162
Art. 25.
De brandwacht ontvangt kosteloos vanwege de gemeente
dienstkleeding en onderscheidingsteekenen.
Hij is verplicht die kleeding of die onderscheidingsteekenen
bij de uitoefening van zijn dienst te dragen.
De dienstkleeding of de onderscheidingsteekenen moeten
door den brandwacht in goeden staat worden gehouden.
De aan de brandwachts verstrekte dienstkleeding of onder
scheidingsteekenen blijven eigendom van de gemeente.
Buiten de uitoefening van zijn dienst mag de brandwacht
in dienstkleeding gekleed gaan met in acht neming van
door den Commandant van de Brandweer vast te stellen
bijzondere voorschriften.
Art. 26.
Aan brandwachts, die ter vervulling hunner militaire
plichten worden opgeroepen, wordt tijdens hun verblijf
onder de wapenen het volgende uitgekeerd:
a. aan gehuwden en aan ongehuwden, die kostwinner
zijn voor anderen, 80 van het hun toegekende loon
b. aan andere ongehuwden 35% van het hun toegekende
loon.
Art. 27.
Het is den brandwacht niet toegestaan om zich onver
plicht op eenigerlei wijze aan den militairen dienst te ver
binden of zijn verblijf onder de wapenen te verlengen, tenzij
hij hiertoe verlof van Burgemeester en Wethouders beko
men heeft.
Art. 28.
Aan den brandwacht, die ten minste één jaar onafge
broken in gemeentedienst is, wordt een jaarlijksche vacantie
toegestaan van 13 werkdagen.
De brandwacht, in den loop van een kalenderjaar in
dienst gekomen, heeft voor dat jaar recht op zooveel vacan-
tiedagen als hij maanden in dienst der gemeente is.
De vacantie moet, behalve in onvoorziene omstandigheden,
ten minste 14 dagen tevoren aan den Commandant van de
Brandweer worden aangevraagd en wordt door dezen ver
leend, tenzij naar zijn oordeel de werkzaamheden of de
reeds aan andere brandwachts verleende vacantie dit niet
toelaten.
De Commandant van de Brandweer kan, met het oog
op de belangen van den dienst, een anderen tijd voor de
vacantie bepalen, dan waarvoor die gevraagd is.
Ten aanzien van de vacantie wordt de Zaterdag als een
geheele dag aangemerkt.
Art. 29.
Indien aan een brandwacht, zonder dat dit door hem
verzocht is, eervol ontslag wordt verleend, wordt hem hier
van ten minste zes weken tevoren schriftelijk mededeeling
gedaan.
Bij het niet in acht nemen van dezen termijn wordt
over zooveel dagen als daaraan ontbreken het vaste loon
uitbetaald.
Gelijke termijn geldt voor opzegging van de zijde van
den brandwacht.
Bij het niet naleven van deze bepaling kan niet-eervol
ontslag worden verleend.
Art. 30.
Wegens overtreding van de bepalingen van deze veror
dening, of van de bijzondere voorschriften voor den brand
weerdienst, of wegens in den dienst begane vergrijpen, kan
de brandwacht worden gestraft.
De Commandant van de Brandweer kan den brandwacht,
die om eenigerlei reden niet in staat geacht wordt de hem
opgedragen werkzaamheden behoorlijk uit te voeren, of die
stoornis brengt in den geregelden gang van den dienst, den
toegang tot de werklokalen of het werk ontzeggen of hem
zoo noodig daarvan doen verwijderen, onverminderd het
bepaalde bij het eerste lid van dit artikel.
Art. 31.
De straffen, die den brandwacht kunnen worden opge
legd, zijn:
a. aanteekening eener ontvangen berisping;
b. verlies van aanspraak op vacantie tot een maximum
van 7 dagen per jaar;
c. extra dienst zonder belooning;
d. inhouding van loon tot een bedrag van ten hoogste 3.
e. schorsing tot ten hoogste 14 dagen met inhouding
van loon
uitstel van een periodieke verhooging;
g. tijdelijke of voortdurende terugzetting in rang;
h. niet-eervol ontslag.
Art. 32.
De in het vorige artikel genoemde straffen worden, voor
zooveel de sub a, b, c en d genoemde betreft, opgelegd door
den Commandant van de Brandweer, de overige straffen
door Burgemeester en Wethouders op voordracht van dezen
ambtenaar, onverminderd diens bevoegdheid om den brand
wacht, dien hij tot schorsing of niet-eervol ontslag wil voor
dragen, terstond voorloopig uit den dienst weg te zenden
met inhouding van loon.
Geen straf wordt opgelegd dan nadat de betrokkene in
zijn belang is gehoord door degenen, die tot het opleggen
der straf bevoegd zijn verklaard.
Yan het opleggen van straf en van het indienen eener
voordracht tot straf wordt binnen 2 maal 24 uur daarna,
met opgave van redenen, schriftelijk kennis gegeven aan
den betrokkene en aan den voorzitter der commissie bedoeld
in artikel 34.
De wijze waarop en de plaats waar de sub a van het
vorige artikel bedoelde aanteekening geschiedt, wordt, onder
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, geregeld door
den Commandant van de Brandweer.
Art. 33.
De brandwacht op wien artikel 9 of artikel 12, le lid
wordt toegepast, of wien één van de in artikel 31 sub a,
b, c en d genoemde straffen is opgelegd, of die tot één der
straffen, genoemd sub e, g en ft is voorgedragen, kan binnen
3 dagen, nadat de straf of de voordracht tot straf te zijner
kennis is gebraeht, van die straf in beroep of tegen die voor
dracht in verzet komen bij Burgemeester en Wethouders,
door een bij dat college in te dienen schriftelijke verklaring.
De behandeling van het verzet tegen de voordracht stuit
niet den voorloopigen maatregel, aan het slot van de eerste
alinea van artikel 32 vermeld; de straf, de korting op of
de inhouding van het loon* blijven echter buiten werking
gedurende den termijn tot en de behandeling van het beroep
tegen het besluit, waarbij die zijn opgelegd.
Art. "34.
Burgemeester en Wethouders hooren, alvorens op het
beroep of op het verzet tegen de voordracht te beslissen,
de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 22 van het
Eeglement voor de werklieden in dienst van de gemeente
Leiden.
Het bepaalde bij art. 24 van het Reglement voor de werk
lieden in dienst van de gemeente Leiden is van toepassing,
met dien verstande dat voor „de artt. 6 en 11" wordt ge
lezen: „de artt. 9 en 12, le lid."
Art. 35.
Wijzigingen van een regeling van bezoldiging en wijzigingen
van deze verordening worden slechts vastgesteld na de brand
wachts en de besturen van de vakvereenigingen, waarvan
de brandwachts lid zijn, te hebben gehoord.
2°. over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver
ordening
VERORDENING
houdende wijziging van de verordening van 31 Januari 1918
(Gemeenteblad No. 3), betreffende de wedden van ambte
naren in dienst der gemeente Leidenlaatstelijk ge
wijzigd bij verordening van 14 Juli 1924
(Gemeenteblad No. 20).
Artikel I.
In de artikelen 2 en 12 van bovengenoemde verordening
wordt achter „C" ingevoegd „,C bis".
Artikel II.
Staat A, bedoeld in art. 2 wordt in dier voege gewij
zigd, dat uit de rubrieken aangeduid met „3de groep",'
„4de groep" en „5de groep" vervallen resp. de woorden
„Brandwacht 2de kl.", „Brandwacht le kl." en „Brand
weer-machinist", terwijl tusschen de Staten C en D een
nieuwe Staat C bis wordt ingevoegd, luidende