161
dienstkleeding, onderscheidingsteekenen en gereedschappen,
de hem ter verwerking verstrekte grondstoffen, de hem toe
vertrouwde werktuigen, materialen en toestellen, tenzij hij
aantoont dat het nadeel buiten zijne schuld is veroorzaakt.
De Commandant van de Brandweer bepaalt het bedrag
der toegebrachte schade, behoudens beroep op Burgemeester
en Wethouders. De vastgestelde schadevergoeding wordt
gekort op het loon, met dien verstande, dat de korting in
één week niet meer dan Vio gedeelte van het loon zal be
dragen. Indien zij grooter is, wordt het meerdere verhaald
op het loon der volgende week of weken.
Art. 10.
De brandwacht is verplicht tot geheimhouding omtrent
alle zaken, waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd,
of waaromtrent uit den aard der zaak geheimhouding moet
worden in acht genomen, met uitzondering van:
1°. datgene, wat hij, desverlangd, aan de justitie moet
mededeelen
2°. datgene, waaromtrent hem vragen worden gesteld
door de Commissie van onderzoek, bedoeld in art. 34;
3°. datgene, waarvoor hij door Burgemeester en Wet
houders of door den Commandant van de Brandweer,
tegenover bepaalde personen van Üe verplichting
wordt ontslagen.
Art. 11.
De brandwacht, die, hetzij wegens ziekte of om eenige
andere reden, verhinderd is zijn dienst te verrichten, is
verplicht daarvan onverwijld en met opgave van de reden
van de verhindering kennis te geven aan den Commandant
van de Brandweer, of bij diens afwezigheid aan dengene,
die hem vervangt.
Art. 12.
Bij verzuim wordt het loon, over den tijd, waarin de
brandwacht dienst had moeten verrichten, niet uitbetaald,
onverminderd de straf, die hem bovendien krachtens de
artikelen 30 en 31 kan worden opgelegd.
Indien voor het verzuim gegronde reden bestaat en vooraf
verlof verleend is of het plotseling ontstaan van de reden
van het verzuim het vooraf vragen van verlof onmogelijk
maakte, een en ander ter beoordeeling van den Commandant
van de Brandweer; behoudens beroep op Burgemeester en
Wethouders, wordt het loon, uitbetaald, behoudens het be
paalde in art. 14 tweede lid.
Art. 13.
De brandwacht is uitsluitend in dienst van de gemeente.
Hij mag geen loonarbeid voor anderen verrichten.
Art. 14.
Ingeval van ziekte, waaronder wordt begrepen ongeschikt
heid tot werken tengevolge van een ongeval, wordt voor-
loopig voor zes weken, ziekengeld uitbetaald over eiken dag,
waarover de brandwacht, indien hij niet ziek ware geweest,
loon zou hebben ontvangen.
Het wordt echter over den eersten dier dagen tijdens de
ziekte niet uitbetaald aan tijdelijke brandwachts.
Het ziekengeld wordt wekelijks uitbetaald.
Art. 15.
Als ziekengeld wordt uitbetaald het bedrag van het
vaste loon.
Art. 16.
Indien de ziekte langer dan zes wekerx duurt, kan de
uitbetaling slechts met goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders plaats hebben. Is de ziekte uitsluitend een
rechtstreeksch gevolg van werkzaamheden in onmiddellijk
verband staande met het bestrijden van brand en het
redden van menschenl evens bij brand en is in zoodanig
geval, blijkens het advies van den Directeur van den
Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst, opneming van den
brandwacht ter verpleging in een ziekenhuis of een sanato
rium noodig, dan geschiedt deze opneming hetzij geheel,
hetzij gedeeltelijk, gedurende een door Burgemeester en
Wethouders voor ieder geval te bepalen termijn, voor reke
ning van de gemeente.
Art. 17.
Indien de ziekte recht geeft op eene uitkeering krachtens
de Ongevallenwet 1921, wordt het bedrag der uitkeering in
mindering van het ziekengeld gebracht.
Art. 18.
Ziekengeld wmrdt niet uitbetaald, indien:
1IJ. de ziekte of de ongeschiktheid tot werken het gevolg is
van drankmisbruik of van eenige andere buitensporig
heid van den brandwacht;
2°. de brandwacht de hem gegeven geneeskundige voorschrif
ten niet in acht neemt;
3°. de brandwacht weigert om, met behoud van zijn vaste
loon, andere dan zijn gewone werkzaamheden, hem in
overleg met den geneesheer, bedoeld in art. 2 van de
verordening betreffende het toezicht op den gezondheids
toestand van de ambtenaren, beambten en werklieden
in dienst bij de gemeente Leiden, opgedragen, te ver
richten.
Art. 19.
Het dienstverband van de brandwachts bedraagt gemiddeld
55 uur per week en niet meer dan 10 uur per etmaal.
De werk- en rusttijden worden, na de brandwachts en
de besturen van de vakvereenigingen, waarvan de brand
wachts lid zijn, te hebben gehoord, door den Commandant
van de Brandweer, onder goedkeuring van Burgemeester
en Wethouders, geregeld.
De diensturen van de brandwachts worden vastgesteld
bij dienstrooster.
Die rooster wordt zoodanig ingericht, dat steeds, zoowel
des daags, Zon- en feestdagen inbegrepen, als des nachts
ten minste één brandwacht in den Hoofdpost van de Brand
weer aanwezig is.
In bijzondere omstandigheden kan door den Commandant
van de Brandweer tijdelijk wijziging in den vastgestelden
dienstrooster worden gebracht.
Art. 20.
Door of vanwege den Commandant van de Brandweer
kan den brandwachts worden opgedragen arbeid te ver
lichten buiten den vastgestelden diensttijd.
Art. 21.
Voor buiten den vastgestelden diensttijd, ingevolge opdracht
van den Commandant van de Brandweer, verrichten arbeid
wordt den brandwacht toegekend:
voor het eerste en tweede uur een bedrag gelijkstaande
met zijn weekloon gedeeld door 55, voor het derde en vierde
uur dat ^bedrag vermeerderd met 10% en voor verdere uren
dat bedrag vermeerderd met 30%.
Wordt die arbeid in opdracht van den Commandant van
de Brandweer op Zondag of op den 2den Paaschdag, den
Hemelvaartsdag, den 2den Pinksterdag, den len of 2én
Kerstdag, den Nieuwjaarsdag of op door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen feestdagen verricht, dan wordt
den brandwacht voor elk uur toegekend tweemaal het be:
drag gelijkstaande met zijn weekloon gedeeld door 55.
Wordt buiten den vastgestelden diensttijd de brandwacht
wegens brandalarm opgeroepen, dan wordt hem alsdan voor
elk uur prbeid toegekend 1.50 per uur, onverschillig op
welk tijdstip die arbeid wordt verricht, met dien verstande,
dat wegens dezen arbeid nimmer minder wordt toegekend
dan de belooning voor één uur.
Art. 22.
Op Zondag, den 2en Paaschdag, den Hemelvaartsdag,
den 2en Pinksterdag, den len en 2en Kerstdag, den Nieuw
jaarsdag en op andere door Burgemeester en Wethouders
aan te wijzen feestdagen, bestaat de arbeid uit wachtdienst.
Als daartoe naar het oordeel van den Commandant van
de Brandweer noodzakelijkheid bestaat zal ook andere
arbeid moeten worden verricht.
Art. 23.
Bereikt den brandwacht bericht van brand of neemt hij
zelf brand waar, dan volgt hij, ook wanneer hij buiten
dienst is, onverwijld de door den Commandant van de
Brandweer gegeven voorschriften betreffende het uitrukken
bij gealarmeerden brand op.
Bij verhindering moet daarvan onmiddellijk bericht aan
den Vachthebbenden brandwacht in den Hoofdpost van de
Brandweer gegeven worden.
Art. 24.
De brandwacht mag niet dan met toestemming van den
Commandant van de Brandweer buiten de gemeente ver
toeven.