MAANDAG 28 SEPTEMBER 1925. 155 De heer van Eck wenscht met een enkel woord op te komen tegen de bewering van den heer Zuidema, als zou door spreker en zijn partijgenooten een spel worden gespeeld. Men mag een dergelijke uitdrukking niet bezigen, als men voor zijn bewering niet bepaalde bewijzen kan aanvoeren. De heer Zuidema begrijpt blijkbaar niets van het standpunt van de sociaal-democraten. Wanneer dezen Indertijd, in aan sluiting met den Bestuurdersbond, hebben gevraagd om een half mud cokes per week te verstrekken, dan hebben zij dat gedaan, niet omdat zij die hoeveelheid voldoende achtten, maar omdat zij wisten, dat, als zij meer vroegen, dit uit dwaze krenterigheidsoverwegingen aan de werkloozen zou worden onthouden. Thans is de zaak echter veranderd. De Raad is gezwicht voor de noodzakelijkheidsoverwegingen en heeft het standpunt ingenomen, dat een half mud per week zal worden verstrekt. Voor de sociaal-democraten is er reden om daarop voort te bouwen. Er is een grondslag gelegd, er is een stemming gewekt, ook in burgerlijke kringen, dat men iets voor de werkloozen moet doen, maar dat »iets" is totaal onvoldoende. Spreker behoeft dat niet aan te toorien. Het spreekt dan ook van zelf, dat men tracht meer te krijgen, en het is schandelijk van den heer Zuidema om dat »spel" te noemen. Is het niet in overeenstemming met de beginselen, welke de sociaal-democraten zijn toegedaan, en met de tactiek, welke zij altijd hebben gevolgd? Het is volkomen eerlijk en rechtschapen; het grondt zich niet op andere beginselen dan de democratische, welke de heer Zuidema zegt te zijn toe gedaan, ofschoon daarvan nooit iets is gebleken. Hij behoort tot de meest verstokte reactionairen. Hetgeen de sociaal-democraten indertijd hebben gevraagd was een minimum en dat minimum was gekozen opgronden van opportuniteit; zij hielden daarbij het belang van de betrokken personen in het oog, maar, nu de eerste, de moei lijkste stap is gezet, gaan zij verder. Als zij meenen kans van slagen te hebben, hebben zij geen bezwaar om 2 mud per week te vragen, want die hoeveelheid komt den menschen, althans aan de werkloozen, volkomen toe. Waar het voorstel van den heer van Stralen volkomen ernstig gemeend is, ontzegt spreker den heer Zuidema het recht om te spreken van het spelen van een spel. Dergelijke verdachtmakingen komen niet te pas. De heer Witmans heeft met zeer veel instemming gezien, dat Burgemeester en Wethouders eigener beweging gekomen zijn met een voorstel om in den komenden winter aan de werkloozen weder een zeker quantum cokes gratis te ver strekken. Spreker heeft intusschen altijd den indruk gehad, dat de verstrekking van slechts een halven hectoliter wel wat schriel was. Hij moet echter den heer van Eck toe stemmen, dat, wanneer men in vorige jaren van die zijde ge komen was met een voorstel om meer dan een halven hectoliter te verstrekken, dergelijk voorstel gekelderd zou zijn. Spreker is van meening, dat, wanneer eenmaal de overheid op dit terrein ook steunen wil, zij dan ook zoo goed mogelijk moet steunen, en hij vindt het dan ook geen overdreven voorstel van den heer van Stralen om aan deze personen 1 H. L. cokes per week gedurende 22 weken toe te kennen. Spreker zal dan ook daaraan zijn stem geven. De heer Wilbrink heeft het woord gevraagd, omdat een klein misverstand in het spel is. In het algemeen wordt hier gesproken, alsof indertijd de Raad besloten heeft, dat de gemeente aan de werkloozen zou geven een halven hectoliter cokes per week, maar dat is niet zoo. Indertijd is besloten, dat aan de betrokken personen ge durende het winterseizoen verleend zou worden een reductie van 50 op den prijs, waarvoor door de Gasfabriek cokes aan particulieren wordt geleverd en als regel 1 hectoliter per week. Daaraan is deze toepassing gegeven, dat men een halven hectoliter per week gratis verstrekt, maar die toe passing is toch eigenlijk niet in overeenstemming met het indertijd genomen besluit. In de praktijk maakt het niet zoo heel veel verschil; het is eigenlijk alleen een principiëel ver schil. Nu geeft spreker toe aan degenen, die zich op het stand punt stellen dat men de brandstoffen gratis beschikbaar moet stellen, dat een halve hectoliter te weinig is, vooral in den winter; maar als men zich stelt op het standpunt, indertijd ingenomen door spreker en andere Raadsleden, dat men in den wintertijd den werkloozen moet tegemoetkomen in de aanschaffing van brandstoffen, dan kan men met het voor stel van Burgemeester en Wethouders medegaan, omdat het toch altijd nog eenigszins steunt op het standpunt, toenmaals ingenomen. Men is afgeweken van het indertijd door den Raad ge nomen besluit, niet in het belang van de gemeente als wel in dat van de werkloozen, en in dit opzicht kan men Bur gemeester en Wethouders geen grief maken; maar het blijft een feit, dat er een principiëel verschil is: men komt nu den werkloozen niet tegemoet in de aanschaffing van brand stof, maar men stelt de cokes gratis beschikbaar. Tegenover het voorstel van den heer van Stralen staat spreker eenigszins anders dan de heer Zuidema, al komt hij tot de zelfde conclusie. Dit voorstel komt van de zijde van de S. D. A. P., die altijd wil uitgaan boven hetgeen door Burgemeester en Wet houders of van andere zijde wordt voorgesteldmaar aan de andere zijde staat er toch dit tegenover, dat men, als men een ander standpunt inneemt dan die heeren, ook in deze zaak een andere houding aanneemt dan zij. Spreker is er vóór om den werkloozen tegemoet te komen, maar dit wil niet zeggen, dat hij verder wenscht te gaan dan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, want er zijn er onder de werkloozen, die hij wel degelijk in staat acht de noodige brandstoffen aan te schaffen. Nu het College tegenover de werkloozen goed wil handelen, wordt dat uitgebuit en ge zegd, dat een half mud per week veel te schriel is, maar men vergeet daarbij, dat de oorspronkelijke bedoeling alleen is geweest om den werkloozen eenigszins tegemoet te komen. De heer Sijtsma zegt, dat het ook op hem eerst een eigen- aardigen indruk heeft gemaakt, dat de S. D. fractie vroeger met een halt mud tevreden was en niets meer voorstelde en thans een mud vraagt. Hij kan daarin echter niet zien, zooals de heer Zuidema doet, een politiek spel of een spelen met de werkloozen. Hij staat ook op het standpunt van Burgemeester en Wethouders, dat, als de werkloozen niet in staat zijn zeiven de noodige brandstoffen te koopen, men hen moet helpen, en dan acht hij een half mud per week in den winter onvoldoende. Hij zou eenigszins royaler willen wezen en een mud per week willen toestaan. Mocht er later weer meer worden gevraagd, dan kan de Raad dat altijd afwijzen. Hij zal dus voor het amendement stemmen. De heer Sanders meent, dat de voorstanders van het voorstel van den heer van Stralen ietwat den oorsprong van deze geheele zaak vergeten. De steunverleening is bedoeld als een tegemoetkoming in den tijd van werkloosheid, ruimte latend voor voldoenden prikkel om aan het werk te gaan. Nu geeft iedereen toe, dat de verstrekte steun niet breed is. De heer van Stralen heeft dan ook voorgesteld in den winter den werkloozen een kleine tegemoetkoming te geven. In 1922 ging hij echter niet verder dan tot een reductie van 50 op den prijs van de cokes en wel tot een maxirnum-hoeveelheid van 13 H.L., wat aanmerkelijk minder is dan hetgeen Burge meester en Wethouders thans voorstellen, want dezen willen de reductie toestaan op 22 H.L. In 1923 stelde de heer van Stralen voor een tegemoet koming te geven van 1.wat toen ongeveer op 50% reductie op den cokesprijs neerkwam. In 1924 is door den heer van Stralen, respectievelijk den Bestuurdersbond, geen ander voorstel gedaan dan Burgemeester en Wethouders thans doen, zoodat dus eenigszins te verwachten was, dat dit voorstel aan die zijde instemming zou vinden. Het tegendeel is echter het geval. Het geven van een toeslag op den prijs der brandstoffen is dus niets anders dan een kleine tegemoetkoming in de zorgen van de werkloozen gedurende den wintertijd. In het request van den Leidschen Bestuurdersbond is erop gewezen, en het is hier herhaald, dat het verstrekken van een grootere hoeveelheid brandstoffen door de gemeente te minder bezwaarlijk is, nu de prijs van de cokes in beteekenende mate is verminderd. Ik vermoed, dat daarmede bedoeld wordt, dat, nu die ondersteuning goedkooper wordt, in evenredigheid meer gegeven kan worden. Dit is echter geheel in strijd met het principe van ondersteuning. Die redeneering is niet een argument voor de verhooging der uitkeering in den vorm van een toeslag op den prijs van de cokes, maar een argument er tegen. De prijs van de geklopte cokes bedraagt thans 0,80, en die was in 1923 f 1.80. Dus wanneer een werklooze in 1923 per week 1 H.L. cokes noodig had, dan moest hij bijbetalen 0.90, tegen nu 0.40. Dit is dus indirect ook reeds een verruiming van steun. Het zou dus eerder een argument zijn om den toeslag op de cokes niet te verhoogen maar te verlagen. Desondanks hebben Burgemeester en Wethouders gemeend om de regeling, zooals die verleden jaar gegolden heeft, voor dit jaar te continueeren, en zij moeten dan ook adviseeren om op het voorstel van den heer van Stralen niet in te gaan. Wat betreft de uitvoering van de regeling, waartegen de heer Wilbrink bezwaar maakt, in zooverre dat hij alleen wil hebben een toeslag en geen directe verstrekking van cokes, in die uitvoering is later wijziging gebracht op practische gronden. In de practijk komt het op hetzelfde neder. De heer Eerdmans vraagt, welke die practische gronden zijn. Zooals de uitvoering thans is kunnen werkloozen 2 bons verzamelen en daarvoor 1 H.L. krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 9