MAANDAG 28 SEPTEMBER 1925.
151
bescherming, niet alleen met het oog op de dieren maar ook
met het oog op de menschen, want wreedheid tegen de dieren
maakt de menschen zelf wreed en bederft hen zelf.
Dierenbescherming is dus een uitnemende zaak, welke alles
zins moet bevorderd worden, maar men moet zich hoeden
voor het gevaar, dat men de zaken van af een absoluut een
zijdig standpunt gaat beschouwen.
Spreker geeft den heer Eerdmans toe, dat het niet zou
aangaan, een hond zoodanig te muilkorven, dat hij verhinderd
zou worden om zijn bek goed te openen. Komt dit in de
praktijk voor, dan is dit echter geenszins aan de verordening
te wijten.
De verordening schrijft toch alleen voor: „Het is verboden
op den openbaren weg zich van een aangespannen hond te
bedienen zonder deze vooraf te hebben voorzien van een
lederen muilkorf, welke bijten verhindert."
Nu kan het zijn, dat door het loopen onder een wagen het
humeur van deze honden min of meer bedorven wordt, maar
het is een feit, dat die honden neiging hebben om uit te
schieten en naar de menschen te bijten. En nu moge men
nog zooveel gevoelen voor dierenbescherming, men moet toch
de menschen niet bij de dieren achterstellen.
Spreker betwijfelt de juistheid van de uitspraak van den
heer Eerdmans, dat een hond alleen door zijn tong zou
transpireeren. Spreker heeft dit in zijn jeugd ook geleerd,
maar hij beschouwt het als een legende.
in deze is het advies ingewonnen van den dierenarts Sperna
Weiland, en die heeft verklaard, dat het inderdaad goed is
dat de door spreker voorgelezen bepaling bestaat.
in het request kan spreker niet veel ter zake dienende
argumenten vinden. Er wordt o. a. in gezegd, dat het voor
schrift der verordening, dat alle trekhonden gemuilkorfd moeten
zijn, door trekhondenhouders en andere deskundigen wordt
afgekeurd. Spreker beschouwt echter de trekhondenhouders
als belanghebbenden, geenszins als deskundigen. Zij zouden
het misschien wel prettig vinden, indien het verzoek werd
ingewilligd, omdat zij dan geen muilkorf meer behoefden
aan te schaffen. Aan het oordeel van iemand als de heer
Sperna Weiland is meer waarde toe te kennen dan aan dat
van de trekhondenhouders.
Spreker is, zooals gezegd, persoonlijk een groot voorstander
van de dierenbescherming, maar in inwilliging van het verzoek
zou zijns inziens een groot gevaar schuilen, omdat honden, die
onder een wagen loopen, altijd lust hebben om uit te schieten,
en te bijten.
Verder leest men in het request, dat de betrekkelijk non
chalante wijze, waarop de muilkorf meermalen wordt onder
houden, mede tot ongerief van het dier, aantoont, dat het
voorschrift onnoodig is. Vooreerst zou spreker wil'en zeggen,
dat dan die deskundigen, zooals het request hen noemt, de
muilkorven maar keurig moeten onderhouden. Mocht het
hieraan liggen, dat de politie niet voldoende toeziet, dat de
muilkorven goed onderhouden worden, dan zal spreker onmid
dellijk last geven daarop nauwlettend toe te zien. Maar boven
dien, het feit, dat de muilkorven niet goed worden onderhouden,
kan nooit een argument zijn tegen het bestaande voorschrift.
Men heeft hier weer te doen met een geval van de algemeene
zucht om, als men een belang voorstaat, dat breed uit te meten
en daaromtrent aan den Raad te adresseeren. Spreker herhaalt,
dat inwilliging van dit verzoek groote gevaren met zich zou
brengen. Het ligt voor de hand, dat het humeur van de
honden door het loopen onder een kar wordt bedorven en
die dieren daardoor uitschieten. Adressanten zeggen wel, dat
de eigenaren van bepaalde bijtzuchtige honden, die gevaar
voor hun omgeving opleveren, kunnen worden verplicht dien
beesten een muilkorf aan te doen, maar, gelijk de heer Sperna
Weiland zegt, wanneer de bijtzucht wordt geconstateerd, heeft
het bijten reeds plaats gehad.
Mevrouw van Itallievan Embden spreekt alleen van trek
honden, maar spreker toont aan de hand van artikel 36 der
desbetreffende verordening aan, dat soortgelijk voorschrift
geldt voor alle honden, die worden vastgelegd, ook de waak
honden, en dat alleen gewone honden ervan zijn uitgezon
derd, omdat die in het algemeen goedaardiger zijn.
Spreker hoopt, dat de Raad dit praeadvies zal aannemen.
De heer Eerdmans vraagt, of het geen aanbeveling zou
verdienen, dat de Raad dit praeadvies aannam, maar door
den Voorzitter eens een onderzoek werd ingesteld naar het
model van den muilkorf, dat wordt gebezigd. Er is een soort
leeren muilkorf, welke om de boven- en de benedenkaak past
en het dier belet den bek te openen. Ook bestaat er een
muilkorf, samengesteld uit een groot aantal riempjes, welke
meer ruimte biedt, maar die is vrij duur en spreker heeft
dien nooit in gebruik gezien bij trekhonden. Ten slotte is er
een muilkorf van ijzerdraad, welke om den geheelen kop
past en het dier in staat stelt zijn kaken van elkander te
krijgen. Wellicht kan de Voorzitter na een onderzoek te
hebben ingesteld met een wijziging van dit voorstel komen,
strekkende om een bepaald model muilkorf voor te schrijven.
De heer Sijtsma heeft door de gevoerde discussie nog niet
de overtuiging gekregen, dat de Raad niet een goed werk
zou doen met op dit verzoek in te gaan.
De Voorzitter zegt een warm dierenvriend te zijn, maar
die vriendschap bepaalt zich slechts tot de theorie. Wanneer
de Voorzitter ervan doordrongen was, welke kwelling dien
dieren bespaard zou worden door inwilliging van het verzoek,
dan zou hij er zonder twijfel voor zijn om het in te willigen.
Als het waar is, dat, zooals de heer Heemskerk zegt, die
dieren, wanneer ze van onder den kar losgelaten worden,
lastiger zijn dan andere dieren, dan werkt daartoe die muilkorf
in hooge mate mede.
Laat men eens een proef nemen met hetgeen de adres-
seerende vereeniging vraagt. Blijkt er gevaar voor bijten te
bestaan, dan kan men er altijd nog op terugkomen. Men zal
toch niet het rijden met auto's geheel willen verbieden, omdat
er wel eens menschen overreden worden!
De Voorzitter beroept zich op het advies van een deskundige,
den dierenarts Sperna Weiland, maar spreker wil erop wijzen,
dat in het bestuur der adresseerende vereeniging zitting
heeft een dierenarts en dat die vereeniging ook als adviseerend
lid een dierenarts heeft. Dit zijn toch ook deskundigen en
die kunnen zich met het verzoek vereenigen.
Spreker spreekt de hoop uit, dat met hem de echte
dierenvrienden hier in den Raad tegen het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders zullen stemmen.
De heer Knuttel moet opkomen tegen de laatste woorden
van den heer Sijtsma. Men moge nog zoo'n warm dierenvriend
zijn, men behoeft toch nog niet de menschen aan gevaren
bloot te stellen van de zijde van de dieren.
Men vergete niet, dat in dezen tijd het aantal bijtzuchtige
honden zeer toeneemt, door het meer houden van herders
honden; en men moet er wel voor waken om het gevaar
nog grooter te maken.
De Voorzitter meent, dat de vergelijking met auto's
juist zou zijn, wanneer auto's niet waren een noodzakelijk
en nuttig vervoermiddel.
Het beste zou zijn, dat de Raad het praeadvies aanvaardde
en dat dan Burgemeester en Wethouders aan de adresseerende
vereeniging verzochten om eens mede te deelen, of zij een
beter model muilkorf weet dan wel een betere regeling kan
aangeven om muilkorven voor te schrijven. Laat zij daarmede
zelf nu eens komen.
Wat betreft de mededeeling van den heer Sijtsma, dat tot
de adresseerende vereeniging ook twee deskundigen behooren,
spreker meent, dat dergelijke zaken in hoofdzaak toch uitgaan
van de secretaresse alleen.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt
met 29 tegen 4 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Dubbeldeman,
mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Verweij, van der
Reyden, Kooistra, van Rosmalen, Eerdmans, Splinter, Baart,
Wilmer, Knuttel, Huurman, van Eek, Heemskerk, Zuidema,
Spendel, Oostdam, Wilbrink, Deumer, Witmans, Bergers,
Schüller, Eikerbout, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders
en van Hamel.
'legen stemmende heeren Sijtsma, Groeneveld, Coster en
mevrouw van Itallievan Embdeü.
(De heeren Knuttel en Huurman waren inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders van
de afdeeling Leiden en Omstreken der Nederlandsche Ver
eeniging tot Bescherming van Dieren een advies zullen vragen
in zake het model van den muilkorf.
XIX. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 27 Augustus 1923 (Gem.blad No. 31), regelende de heffing
van eene belasting onder den naam van «Liggeld" in de
gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. Nis. 235 en 237.)
De Voorzitter zegt, dat in dit voorstel een kleine redactie
fout is ingeslopen, waardoor misverstand zou kunnen ontstaan.
Burgemeester en Wethouders wijzigen daarom artikel I nader
in dien zin, dat het als volgt luidt:
»In artikel 2 wordt in het eerste lid achter het woord
«waren" ingelascht: «wordt, te beginnen met den dag van
aankomst, vervalt achter het woord »en": «verder", terwijl
de zinsnede: «wordt voor elk etmaal of gedeelte daarvan
geheven" wordt gelezen«wordt, aanvangende met den
vijftienden dag, voor elk etmaal of gedeelte daarvan geheven