174
Indien in den loop van het jaar 1924 het aanvankelijk
tekort niet was ingehaald, dan zou dit ten gevolge hebben
gehad, dat het jaar 1924 voor de gemeente een kapitaal
verlies zou hebben opgeleverd van ruim 700.000.
Ten aanzien van de begrooting voor 1926 kan dezelfde
redeneering worden toegepast.
Eerst dan zal men van een sluitenden dienst kunnen
spreken, indien de rekening over het dienstjaar 1926 over
de hoofdstukken II tot en met XVI een gunstiger uitkomst
oplevert dan geraamd wordt, van 697.619.
Wij zijn overtuigd, dat de zeer voorzichtig geraamde
begrootingen van de gemeente en van de bedrijven de ver
wachting wettigen, dat de explotatie zal meevallen, doch
dat neemt niet weg, dat bij de thans gevolgde methode
van opmaken van de begrooting feitelijk geen sluitende
exploitatie wordt verkregen.
Hiervan kan toch eerst sprake zijn, indien er evenwicht
is tusschen de ontvangsten en uitgaven, behoorende tot de
hoofdstukken II tot en met XVI, dus afgezien van de
ontvangsten van vroegere diensten.
Nu kan het voorkomen, en dat is thans het geval, dat de
gemeente nog tal van uitgaven heeft te doen, welke niet
tot de normale kunnen worden gerekend. Door deze uitgaven
wordt de exploitatie dus gedeflatteerd. Wanneer deze crisis
uitgaven nu konden worden gedekt uit ontvangsten van
min of meer bijzonderen aard, althans niet door gewone
exploitatie-ontvangsten, dan zou een meer bevredigend
evenwicht kunnen worden verkregen.
De groote batige saldi, die steeds weer op elke begrooting
kunnen worden overgebracht, zijn niet een gevolg van de
gunstige resultaten van de paar laatste jaren, doch houden
verband met de hooge inkomsten, uit de belastingen ver
kregen in den tijd van de hoogconjunctuur. Door een zoo
goed mogelijk beheer zijn die buitengewone hoogere inkom
sten gereserveerd gebleven en behoefden zij niet te worden
gebruikt om de rekeningen sluitend te maken.
Wij meen en, dat het gewenscht is, zoowel teneinde te
komen tot een zuiverder raming van de begrooting, alsmede
ter wille van een beter oordeel over de exploitatie-uit
komsten van ieder dienstjaar, om de bedoelde batige saldi
te reserveeren en buiten de gewone inkomsten en uitgaven
te houden door overbrenging op den kapitaaldienst.
De op deze wijze op den kapitaaldienst overgeboekte
gelden zouden dan kunnen dienen als reserve, teneinde de
beschikking te hebben over bijzondere middelen ingeval in
eenig dienstjaar, tengevolge van buitengewone omstandig
heden, aan de gemeente extra zware lasten worden opge
legd. Zoolang zich deze onverhoopte omstandigheden niet
voordoen, zal de gemeente daardoor tevens over fondsen
beschikken ter bestrijding van de soms zeer dringende
behoefte aan kasgeld.
Aangezien bij het opmaken van de begrooting voor 1926
met een en ander geen rekening kon worden gehouden, zou
het door ons gedachte systeem eerst kunnen worden gevolgd
bij het opmaken van de begrooting voor 1927. We achten
het intusschen wel gewenscht, dat Uwe Vergadering reeds
thans in dezen zin een principiëele beslissing neemt.
Op grond van een en ander geven wij U mitsdien, over
eenkomstig het, hierachter afgedrukt, advies van de Com
missie van Financiën, in overweging:
a. niet aan te nemen het voorstel van den heer van Eek
in zake het vormen van reservefondsen voor elk der ge
meentebedrijven
b. in beginsel te besluiten om van het te verwachten
batig saldo van de rekening 1925 en van de rekening 1926
een nader vast te stellen bedrag over te brengen op den
kapitaaldienst, teneinde dit te kunnen bestemmen voor over
boeking op den gewonen dienst ter dekking van nader aan
te wijzen uitgaven van den gewonen dienst, voortvloeiende
uit bijzondere omstandigheden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den llen November 1925.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij zich zeer wel kan vereenigen met het haar
toegezonden concept-praeadvies op het voorstel van den heer
Van Eek, betreffende het vormen van een reservefonds voor
elk der gemeentebedrijven.
Zooals terecht wordt opgemerkt, is het voorstel, voor wat
betreft het vormen van reservefondsen voor het bekostigen
van daarvoor in aanmerking komende buitengewone uitgaven
overbodig, omdat bij de bedrijven reeds afschrijvings- en
vernieuwingsfondsen zijn ingesteld.
Onze Commissie is mede van oordeel, dat naarmate de
tijdsomstandigheden meer regelmatig worden, groote ver
schillen tusschen de geraamde en werkelijke exploitatie
resultaten niet meer zullen voorkomen, zoodat ook uit dezen
hoofde de vorming van reservefondsen voor ieder van de
bedrijven afzonderlijk, naar haar oordeel niet noodig is.
Bovendien acht de Commissie de vorming dezer reserves
ook niet gewenscht voor de dekking van verliezen welke een
gevolg mochten zijn van een crisis. Ten eerste omdat in het
geheel geen maatstaf is aan te leggen omtrent de grootte
van de reserve en ten tweede, omdat bij aanneming van
Uw voorstel sub b reeds een reserve aanwezig is, welke
juist door haar algemeen karakter zich voor dit doel bij
zonder eigent.
Hieruit volgt tevens, dat wij ons met Uw voorstel kun
nen vereenigen inzake de overboeking op den kapitaaldienst
van de te verwachten batige saldi van de diensten 1925 en
1926.
De Commissie van Financiën,
B. J. Huurman Dzn.
H. W. Spendel.
J. Splinter Gzn.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.