168
MAANDAG 28 SEPTEMBER 1925.
De Voorzitter zegt, dat de geheele zaak waarom het gaat
deze is, dat van het algemeen werkliedenreglement niet kan
worden afgeweken dan door een Raadsbesluit, zoodat er in
dit geval geen sprake kon zijn van een afzonderlijk dienst
reglement, dat door het hoofd van den tak van dienst wordt
vastgesteld.
Nu is een algemeene herziening van het werkliedenregle
ment een zeer gewichtig werk, dat een langdurige voorbe
reiding eischt, en het kan zeer goed zijn, dat de brand-
wachts daaronder gebracht zullen kunnen worden; Burge
meester en Wethouders achtten het echter in het belang van
de brandwachts niet wenschelijk deze herziening af te
wachten.
Dit voorstel is behandéld alsof de brandwachts konden
vormen een dienstcommissie; het is besproken in een bijeen
komst van de brandwachts met den Commandant en de
organisatie's, waartoe de brandwachts behooren en den be
trokken Wethouder; Burgemeester en Wethouders hebben
het aldus tot stand gekomen voorstel overgenomen en aan
den Raad aangeboden, nadat ook de algemeene werklieden
commissie de regeling had aanvaard. Spreker ziet nu niet
in, waarom al die zaken in den Raad opnieuw moeten behan
deld worden, want waartoe dienen dan de adviezen van de
dienstcommissie en van de Algemeene Werkliedencommissie.
Iets anders is het natuurlijk wat betreft het voorstel tot
het verleenen van terugwerkende kracht aan de loonregeling
tot 1 Januari 1925, hetwelk niet in het georganiseerd overleg
is behandeld.
Nu zijn de heeren Eikerbout en Wilbrink geheel in de
war. Uitdrukkelijk is in 1919 vastgesteld, voor welke cate
gorieën van werklieden de werktijd ten hoogste 55 uren per
week zou bedragen en met name zijn toen ook genoemd de
brandwachts (No. 230 van de Ingek. St. van 1919). Nu is
mogelijk, dat de Commandant voor sommige brandwachts
de 55-urige werkweek niet noodig heeft geacht, en die perso
nen zijn dan bevoordeeld.
Nu wil men, dat de terugwerkende kracht alleen zal gelden
voor degenen, die inderdaad 55 uren per week hebben ge
werkt en niet voor de anderen, maar dat zal zeer moeilijk
uit te maken zijn. Bovendien gaan zij er op achteruit, wan
neer anderen, misschien onverdiend, een extra voordeeltje
krijgen? Er is toch geen reden om, wanneer iemand nog
een extra voordeeltje krijgt, daarover boos te zijn. Spreker
heeft bij een onderhoud met de brandwachts den indruk
gekregen, dat zij zeer content waren met de voorgestelde
verordening. Hij heeft gezegd, dat men zich niet door jaloezie
mocht laten leiden. Alleen, als men benadeeld wordt, kan
men zich verongelijkt gevoelen. Die benadeeling heeft niet
bestaan in het werken gedurende 55 uren per week, maar
hierin spreker zal het voorlezen dat 5 brandwachts
op elke vijf weken één week van 56 uur hebben gewerkt.
Deze brandwachts werken dus per jaar 10 uren boven
den vastgestelden arbeidstijd. Dit geschiedt sedert einde
1922, terwijl kort na de indienststelling van de autospuit
gedurende korten tijd eenige uren meer boven de 55 uur
werd gearbeid door 3 van de bedoelde 5 brandwachts. Ruim
genomen zouden die brandwachts aanspraak kunnen maken
op 4 a 472 dag loon.
Als dat gecompenseerd wordt door terugwerkende kracht
tot 1 Januari 1925 toe te kennen aan de nieuwe loonrege
ling, is dat billijk. Spreker geeft toe, dat die twee brand
wachts bevoordeeld worden, maar dat kan geen reden wezen
om den anderen weer meer te geven. De heer Wilbrink zal
goed doen zijn motie in te trekken.
Wat verder de concept-verordening betreft, die is volgens
het meest moderne systeem vastgesteld. Eerst is het advies
gevraagd van de brandwachts met hun organisatie's en daarna
is de geheele zaak behandeld met de Algemeene Werklieden
commissie. Indien de Raad nu weer wijzigingen in dit voor
stel ging brengen, zou spreker niet begrijpen, waarom deze
geheele voorbereiding noodig is geweest. Men had dan even
goed den ouderwetschen weg kunnen volgen. Waarom heeft
men dan het georganiseerd overleg met vijf Raadsleden
De heer Wilbrink voegt spreker toe, dat hetgeen hij voor
stelt niet in het georganiseerd overleg is behandeld. Spreker
geeft dat toe, maar hij stelt de vraag, waartoe deze geheele
voorbereiding dient, indien de Raad deze verordening ab initio
moet gaan behandelen als ware het een voorstel van Burge
meester en Wethouders alleen, IIij zou dan de vergadering
willen sluiten en de behandeling in de volgende vergadering
voortzetten.
De heer Mulder zou het betreuren, indien de- behandeling
van deze zaak werd uitgesteld. Hij geeft den Voorzitter toe,
dat het geen zin heeft er nog uren over te praten, omdat
volkomen duidelijk is, waarom een nieuw reglement voor de
brandwachts is voorgesteld. Er zijn een vijftal punten vast
gesteld: de diensttijd, de vergoeding van werkzaamheden
buiten den diensttijd, opneming in een ziekenhuis voor rekening
van de gemeente, de verplichting om niet dan na verkregen
verlof zich buiten de gemeente te begeven en de loons-
verhooging.
In het Ingekomen Stuk deelen Burgemeester en Wethouders
mede, dat zij uitdrukkelijk hebben verklaard er bij de in
voorbereiding zijnde herziening van het algemeen werk
liedenreglement ernstig naar te zullen streven dit ook op de
brandwachts van toepassing te doen zijn, maar er was geen
enkele reden langer te wachten met het vaststellen van dit
nieuwe reglement.
Spreker geeft toe, dat er voor de brandwachts, die zijn
aangenomen onder het uitdrukkelijk beding, dat zij 55 uren
per week moesten werken, een buitenkansje aan zit. Twee
brandwachts zijn van de 45-urige werkweek naar de 55-urige
overgebracht, maar spreker gelooft, dat zij, die nu iets minder
zullen ontvangen, niet met booze oogen zullen aanzien, dat
hun kameraden wellicht wat te veel krijgen. Integendeel, zij
zullen zich er eerder over verheugen, dat het hun kameraden
goed gaat, terwijl zij niet worden achtergesteld. Van onrecht
is geen sprake.
De zaak is tot tweemaal toe in het georganiseerd overleg
geweest en spreker heeft haar zelf besproken met de brand
wachts en de vertegenwoordigei s hunner organisatie's. Zij zijn
tot overeenstemming gekomen behalve op een paar onderge
schikte punten, ten aanzien waarvan door den Commandant
en spreker niet is beloofd, dat zij in orde zouden komen, maar
wel, dat zij nader onder het oog zouden worden gezien. Een
Wethouder heeft in zulk een vergadering niets te beloven
en. als hij het deed, zou de Raad zeggendank u wel, wij
zullen het anders bepalen!
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen 1 tot en met 15 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 16 (Zie Ing. St. No. 238. bladz. 161.)
De heer Baart heeft bezwaar tegen het voorschrift, dat op
neming van den brandwacht ter verpleging in een ziekenhuis of
sanatorium hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk voor rekening
van de gemeente zal geschieden. Hij wil, dat de kosten
daarvan geheel voor rekening van de gemeente komen en
stelt daarom voor om uit art. 16 te doen vervallen de woorden
«hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk".
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Baart heeft voor
gesteld een amendement, strekkende om uit artikel 16 te doen
vervallen de woorden: «hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk".
Het amendement van den heer Baart wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter kan slechts verklaren, dat ook deze aan
gelegenheid uitvoerig behandeld is in het georganiseerd
overleg en dat daaraan ook door de brandwachts met hunne
organisatie's goedkeuring is gehecht. Daarbij is verklaard,
dat men ook van andere zijde een bijdrage in de verpleeg-
kosten zou kunnen krijgen.
Het amendement van den heer Baart wordt met 16 tegen
13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van der Reyden, van Rosmalen,
Eerdmans, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Zuidema, Spendel,
Oostdam, Wilbrink, Deumer, Coster, Mulder, Meijnen, Reime-
ringer en Sanders.
Vóór stemmende heeren van Stralen, Dubbeldeman,
mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Verweij. Sijtsma,
Kooistra, Baart, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Witmans,
Schüller en Eikerbout.
(De heer Bergers had de vergadering inmiddels verlaten,
terwijl mevrouw van Itallievan Embden en de heer van
Hamel deze tijdens deze stemming tijdelijk hadden verlaten.)
Artikel 16 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De artikelen 17 en 18 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 19 (Zie Ing. St. no. 238, bladz. 161).
De heer Baart meent, dat, nu deze dienst zoozeer gewijzigd
is en eigenlijk geworden is een continubedrijf, het dienst
verband van de brandwachts zal moeten bedragen 48 uur
per week en niet meer dan 872 uur per dag, zooals ook geldt