171
De inkomsten, ontvangsten en betalingen van het bedrijf
worden afgescheiden van de overige inkomsten, ontvangsten
en betalingen der gemeente.
Art. 2.
Het aan het bedrijf verbonden personeel wordt benoemd,
gesehorst en ontslagen door Burgemeester en Wethouders,
die tevens hun instructie vaststellen.
Art. 3.
De invordering van de inkomsten, het doen van alle
betalingen, het voeren van de boekhouding van het bedrijf
en het opnemen van boeken en kas geschiedt volgens door
Burgemeester en Wethouders te geven voorschriften.
Art. 4.
Tussclien de gemeente en het bedrijf wordt voor weder
zij dsche stortingen rente verrekend tegen een door Burge
meester en Wethouders vast te stellen rentevoet.
Art. 5.
De begrooting van het bedrijf wordt aan den Baad vóór
de begrooting van inkomsten en uitgaven van de gemeente
vastgesteld en tegelijk met deze aan Gedeputeerde Staten
opgezonden.
Art. 6.
Buiten de begrooting om kan geen uitgaaf geschieden dan
met afzonderlijke voorafgaande machtiging van den Baad.
Burgemeester en Wethouders kunnen op de posten der
begrooting af- en overschrijven, voor zoover de Baad zich
niet het verleenen van machtiging daartoe bij de begrooting
heeft voorbehouden.
Art. 7.
De rekening van het bedrijf wordt met alle daarbij behoo-
rende bescheiden jaarlijks tegelijk met de gemeenterekening
den Baad aangeboden.
Een batig saldo der rekening wordt in de gemeentekas
gestort; een nadeelig saldo wordt door de Gemeente aan
gezuiverd.
Art. 8.
Het besluit van Gedeputeerde Staten, bedoeld in art. 222
der Gemeentewet, houdende vaststelling der ontvangsten en
uitgaven van de gemeenterekening, waartoe de bedrijfsreke-
ning geacht wordt te behooren, strekt aan Burgemeester en
Wethouders en het bij het bedrijf werkzame rekenpliehtige
personeel tot ontlasting, behoudens later in rechten gebleken
valschheid in geschriften en andere onregelmatigheden.
Art. 9.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1926.
N°. 252. Leiden, 21 October 1925.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
H. W. Blóte bestaat noch bij het College van Stads-genees-
heeren, noch bij ons College bezwaar.
In verband echter met het aanhangig onderzoek naar de
mogelijkheid van de invoering der vrije-artsenkeuze achten
wij het wenschelijk ook den heer Blóte evenals de andere
Stads-geneesheeren slechts voor één jaar in zijne betrekking
te bestendigen.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging den
heer H. W. Blóte, voor het tijdvak 1 November 19251
November 1926, te bestendigen in de betrekking van Stads
geneesheer, zulks met afwijking van het bepaalde in art. 2
der verordening van 20 December 1900, betreffende het
verleenen van kostelooze genees- en heelkundige hulp aan
onvermogenden, den dienst der Stads-geneesheeren en den
werkkring van het College van Stads-geneesheeren te Leiden.
(Gem. blad Nu. 4).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 13 October 1925.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Leiden, geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Hendrik
Willem Blóte, arts te Leiden, dat hij verzoekt bestendigd
te worden in de betrekking van Stadsgenees- en heelkundige.
Hetwelk doende enz.
H. W. Blóte.
Te Leiden,ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.