160 MAANDAG 28 SEPTEMBER 1025. Er blijkt dus, dat wat in het adres van den Leidsclien Bestuurdersbond wordt gevraagd precies hetzelfde is als wat in de commissievergadering door de vertegenwoordigers van den Christelijken Besturenbond en het Plaatselijk Arbeiders secretariaat is betoogd. Die waren het er geheel mede eens, dat het daarheen geleid zou moeten worden, dat er overleg werd gepleegd met de vakcentralen en daarna met de werk- looze arbeiders, die voor het volgen van een cursus in aan merking zouden willen komen. De overtuiging van de vakcentralen is, dat, indien deze zaak behoorlijk in overleg met haar wordt geregeld, er dan misschien niet 60 deelnemers aan die cursussen zullen zijn maar wellicht 45, en nu is het toch beter dat 45 menschen zich daarvoor vrijwillig opgeven dan dat men begint met 60 menschen aan te wijzen op straffe van anders geen steun te zullen krijgen en van den cursus zelf niets terecht komt. Er is zeer geschermd met z.g. bona fide arbeiders, maar spreker wil in het bijzonder den heer Oostdam vragen, of hij zich b.v. een metaalindustrie zou kunnen indenken, waar alleen geschoolde arbeiders geplaatst kunnen worden. Dat is absoluut uitgesloten. De zaak staat zoo, dat, wanneer één geschoolde arbeider in een vak wordt bedankt, er tegelijk twee onge schoolden uitgaan. In het bijzonder is dat in de metaalindustrie het geval omdat er in groepen wordt gewerkt. Men kan niet zeggen, dat de ongeschoolde arbeiders niets kennen, want zij zijn op hun beurt ook weer geschoold in hun vak. Spreker zou de heeren wel eens onder een plaat ijzer willen zien loopen. Spreker komt verder op tegen de bewering van den heer Heemskerk als zouden de vaklieden de menschen zijn, die spoedig werk kregen. Het is bekend, dat aan de Arbeidsbeurs tal van bekwame vaklieden staan ingeschreven, heden bijvoor beeld 28 geschoolde timmerlieden. Mochten de heeren de illusie hebben, dat de menschen, als zij vandaag geschoold worden, morgen werk zullen vinden, dan moet spreker hun die illusie benemen. Er is op dit oogenblik niet voor alle bekwame vaklieden emplooi te vinden. Aan het idee, om de ongeschoolde arbeiders tot geschoolden te maken, moet worden vastgehouden, want de patroons heb ben altijd verzuimd aan de vakbekwaamheid van die men schen mede te werken. Zij hebben altijd het standpunt inge nomen, dat zij uit den arbeid der menschen, die in hun bedrijf werkzaam waren, zooveel mogelijk winst moesten halen, en zij hebben zich er nimmer over bekommerd of een jongen van 14 jaar, die bij hen in dienst kwam, later een bekw7aam vakman zou worden. De vakcentrale's staan dan ook sympathiek tegenover dit voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar zij willen, dat aan de arbeiders gelegenheid wordt gegeven te tooDen wat zij willen en daarnaast overleg wordt gepleegd met de vakcentrale's als zoodanig, opdat deze met de verschillende afdeelingen de zaak onder het oog kunnen zien. Er is voor den Raad geen enkele aanleiding om zich afwijzend te stellen tegenover het verzoek van den Bestuurdersbond. Spreker boopt, dat de Raad het verzoek van den Leidschen Bestuur dersbond zal aannemen. De vakcentrale's zijn bereid dien cursus te laten slagen, indien de dwang uit het voorstel wordt weggenomen. De Voorzitter vraagt aan den heer Baart, welke de taak van de vakcentralen is, wanneer, zooals mevrouw van Itallie wil, aan de arbeiders volkomen vrijheid wordt gelaten. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8| uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8J uur. Ook thans zijn alle leden aanwezig. Voortgezet wordt de behandeling van punt XXV der agenda: XXV. Voorstel in zake het geven van een 3-tal winter- cursussen in elementair vakonderwijs aan geiing geschoolde werklooze arbeiders. (Zie Ing. St. No. 234.) De heer Verweij acht deze zaak van buitengewoon groot belang, niet alleen voor de gemeente, maar ook en in de eerste plaats voor de werklooze arbeiders zeiven. Hij hoopt dan ook, dat, indien wordt overgegaan tot het nemen van een dergelijke proef, zij zal slagen. Ten onrechte is het. hier voorgesteld, alsof deze zaak iets zou hebben uit te staan met de Leerplichtwet. De leerplicht wordt in de eerste plaats opgelegd aan de ouders en hierbij heeft jnen te maken met volwassenen, ten aanzien van wie zelfs ook wat het nijverheidsonderwijs betreft geen leerplicht bestaat. Spreker heeft overigens niet veel verstand van psychologie, maar zooveel weet hij er toch wel van af, dat het funest is om iemand een taak op te leggen en die te doen uitvoeren met de voortdurende wetenschap, dat, wanneer het mislukt, men uitgesloten zal worden van steun. Ook het opleggen van de verplichting om zich in een vak een zekere scholing te verwerven is uit psychologisch oogpunt niet te verdedigen. Aard en aanleg van den individu spelen toch zeker hierbij een groote rol. Volgens den heer Oostdam doen de vakvereenigingen niets op het gebied van de bevordering van het vakonderwijs. Daargelaten de vraag, in hoeverre de vakvereenigingen op dat gebied een taak hebben, meent spreker, dat het voor haar practisch onmogelijk is in dit opzicht met succes werkzaam te zijn. Toch zijn er wel vakvereenigingen, die een en ander op dit terrein doen, o.a. wordt er vanwege den Bond van Typografen een cursus gegeven in de boekbinderij, maar het gelden hier vakken, die niet met alle andere vakken op één lijn gesteld kunnen worden. Bovendien wijst spreker op het werk van de Centrale Commissie voor Arbeidersontwikkeling, welke den arbeiders eenige ontwikkeling tracht bij te brengen, hetgeen ook van beteekenis is voor het toekomstige vak onderwijs. Op de vraag van den heer Wilbrink, of de sociaal-demo craten desnoods onder dwang aan de werkloozen dit systeem van werkloosheidsbestrijding zouden durven aanbevelen, ant woordt spreker, dat hij, indien een werklooze hem in deze om advies vroeg, dien man zou aanraden den cursus te volgen, mits daarachter niet de mogelijkheid stond, dat de man van de steunverleening werd uitgesloten. De maatregel, welken Burgemeester en Wethouders voorstellen, is goed, indien de dwang daaruit wordt weggenomen. Aan het eind van de middagzitting heeft de Voorzitter gevraagd wat de taak van de vakvereeniging is. Het is hier niet de plaats daarover een college te geven, maar spreker constateert met genoegen, dat in die vraag van den Voor zitter de erkenning ligt, dat aan de vakbeweging een wijdere strekking ten grondslag ligt dan alleen de zorg voor positie verbetering van de arbeiders in den vorm van verbetering van salaris en van rechtstoestand. De moderne vakbeweging, welke in haar vaandel schrijft: socialisatie en medezeggenschap, heeft ongetwijfeld een meer cultureelen grondslag. Daarom is spreker dan ook van oordeel, dat, wanneer in het voorstel van Burgemeester en Wethouders het element van dwang wordt weggenomen, op de medewerking der vakorganisatit's kan worden gerekend. Een voor het welslagen van de proef niet te onderschatten factor. Het gaat niet aan om dezen overigens zeer goeden maat regel op deze leest te schoeien. Het bezwaar gaat niet tegen den maatregel zelf maar tegen de wijze, waarop Burgemeester en Wethouders dien willen uitvoeren. Men onthoude zich van dwang een dwang, die funest is voor de menschen zelf en spreker en de zijnen zijn bereid om aan het nemen van een royale proef mede te wei ken. De heer Wilmer treft in de tot dusver gevoerde debatten drie elementen aan een element van waardeering, een element van critiek en een element van obstructie, van niet willen medewerken. De waardeering betreft over het algemeen de bedoeling van het College, de objectieve strekking van het voorstel en de resultaten, welke direct door dit voorstel bereikt zullen worden wat betreft de meerdere vakkennis, welke den arbeiders zal bijgebracht worden. De critiek richt zich tegen een onderdeel in de uitwerking van het voorstel, nl. het element van dwang. Indien men echter de zaak nuchter beschouwt, dan moet men erkennen, dat men zich van dien dwang een al te somber beeld vormt. Die dwang zal in de practijk wel niet veel te beteekenen hebben, indien de Directeur van de Arbeidsbeurs tactisch optreedt en de vakcentralen medewerken. Dan zullen ongetwijfeld verreweg de meeste leden van de vakcentralen, voor zoover ze daarvoor in aanmerking komen, vrijwillig een dergelijken cursus gaan volgen. Mevrouw van Itallie heeft, als voorbeeld nemende de opvoeding van kinderen, bepleit om te beginnen met vrijwillige aanmelding, en, eerst als dat niet lukte, zou men dwang moeten toepassen. Spreker wil erop wijzen, dat men zoo ook niet handelt wat betreft de opvoeding van de kinderen. Men zegt niet tot de kinderen: ge moet gehoorzamen uit liefde en trouw; om, als later blijkt dat de kinderen niet gehoor zamen, dan eerst te spreken van straffen. Een kind weet van het begin af, dat, als het niet zijn plicht doet op grond van de goede motieven, welke daarvoor bestaan, het straf zal krijgen. Men maakt een kind niet eerst wijs, dat er geen straf zal zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 14