177
een verhooging toegekend van 12.50 per wekelijksche les
bij minder dan 21 lessen en voor lessen boven de 20 van
5.per wekelijksche les.
Art. 3.
1. Het salaris der leeraren in het teekenen bedraagt,
bij minder dan 21 lessen per week: 115.per weke
lijksche les, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, .16, 18 en 20 dienst
jaren telkens te verhoogen met 12.50 per wekelijksche les.
2. Voor lessen boven 20 bedraagt het salaris 50.per
wekelijksche les, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18 en 20
dienstjaren telkens te verhoogen met 5.per wekelijksche les.
Art. 4.
1. Het salaris der leeraren in de lichamelijke oefening
bedraagt, bij minder dan 21 lessen per weekƒ110.per weke
lijksche les, na 2, 4, 6, 8 en 10 dienstjaren telkens te ver
hoogen met 5.en na 12, 14, 16 en 18 dienstjaren
telkens met 7.50 per wekelijksche les.
2. Voor lessen boven 20 bedraagt het salaris 50.per
wekelijksche les, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16 en 18 dienst
jaren telkens te verhoogen met 5.per wekelijksche le«.
3. De bezoldiging van de leerares in de handwerken voor
meisjes wordt bereidend overeenkomstig de bepalingen van
dit artikel, verminderd met 15 percent.
Art. 5.
1. De laatste twee periodieke verhoogingen worden, be
houdens het bepaalde in het tweede lid, alleen toegekend
aan het mannelijke onderwijzend personeel, dat gehuwd is
of gehuwd is geweest, zoomede aan het vrouwelijk onder
wijzend personeel, dat gehuwd is geweest, zoolang het niet
is hertrouwd, zulks met dien verstande, dat bij eventueelen
hertrouw de verhoogingen, die reeds zijn verkregen, blijven
toegekend.
2. De jaarwedde van het onderwijzend personeel, aan
hetwelk in verband met het bepaalde in het vorige lid één
of meer periodieke verhoogingen niet zijn toegekend, wordt
niet lager gesteld dan 90 ten honderd van het bedrag der
jaarwedde volgens deze regeling, zulks met dien verstande,
dat het verschil tusscheu het maximum volgens deze regeling
en de volgens dit lid berekende wedde niet meer dan 400.
mag beloopen.
3. De verhoogingen, waarop aanspraak wordt verkregen
in verband met het aangaan van een huwelijk, gaan in met
den eersten dag der maand, waarin het huwelijk is aan
gegaan, die, waarop voor de leeraressen aanspraak ontstaat in
verband met de ontbinding van haar huwelijk, met den
eersten dag der maand, waarin het huwelijk is ontbonden.
Art. 6.
1. Voor iederen leeraar, die definitief aan een der scholen
in deze verordening bedoeld, wordt benoemd, wordt een
getal lessen vastgesteld, hetwelk voor de berekening van
zijn salaris aan die school, als minimum zal gelden, behou
dens latere vermindering van dat getal lessen op zijn eigen
verzoek.
2. Deze bepaling is niet van toepassing op den leeraar
in het Hebreeuwsch.
Art. 7.
1. Indien een leeraar wordt aangewezen om den directeur
bij zijne taak ter zijde te staan, kan hem, indien daartoe
naar de meening van Burgemeester en Wethouders aanlei
ding bestaat, deswege eene toelage van ten hoogste ƒ200.
:s jaars worden verleend.
2. De conrector van het gymnasium geniet als zoodanig
eene jaarlijksche toelage van 200.boven de wedde, waarop
hij als leeraar aanspraak heeft.
Art. 8.
1. Een leeraar, die langer dan een maand achtereen wordt
belast met de waarneming van het rectoraat of directoraat
der school, ontvangt deswege eene vergoeding berekend naar
1200.'s jaars, indien hij al zijne lessen behoudt en een
van 600.indien zijn getal lessen moet worden vermin
derd. In het laatste geval wordt zijn getal lessen niet ver
minderd beneden dat, door den rector of den directeur
gegeven.
2. Indien hij reeds in het genot is van de jaarlijksche
toelage bedoeld in artikel 7, wordt de vergoeding in het
vorige lid bedoeld, verminderd met het volgens artikel 7
genoten bedrag.
Art. 9.
Aan leeraren in de lichamelijke oefening worden zonder
hunne toestemming niet meer dan 36, aan leeraren in een
ander vak niet meer dan 30 wekelijksche lessen opgedragen.
Art. 10.
1. Voor leeraren telt als diensttijd ten volle mede de tijd
als leeraar doorgebracht aan hoogere burgerscholen, middel
bare scholen voor meisjes, gymnasia, lycea, middelbare of
hoogere handelsscholen, zeevaartscholen, middelbare nijver
heids- en landbouwscholen, kweekscholen voor onderwijzers
en onderwijzeressen, de Koninklijke Militaire Academie, het
Koninklijk Instituut voor de Marine, de voormalige Marine-
machinistenschoolde voormalige Aspirantenschool te
Dordrecht, de voormalige Cadettenschool, den voormaligen
Hoofdcursus te Kampen en de voormalige dagcursussen bij
het wapen der infanterie, voor zoover zij het onderwijs
hebben gegeven in vakken, genoemd in de Middelbaar-
Onderwijswet, zoomede als onderwijzer op jaarwedde aan
Rijksnormaallessen.
2. Voor leeraren in de lichamelijke oefening telt boven
dien als diensttijd ten volle mede de tijd, als leeraar door
gebracht aan de Militaire Gymnastiek- en Sportschool te
Utrecht en de Marine Gymnastiek-en Sportschool te Helder.
3. Diensttijd aan lagere scholen en aan dagscholen voor
lager nijverheids-, handels- en landbouwonderwijs telt voor
de helft mede, met dien verstande, dat deswege niet meer
dan 6 dienstjaren worden vergolden.
4. Diensttijd bewezen aan avondscholen, komt niet in
aanmerking.
5. Doctorandi, die het doctoraal examen aan eene Neder -
landsche Universiteit of Hoogeschool hebben afgelegd en
ingenieurs, die hun diploma aan de Technische Hoogeschool
te Delft hebben verkregen, krijgen deswege 2 dienstjaren
vergolden.
6. Doctoren, gepromoveerd aan eene Nederlandsche Univer
siteit of Hoogeschool krijgen, behalve de 2 dienstjaren als
doctorandus volgens het vorige lid, bovendien deswege 4
dienstjaren vergolden.
7. Bij de vaststelling van den totalen diensttijd worden
onderdeden van een maand verwaarloosd, indien zij minder
dan 16 dagen omvatten en voor een volle maand geteld,
indien pj 16 of meer dagen omvatten.
8. De verhoogingen waarop aanspraak kan worden gemaakt
wegens bet verkrijgen van een bevoegdheid, gaan in op
den eersten dag van de maand waarin de bevoegdheid is
verkregen.
Art. 11.
1. De tijd, gedurende welken krachtens wettelijk voor
schrift verlof wordt genoten ter vervulling van militairen
dienstplicht, komt van rechtswege in aanmerking als dienst
tijd, geldig voor de toekenning van periodieke verhooging.
2. Als diensttijd, in den zin als bedoeld aan het slot van
het vorige lid, blijft buiten aanmerking de tijd, met stilstand
van wedde met verlof doorgebracht, indien het verlof langer
dan een jaar achtereenvolgens geduurd heeft, of verleend is
op een door den leeraar gedaan verzoek in zijn persoonlijk
belang, als ook de tijd, gedurende welken schorsing zonder
behoud van wedde heeft plaats gehad.
Art. 12.
Op het salaris van hen, die in geen der door hen onder
wezen vakken volledige wettelijke bevoegdheid bezitten voor
de school, waaraan zij werkzaam zijn, wordt vijftien ten
honderd gekort, met dien verstande, dat het salaris niet
daalt beneden dat van een leeraar aan een Rijks hoogere
burgerschool met drie-jarigen cursus met gelijke bevoegdheid.
Art. 13.
1. Indien vast aangestelde leeraren gedurende vier ach
tereenvolgende jaren aan een of meer in deze verordening
genoemde gemeentelijke scholen werkzaam zijn geweest, mag
hunne jaarwedde aan die school of scholen gezamenlijk zonder
hunne toestemming niet naar een lager getal lessen worden
berekend, dan het gemiddelde getal in die vier jaar, naar
beneden afgerond tot een geheel getal, tot een maximum
van 26 lessen, onverminderd de verplichting om het aantal
wekelijksche lessen te geven, naar hetwelk hunne wedde
wordt berekend.
2. Het tweede lid van artikel 6 is hier van toepassing.
Art. 14.
Aan leeraren, die op den voet dezer regeling een salaris
genieten van minder dan 2500.kan een persoonlijke
toelage toegekend worden.
Art. 15.
1. Indien leeraren mede zijn verbonden aan een of meer