DINSDAG 1 SEPTEMBER 1925.
143
initiatief, (iat van haar uitgaat bij het lenigen van velerlei
nooden, maar hij heeft wel eens verwonderd gestaan, dat
diezelfde charitatieve vereenigingen zich zoo machteloos ge
voelen, als het betreft het brengen van haar beschermelingen
uit krotten in betere woningen. Dit laatste gebeurt betrek
kelijk zelden en spreker wil er de aandacht der armenzorg
op vestigen, dat het kan gebeuren door op de huren van
woningen, welke de betrokken personen niet kunnen betalen,
een zekeren toeslag te geven. En men kan, als zulk een
toeslag moet worden verleend, gemakkelijker gemeente
woningen krijgen dan woningen van woningbouwvereenigingen,
welke haar huizen niet gaarne afstaan aan mensehen, voor
wie de huren ten deele door charitatieve vereenigingen wor
den betaald. Ook met het oog daarop is dus de bouw van
gemeentewoningen gewenscht.
Nu Burgemeester en Wethouders voornemens zijn een
derde plan voor den bouw van gemeentewoningen in den
Raad te brengen, wil spreker een paar wenschen uiten. Voor
eerst, dat bij den bouw niet al te groote zuinigheid zal
worden betracht, aangezien anders de zuinigheid de wijsheid
wel eens zou kunnen bedriegen, doordat de woningen al te
snel weer krotten werden, terwijl de menscben, voor wie
deze woningen zijn bestemd, ook wel eenig comfort in hun
huizen mogen hebben!
In de tweede plaats zou spreker gaarne zien, dat bij dit nieuwe
complex meer woningen van grooteren omvang waren, geschikt
voor groote gezinnen, dan in de beide vorige plannen bet geval
was. Het tweede plan stak in dit opzicht al gunstig af bij het eerste,
maar spreker hoopt, dat het derde plan relatief nog meer woningen
van het groote type zal bevatten en ook woningen, die nog
ruimer zijn dan de grootste in de beide vorige plannen.
De heer Witmans kan zich in hoofdzaak met den gedachten-
gang van den heer Wilmer vereenigen, maar voor hem blijft
het de vraag, of uitbreiding van het instituut der gemeente
woningen wel wenschelijk is. Het zou z.i. de voorkeur ver
dienen, buiten de gemeenteom,meteen woningbouwvereeniging
een regeling te treffen voor het verhuren van woningen aan
de menschen, voor wie tot dusverre de gemeentewoningen
bestemd waren, gebaseerd op het toekennen van toeslagen
op de huren.
Wat betreft het gesprokene door den heer Dubbeldeman,
die in de mededeeling aan bet slot van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders meent te lezen, dat vele onbe
woonbaar verklaarde woningen op grond van de artikelen
der Woningwet weer bewoonbaar zouden kunnen worden
gemaakt, en daarin een klap in het aangezicht der Gezondheids
commissie ziet, is spreker het met den heer Dubbeldeman
niet eens. Op grond van zijn konnis op dit gebied durft hij
in het openbaar verklaren, dat de Gezondheidscommissie in
het afkeuren van woningen te ruw heeft ingegrepen en dat
wel degelijk verscheidene der onbewoonbaar verklaarde
woningen nog in een staat van bewoonbaarheid zijn te brengen.
Twee jaren geleden is de stichting tot beheer van gemeente
woningen ingesteld. Spreker is gedurende dien tijd secretaris
van die stichting geweest. Hij heeft in zijn register inge
schreven 1400 gezinnen, die een woning willen hebben, en
hij heeft op het oogenblik 310 woningen onder zijn beheer.
Het doet spreker genoegen, dat Burgemeester en Wethouders
voornemens zijn om zoo spoedig mogelijk den menschen, die
een woning of een betere woning zoeken, dergelijke nieuwe
woning te verschaften, maar er moet aan gedacht worden,
dat de soort menschen, die spreker thans op het oog heeft,
niet ƒ2.50 per week kunnen betalen.
De toestand eischt spoedig verbetering. Nog zeer velen zijn
op de ergerlijkste wijze gehuisvest, en die moeten zoo spoedig
mogelijk aan een andere woning geholpen worden.
De heer Zuidema verklaart niet op het standpunt te staan,
dat de gemeente in de eerste plaats aangewezen is om de
menschen aan een behoorlijke woning te helpen. Dat is niet
de taak van de gemeente en spreker is het dan ook in het
geheel niet eens met hen, die Burgemeester en Wethouders
willen prikkelen om in die richting zoo ver mogelijk te gaan.
Alleen in de uiterste noodzakelijkheid dient de gemeente over
te gaan tot maatregelen als in dit Ingekomen Stuk door
Burgemeester en Wethouders in uitzicht gesteld worden.
Gemeentelijke woningbouw kan tot niets anders leiden dan
tot moeilijkheden en onaangenaamheden voor de gemeente.
Het spreekt vanzelf, dat in die woningen zullen komen
allerlei menschen, die liefst zoo weinig mogelijk betalen;
die een zekere vrije levenswijze gewoon zijn; die zullen
trachten om van de betaling van de huur af te komen, het
geen eerder zal gelukken bij een gemeentelijke woning dan
bij een woning van een particulier of van een bouwvereeni-
ging. Er wordt dan geredeneerdhet gaat van de gemeente,
die is er goed voor.-
De heer Witmans zegt, dat het in de praktijk zoo niet
gaat. Inderdaad hebben Burgemeester en Wethouders een
zeer practische oplossing voor die moeilijkheid gevonden,
maar het feit, dat zelfs de heer Witmans waarschuwt, om in
deze richting niet te ver te gaan, heeft voor spreker toch
iets te zeggen.
Spreker gelooft niet, dat in het algemeen de menschen,
die wonen in woningen als hier zijn afgekeurd, juist degenen
zijn, die geen hoogere huur kunnen betalen en daarom van
gemeentewege geholpen moeten worden. De praetijk wijst
uit, dat dergelijke personen, wanneer ze overgebracht zijn
naar een andere wijk, waar ze een andere en beter inge
richte woning kunnen krijgen, van de eerste de beste ge
legenheid gebruik maken om naar die afgekeurde woningen
terug te gaan, omdat zij zich daar meer thuis en op hun
gemak gevoelen.
Spreker vindt het verder een bezwaar al gaat het hier
over een betrekkelijk klein complex dat men op deze
manier nieuwe krotten gaat bouwen. Deze woningen worden
zoo goedkoop mogelijk gebouwd; ze worden allen bij elkaar
geplaatst; daarheen worden de menschen uit een bepaalde
omgeving overgeplant en het resultaat zal zijn, dat die men
schen daar hunne vroegere levenswijze zullen trachten voort te
zetten, tengevolge waarvan men daar zeer spoedig zal krijgen
de toestanden, welke men nu in de tegenwoordige krot
woningen aantreft.
Spreker wil daarom uitdrukkelijk de hoop uitspreken, dat
Burgemeester en Wethouders op de meest voorzichtige wijze
te werk zullen gaan, en sluit zich aan bij den wensch van
den heer Witmans, dat pogingen zullen worden aangewend om de
afgekeurde woningen te verbeteren. Kunnen Burgemeester
en Wethouders in dit opzicht invloed uitoefenen, laten zij
dat dan niet verzuimen, want dat is meer practisch werk dan
het bouwen van woningen.
Ten slotte dringt ook spreker er op aan, om, indien er dan
toch van gemeentewege wordt gebouwd, ook voor grootere
gezinnen woningen te bouwen.
De heer Mulder zegt, dat de gevoerde besprekingen er
toe leiden eenigszins vooruit te loopen op de voorstellen,
welke Burgemeester en Wethouders indienen.
De vrees, welke den heer Dubbeldeman bezielt, behoeft
deze niet te koesteren, omdat het werkelijk in het belang
van de krotbewoners is, zoowel wat de huren als wat de ver
betering der woningen betreft, dat Burgemeester en Wet
houders trachten de eigenaren der afgekeurde woningen te
bewegen die woningen op afdoende wijze te verbeteren en
behoorlijk bewoonbaar te maken.
Burgemeester en Wethouders zijn het geheel en al* eens
met de heeren, die meenen, dat de gemeente niet zelve den
woningbouw ter hand moet nemen, maar die heeren hebben
niet aangegeven wat er dan moet gebeuren. Particulieren
bouwen niet en, als men bij de woningbouwvereenigingen
aankomt met krotbewoners, dan slaat den bestuurders de
schrik om het hart en zeggen dezen: alsjeblieft geen krot
bewoners, want dan wordt de geheele wijk bedorven! Die
menschen moeten toch eigens wonen en daarom moet de
gemeente, al is het tegen haar zin, beginnen met enkele
woningen te bouwen. De bedoeling is een zeker blokje
woningen af te maken, dat één geheel vormt met reeds
gebouwde huizen. Ook een vereeniging zal een zeker aantal
woningen zetten voor hetzelfde doel.
De heer en zeggen, dat de woningen zoo gemaakt moeten
worden, dat zij niet over 20 jaren krotten zijn. Spreker kan
nun garandeeren, dat dit met de woningen, welke de gemeente
tot dusverre heeft gezet, niet het geval zal zijn. Er zijn wel
woningbouwvereenigingen, welke, gedrongen door de oorlogs
omstandigheden, veel slechter woningen hebben gezet.
De Voorzitter doet opmerken, dat de Raadsleden met deze
discussie geheel buiten de orde zijn gegaan, omdat het voorstel
alleen geldt de verlenging van den ontruimingstermijn van
onbewoonbaar verklaarde woningen.
De heer Dubbeldeman, die de mededeeling aan het slot van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders onder de loupe
heeft genomen en zich heeft afgevraagd wat voor aanmerking
hij daarop zou kunnen maken, heeft de bedoeling van het
College verkeerd weergegeven. De kwestie is, dat het Rijk nu ook
gelden beschikbaar gaat stellen voor woningbouw dienende
voor krottenopruiming, en nu is het de bedoeling voor dat
doel met Rijksvoorschot en onder gemeentelijke borgstelling
een aantal woningen te doen bouwen. Indien er woningen,
welke krachtens Raadsbesluit, na ingewonnen advies van de
Gezondheidscommissie, onbewoonbaar zijn verklaard, weer
bewoonbaar worden gemaakt, geschiedt dit naar wettelijke
regelen.
Men moet niet altijd doen alsof te Leiden op dit gebied de
slechtste toestanden bestaan. Te Amsterdam is nog geen onbe
woonbaar verklaarde woning ontruimd behalve in het geval dat
complexen van huizen afgebroken zijn ten behoeve van het verkeer.
Te 's-Gravenhage zijn op dit moment slechts 38 onbewoonbaar