166 a. een bedrag van 3000.beschikbaar te stellen ten behoeve van het honden van een woning- en gezinstelling, welke kosten kunnen worden gevonden door afschrijving van den post „Onvoorziene Uitgaven" van den dienst 1925, waarop thans nog een bedrag van 221.757.beschik baar is; b. de verdere behandeling van het verzoek van het bestuur der Woningbouwvereeniging „de Eendracht" om de mede werking van de gemeente te verleenen tot den bouw van 134 woningen en 3 winkels op een terrein aan de Driftstraat, ten noorden van den Lagen Rijndijk, aan te houden, totdat de uitkomsten der sub a. bedoelde telling bekend zijn. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Nu. 243. Leiden, den 16en October 1925. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat de meerderheid onzer Commissie, op initiatief van haar medelid, den heer Deumer, zulks op het voetspoor van enkele andere gemeenten als Rotterdam, 's-Gravenhage en Utrecht, het noodig acht de verordening op het Rijden aan te vullen met een tweetal bepalingen, waarbij het den bestuurders van voertuigen, motorrijtuigen en rijwielen verboden wordt langs een stilstaanden tramwagen te rijden zonder voor het in- en uitstappen van de tramreizigers voldoende ruimte te laten. Eensdeels is zij van oordeel, dat het vaststellen van een dergelijk verbod op zich zelf reeds de aandacht vestigt op de daarbij verboden handeling, welke daardoor officieel tot een gevaarlijke en strafwaardige wordt gestempeld, hetgeen er toe kan bijdragen, dat het ook in onze gemeente groot aantal verkeersongelukken wordt beperkt, anderdeels verwacht zij, dat bij een dergelijk verbod de ouden van dagen, kinderen, slechthoorenden en bijzienden onder de tramreizigers in het bijzonder zullen zijn gebaat. De minderheid onzer Commissie betwist daarentegen de noodzakelijkheid van de voorgestelde verordening en wel in de eerste plaats om deze eenvoudige reden, dat haar niet bekend is, dat tot heden in deze gemeente in- en uitstap pende tramreizigers door voorbij rijdende voertuigen, motor rijtuigen of rijwielen ernstig of zelfs maar licht zouden zijn gewond. En zonder nu te meenen, dat de noodzakelijkheid van een dergelijke strafbepaling eerst is geboren met de verwonding of zelfs den dood van een min of meer groot aantal slachtoffers, is zij wel van oordeel, dat de persoonlijke vrijheid een te kostbaar goed is, dan dat zij zou mogen worden aangetast, wanneer de individuen zich die vrijheid waardig hebben betoond en niet met grond te verwachten is, dat dit anders zou worden. Het moderne verkeer stelt nu eenmaal den tegenwoordigen mensch aan gevaren bloot, waartegen deze zich beter en meer afdoende kan beschermen door het betrachten van de noodige voorzichtigheid dan door te vertrouwen op het schild van een strafbepaling, die de ervaring leert het grootendeels bestaat om te worden overtreden. Wel verre van een schild, wordt een dergelijke strafbepaling aldus den argeloozen tramreiziger tot een hem steeds bedreigend zwaard van Damocles! Doch bovendien wijst de minderheid er op, dat, zal een verbod, als door de meerderheid voorgesteld, iets meer dan theoretische waarde hebben, dan toch practisch de mogelijk heid moet bestaan de stilstaande tramwagens bij de halten voorbij te rijden aan de zijde, waar de reizigers in- en uit stappen. Dit nu is, behalve op den Rijnsburgerweg, op een enkel punt van Hoogen Rijndijk, Breestraat, Kort Rapen burg en Stationsweg, nergens mogelijk, zoodat de voorge stelde strafbepaling practisch alleen voor een zeer klein gedeelte van de gemeente zal gelden. In geheele straten als Haarlemmerstraat en Hoogewoerd is het voorbij rijden van de tram aan de zijde, waar de passagiers in- en uitstappen, zelfs geheel onmogelijk, omdat de tramrails in de onmiddel lijke nabijheid van de trottoirs liggen en het in- en uit stappen alleen aan die zijde geschiedt. En ter plaatse, waar dit voorbij rijden wel zou kunnen geschieden, is de ruimte in het algemeen zoo gering, dat de bestuurders van voer tuigen. motorrijtuigen en rijwielen alleen reeds -voor hunne persoonlijke veiligheid verplicht zijn zeer langzaam te rijden, hetgeen de kans op ongelukken natuurlijk vermindert. Op bovenstaande gronden meent de minderheid onzer Commissie Uwe Vergadering vaststelling van de voorgestelde verordening te moeten ontraden. Zou evenwel Uw College met de meerderheid onzer Commissie van gevoelen zijn, dat vaststelling van de voor gestelde verordening inderdaad aanbeveling verdient, dan zou de minderheid het verbod ook tot bestuurders van kruiwagens en kinderwagens willen uitstrekken. Bij het gebruik van deze wagens toch ieder, die de bestuurders van deze vehikels wel eens heeft gadegeslagen, zal dit vol mondig erkennen staat snelheid van vervoer niet op den voorgrond, zoodat het even halt houden ten behoeve van of het ruim baan maken voor de tramreizigers voor hen geen overwegend bezwaar kan opleveren, terwijl deze wagens door hunne geringe afmetingen en hunne vrijwel onhoorbare nadering de in- en uitstappende tramreizigers te eerder en met niet geringere gevaren bedreigen, dan die, welke de meerderheid alleen van voertuigen, motorrijtuigen en rijwielen vreest. De minderheid ziet dan ook geen enkele reden, waarom ook den bestuurders van kruiwagens en kinderwagens niet dezelfde verplichting zou worden opgelegd als aan bestuurders van voertuigen, motorrijtuigen en rijwielen, een verplichting, welke bovendien niet alleen den in- en uitstappenden tram reizigers, doch ook den veelal kostbaren inhoud van kinder wagens niet anders dan ten goede kan komen. Zij geeft U derhalve in overweging in het voorgestelde art. 17 bis achter „voertuigen" in te voegen: kruiwagens en kinderwagens". Als Commissie geven wij Uwe Vergadering alsnu in over weging over te gaan tot vaststelling van de navolgende: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 18) op het Rijdenlaatstelijk gewijzigd bij verordening van 1 September 1925 Gemeenteblad No. 17) Artikel I. Na art. 17 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Art. 17 bis. Het is den bestuurders van voertuigen verboden langs een stilstaanden tramwagen te rijden, zonder voor het in- en uitstappen van de tramreizigers voldoende ruimte te laten. Art. II. Na art. 32 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Art. 32 bis. Het is den bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen verboden langs een stilstaanden tramwagen te rijden, zonder voor het in- en uitstappen van de tramreizigers voldoende ruimte te laten. Art. III. In de laatste zinsnede van art. 62 wordt in plaats van „de artikelen 16 bis en 22" gelezen: „de artikelen 16 bis, 17 bis, 22 en 32 öis". De Commissie voor de Strafverordeningen. N. C. de Gijselaar, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, L° Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 244. Leiden, 19 October 1925. Met nevensgaand Voorstel van Commissarissen der Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit in zake wijziging en aanvulling van de met de gemeente Rijnsaterwoude gesloten stroomleveringsovereenkomst, kan ons College zich geheel vereenigen. Onder verwijzing naar den inhoud van de missive van Commissarissen geven wij U mitsdien in overweging over te gaan tot vaststelling van de hierbij overgelegde concept-overeenkomst tot wijziging en aan vulling van de op 6/10 Maart 1922 met de gemeente Rijnsaterwoude gesloten overeenkomst, betreffende de leve ring van electriciteit in die gemeente door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. CONCEPT-OVEREENKOMST, tot wijziging en aanvulling van de op 6\10 Maart 1922 met de Gemeente Rijnsaterwoude gesloten overeenkomst betreffende de levering van electriciteit in de Gemeente Rijnsaterwoude door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden. Artikel I. Het tweede lid van artikel 1 van bovengenoemde over eenkomst wordt vervangen door een nieuw lid, luidende:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 26