MAANDAG 28 SEPTEMBER 1925. 169 voor de arbeiders in continu-bedrijven. Spreker stelt een amendement voor, strekkende om artikel 19 in dien zin te wijzigen. De "Voorzitter zegt, dat door den heer Baart het volgende amendement is ingediend: »Ondergeteekende stelt voor artikel 19 van Ingekomen Stuk No. 238, le alinea, te lezen als volgt: «Het dienstverband van de brandwachts bedraagt gemiddeld 48 uur per week en niet meer dan 8£ uur per etmaal." Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter kan hierover hetzelfde zeggen als bij het vorige amendement. In 1919 is door den Raad besloten, dat de brandwachts ten hoogste 55 uren per week en niet meer dan 10 uren per etmaal zouden werken. Voor dien diensttijd ontvingen zij het gewone loon. Daarna is den brandwachts een gemiddelde diensttijd van 55 uur per week en eenige meerdere kleine verplichtingen opgelegd en als compen satie daarvoor stellen Burgemeester en Wethouders loons- verhooging voor de brandwachts voor. Nu stelt de heer Baart voor den diensttijd weer in te krimpen, maar, als dat voorstel wordt aangenomen, trekken Burgemeester en Wet houders hun voorstel in. De zaak is behandeld met de brand wachts in overleg met hun organisatie's en daarna in het georganiseerd overleg, waar de heer Baart tegen dit voorstel was. Op die manier kan men wel aan den gang blijven. Spreker acht een dergelijke behandeling in strijd met elk begrip van georganiseerd overleg. De heer Baart doet opmerken, dat het intrekken van een voorstel niet geschiedt door den Voorzitter, maar door den Raad. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders kunnen hun voorstel terugnemen. De heer Baart antwoordt, dat de sociaal-democratische fractie het dan overneemt. De Voorzitter zegt wel, dat deze verordening is tot stand gekomen in overleg met de brandwachts, maar de duim schroeven waren er bij. De menschen zijn altijd beïnvloed doordat hun werd gezegdals gij de 55-urige werkweek krijgt, ontvangt gij ook het loon, dat er aan vastzit, dat is niet de juiste manier, die door Burgemeester en Wethouders behoort te worden toegepast. De Voorzitter ontkent dat, want de 55-urige werkweek bestond reeds voor de brandwachts. In Amsterdam is de diensttijd veel langer, n.l. 72 uren. de wachttijd inbegrepen. De heer Baart zou gaarne zien, dat hier de Amsterdam- sche regeling in haar geheel werd ingevoerd. Het amendement van den heer Baart wordt met 19 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmende heereri van der Reijden, Sijtsma, Eerd- mans, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Zuidema, Spendel, Oostdam, Wilbrink, Deumer, Coster, Eikerbout, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Mevrouw van Itallie—van Embden en de heer van Hamel. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Dubbeldeman, Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Verweij, Kooistra, Baart, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Witmans en Schüller. (De heer van Rosmalen had de vergadering inmiddels verlaten.) Artikel 19 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming en artikel 20 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. ^Beraadslaging over artikel 21 (Zie Ing. St. no. 238, bladz. 161). De heer Elkerbout stelt een amendement voor, strekkende om in alinea 2 te bepalen, dat het eerste en het tweede uur worden betaald met 25% extra loon pn de volgende uren met 50% extra loon. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat hetgeen Burgemeester en Wet houders voorstellen overeenkomt met de algemeene regeling, die ingevoerd is bij het Raadsbesluit van 28 Augustus 1919. Het zou toch niet aangaan om nu alleen voor de brand wachts een gunstiger regeling te treffen voor betaling van buiten den vastgestelden diensttijd verrichten arbeid dan het Raadsbesluit voor alle andere werklieden bevat. De heer Elkerbout zegt, dat het in het particulier bedrijf usance is, dat voor het 1ste en 2de uur overwerk 25% van het loon extra wordt betaald en voor verdere uren 50%. De Voorzitter meent, dat dergelijk voorstel alleen op zijn plaats zou zijn bij een herziening van het algemeen werklieden reglement. Werd bij die gelegenheid in dien zin besloten, dan zou vanzelf de verordening voor de brandwachts in denzelfden zin gewijzigd moeten worden. Het amendement van den heer Elkerbout wordt met 17 tegen 12 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren van der Reyderi, Sijtsma, Eerd- mans, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Zuidema, Spendel, Oost- dam, Wilbrink, Deumer, Coster, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders en van Hamel. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Dubbeldeman, mevrouw Dietrich—de Rooy, de heeren Verwey, Kooistra, Baart, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Witmans, Schüller en Elkerbout. (Ook mevrouw van Itallievan Embden had de vergadering inmiddels verlaten.) Art. 21 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De artikelen 22 t/m 35 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. b. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Witmans wil vragen, of de brandwachts 2e klasse, drie in getal, uitzicht hebben, dat zij binnenkort tot brand wachts le klasse zullen worden bevorderd. De Voorzitter antwoordt, dat men een jaar op zijn maximum moet gediend hebben om bevorderd te worden. Dit blijft precies zooals het tot dusver was. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen I tot en met III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. De conclusiën sub c en d van het voorstel van Burge meester en Wethouders worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter stelt alsnu aan de orde de motie van den heer Wilbrink, luidende: »De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit die brandwachts, welke sedert geruimen tijd volgens de nu vastgestelde arbeidstijd hebben gearbeid, een gratificatie uit te keeren van een honderd gulden". Spreker heeft reeds duidelijk gemaakt, waarom hij dat in dit geval niet gerechtvaardigd zou achten. Hij vraagt, of de heer Wilbrink zijn motie handhaaft. De heer Wilbrink zegt, dat hij zijn motie intrekt, omdat hij tot de overtuiging is gekomen, dat slechts twee brand wachts die extra toelage zouden ontvangen. De Voorzitter vraagt, of iemand thans nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Eck vraagt van Burgemeester en Wethouders de toezegging, dat zij spoedig zullen komen met het praeadvies op het verzoek, in Februari j.l. gedaan door het Drankweer- Comité, om een voorstel bij de Kroon in te dienen tot verlaging van het aantal vergunningen. Hij herinnert er aan, dat deze zaak in 1925 moet afloopen. De Voorzitter antwoordt, dat bet praeadvies zoo tijdig zal verschijnen, dat een dienaangaande te nemen besluit tijdig in werking kan treden. De heer Coster vraagt, of Burgemeester en Wethouders op het Schuttersveld, waar op 3 October de feestelijkbeden zullen worden gehouden en dat door de vele regens in slechten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 23