150 MAANDAG 28 SEPTEMBER 1925. van het betrokken gedeelte van de sloot langs de Os- en Paardenlaan van gemeentewege tot bestrating over te gaan, omdat men daar, als geen verharding plaats heeft, een mod derpoel zal houden. De heer van der Reijden sluit zich bij het denkbeeld van den heer Schüller aan. De heer Mulder wijst er in de eerste plaats op, dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders in overeenstem ming is met het advies van de Commissie van Fabricage. Bovendien gaat het z. i. niet aan slooten te dempen, welke niet aan gemeentewegen liggen. Komt ter plaatse later be bouwing, dan is het mogelijk, dat van de betrokken bouwers een bijdrage in de kosten der slootdemping wordt verkregen. Wat de vervuiling van de sloot aangaat, het is tamelijk zeker, dat de voorgestelde demping over een lengte van 90 M. voldoende in den tegenwoordigen toestand zal voorzien. Op de vraag, gesteld door de heeren Schüller en van der Reyden, kan spreker niet ingaan, omdat die pas aan de orde komt, wanneer de zaak, welke in voorbereiding is, haar beslag zal hebben gekregen. Eerst dan zal worden uitge maakt, of die gedempte sloot al dan niet zoo zal blijven liggen. In den regel gebeurt dat niet, maar het staat los van dit voorstel. De heer Schüller ontkent, dat het door hem ter sprake gebrachte buiten de orde zou zijn, gelijk de Wethouder meent. Het is wel aan de orde. Hetgeen thans gedaan zal worden is half werk. Spreker begrijpt, dat op het oogenblik de eigenaren daar niet bij machte zijn om de kosten der bestrating te dragen, maar als men weet de straten, die op deze laan uitkomen, dan moet men tot de overtuiging komen, dat het, wanneer dit stuk sloot gedempt zal zijn, een modderpoel zal worden. Wanneer men direct overgaat tot bestraten 'of verharden, waarvan de kosten door de gemeente gedragen zouden moeten worden, dan verkrijgt men dadelijk een afdoende oplossing. Mevrouw van Itallie-van Embden acht de verdediging van het voorstel door den Wethouder niet sterk. De Wethouder meent, dat men geen last zal hebben van stank, wanneer slechts de eene helft van de sloot gedempt wordt, maar de praktijk wijst gewoonlijk anders uit. Verder verwacht de Wethouder, dat daar huizen gebouwd zullen worden. Er zullen echter geen huizen gebouwd worden aan een stinksloot, en die sloot zal anderzijds niet gedempt worden, ais er geen huizen gebouwd worden. Spreekster ziet geen kans om uit dit dilemma te komen en zal zich ten slotte bij het voorstel van Burgemeester en Wet houders moeten nederleggen. De Voorzitter wijst er op, dat thans alleen aan de orde is het voorstel om den eigenaren van een gedeelte van de sloot langs de Os- en Paardenlaan te gelasten, dat slootge- deelte te dempen. Het kan misschien naderhand' van belang zijn, dat ook het verdere stuk sloot gedempt wordt, maar dat is nu niet in bespreking. Dat verdere gedeelte sloot ligt op particulier terrein, afge sloten door twee hekken, en wellicht zal dat te zijner tijd ook voor demping in aanmerking komen. Op het oogenblik gaat het er alleen om, den eigenaren van de sloot ter aangegeven plaatse te gelasten om de sloot te dempen, overeenkomstig het advies van de commissie ingevolge de lanen- en wegenverordening, en zoodra die sloot gedempt is zullen Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel om de zaak verder in orde te maken. De heer Schüller zegt, dat de kosten van de demping voor rekening van de gemeente moeten komen, maar daarmede moet men zeer voorzichtig zijn. Zoo iets zou voor de eige naren zeer aangenaam zijn, maar dat kan in elk geval nu niet uitgemaakt worden. In casu zal men zich moeten be perken tot het geven van den last aan deze eigenaren om dit slootgedeelte te dempen en door een riool te vervangen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heer Wilmer was inmiddels ter vergadering gekomen.) XVII. Voorstel: a. tot het verleenen van medewerking aan het bestuur der Gereformeerde Schoolvereeniging, voor de aanschaffing van schoolmeubelen en van toestellen voor het onder wijs in lichamelijke oefening ten behoeve van de school aan de Lusthoflaan; b. tot het verleenen van medewerking aan het Bestuur der R. K. Par. Jongensscholen onder R. K. Par. Kerk bestuur, voor de aanschaffing van leer- en hulpmiddelen ten behoeve van de inrichting van het gymnastieklokaal der school aan het Rapenburg No. 48; c. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie lng. St. No. 230). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren, om de verplichte muilkorf voor trekhonden uit de verordeningen te schrappen. (Zie lng. St. No. 218). Mevrouw van Itallie—van Embden meent, dat losloopende honden eigenlijk nog gevaarlijker kunnen zijn voor de menschen dan honden onder de kar. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat die trekhonden zoo dikwijls van onder de kar uitschieten en naar de menschen bijten. Dat moge zoo zijn, maar in de couranten ziet spreekster deze rubriek van ongevallen niet zoo veelvuldig vermeld als b.v. de auto-ongelukken. Aan spreekster is het nooit overkomen, hoewel zij vaak langs karren loopt, dat een hond naar haar beet. Als men den honden, die los over de straat loopen, de eer en het ver trouwen schenkt, omdat zij bij uitzondering bijten en lastig zijn, kan men dat te eerder doen tegenover de honden, die vastliggen aan een kar, aangezien bij verordening is bepaald, dat in geval van ziekte of bijtzucht die dieren gemuilkorfd moeten worden. Men moet elk individu zooveel vrijheid laten als met het vertrouwen van de menschen is overeen te brengen en daarom wil spreekster een goed woordje voor de honden doen. De heer Sijtsma vraagt, of bij verwerping van het praead vies van Burgemeester en Wethouders het verzoek als inge willigd wordt beschouwd. De Voorzitter antwoordt, dat bij verwerping van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders de stukken in handen zullen worden gesteld van de Commissie voor de Strafverordeningen. De heer Sijtsma ondersteunt het denkbeeld van Mevrouw van Itallievan Embden. Indien de Raadsleden zich eens konden verplaatsen in den toestand der honden, die onder een kar loopen en hard moeten trekken, terwijl zij gemuil korfd zijn, dan zouden zij ongetwijfeld het verzoek inwilligen. Het is een moeilijk te omschrijven kwelling voor die beesten en vooral in den zomer, wanneer het warm is, is het bijna niet uit te houden. Men moet ook voor de dieren gevoel hebben en de Raadsleden zouden een bewijs leveren van meegevoel met dieren, indien zij dit praeadvies verwierpen en het verzoek inwilligden. Vooreerst is het niet bekend, of de dieren door het loopen onder een kar lastig worden, maar bovendien, indien na inwilliging van het verzoek er menschen zoodanig werden gebeten, dat maatregelen genomen moesten worden, dan zou men er alsnog toe over kunnen gaan. Spreker hoopt van harte, dat het praeadvies zal worden verworpen. De heer Heemskerk wil een enkel woord spreken ten gunste van het praeadvies, al wenscht hij daarmede niet te kennen te geven ongevoelig te zijn voor honden en op die dieren onnoodige kwellingen Ie willen toepassen. Hij is het echter met Burgemeester en Wethouders eens, dat men eerst naar de menschen en daarna naar de honden moet kijken. Enkele houders van trekhonden hebben hem toegestemd, dat het gevaar voor bijten bij trekhonden grooter is dan bij losloopende honden, omdat een hond, die den geheelen dag wordt vast gehouden, in het algemeen heftiger wordt dan een hond, die den geheelen dag zijn vrijheid heeft. Voorzichtigheidshalve zal hij dus zijn stem aan het praeadvies geven. De heer Eerdmans begrijpt, dat Burgemeester en Wet houders door dit verzoek in een moeilijk parket zijn gebracht. Hetgeen de heer Heemskerk zegt is wel waar; het loopen onder een wagen schijnt het humeur van de dieren niet te verbeteren, en dat geeft misschien aanleiding tot blaffen en keffen; maar hetgeen in het adres wordt opgemerkt is toch ook volkomen juist. Zoo'n beest ademt en verfrischt zich met een open bek; de huid van een hond transpireert niet; de eenige plaats, waar een hond kan transpireeren, is de tong. Spreker wil vragen, of het niet mogelijk zou zijn om een muilkorf voor te schrijven, die voldoende ruimte laat voor de kaken van het beest en die niet, zooals de thans alge meen gebruikte, door den snuit van het dier heengaat. De Voorzitter zegt zeer veel te gevoelen voor de dieren-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 4