hoog zijn, als niet een zekere klasse der bevolking wordt benadeeld en als het belastingstelsel goed is, er niet het minste bezwaar tegen bestaat om behoorlijke uitkeeringen, grooter dan men ze te Leiden kent, naar de gemeentekas te doen overgaan. Spreker begrijpt niet wat er tegen verwezenlijking van zijn denkbeeld zou zijn aan te voeren. Men maakt het voor de menschen gemakkelijker, want zij betalen de belasting dan bij beetjes, terwijl deze ineens moet worden betaald, als zij op het belastingbiljet komt. Vooral voor de niet kapitaal krachtigen heeft dat beteekenis en is het dus van belang de directe belastingen niet te hoog te maken. De verlaging van de directe belastingen is bovendien voor de gemeente een levensbelang, want Leiden is berucht om zijn hooge inkomstenbelasting. Daarover wordt veel gesproken en geschreven, maar nimmer hoort men klagen over de tarieven voor gas en electriciteit. Die hooge directe belasting weerhoudt menigeen, die zich te Leiden zou willen vestigen, ervan dat te doen en daarom is de eerste taak van het gemeentebestuur om de belasting te verlagen. Dat kan men bereiken door dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen en d$ hoogere winstuitkeering, welke daarvan het gevolg zal zijn, aan te wenden voor belastingverlaging. Spreker hoopt, dat hetgeen hij heeft aangevoerd door zijn medeleden zal worden overdacht en hen er toe zal brengen dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen. De heer van Eck zegt, dat het sedert hij van den Raad deel uitmaakt dit de eerste maal is, dat hij iemand bezwaar hoort maken tegen verlaging van de gas- en electriciteits prijzen. Het is een nieuw geluid, maar geen sympathiek geluid. De heer Wilmer. Ge moest dien spreker eruit kunnen gooien zooals den heer Oostveen! De heer van Eck zegt, dat dit een onjuiste aantijging is. Er is geen quaestie van, dat de heer Oostveen eruit gegooid is. Spreker heeft den heer Oostveen uiteengezet, hoe sprekers partij tegenover de armenverzorging staat, en toen heeft de heer Oostveen gezegd: dan kan ik geen lid van de partij blijven, ik bedank. Spreker heeft onder de rede van den heer Zuidema gezegd dat is zakkenrollerstaktiek. Inderdaad dat is het, wanneer men aldus redeneert: de menschen betalen zooveel gemak kelijker een hoogeren prijs voor gas en electriciteit, omdat dat telkens bij een beetje gaat, dan de belasting. De Voorzitter meent, dat volgens deze redeneering ook van zakkenrollerstaktiek gesproken kan worden wat betreft de in zake belasting bestaande regeling, dat men bij termijnen kan betalen. Het zou iets anders zijn, als er bij betaling in termijnen meer betaald zou moeten worden, maar daarvan heeft de heer Zuidema niet gesproken. Hij sprak van hetzelfde bedrag. De heer van Eck: Als men het geld afhaalt van menschen, die tekort komen, dan wordt het zakkenrollerstaktiek. Spreker is geen voorstander van de wijze van belasting heffing te Leiden, maar die houdt althans eenigszins rekening met de draagkracht, maar hiervan is geen sprake wat betreft de gas- en electriciteitsprijzen. De heer Zuidema beroept zich op den heer Wibaut, maar in de Commissie voor d,e Lichtfabrieken zitten ook partij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 5