142 DINSDAG 1 SEPTEMBER 1925. verhuring of verpachting verdient ook aanbeveling om nu en dan eens te kunnen nagaan wat de werkelijke waarde van de gemeente-eigendommen is, hetgeen b.v. onlangs heeft plaats gehad, toen de huur van de veilingloods aan de Boom- markt was verstreken. De heer Wilmer meent, dat, als een eigendom eenmaal ondershands is verhuurd, dit steeds zoo moet geschieden, maar het komt voor, dat een huurder de huur opzegt, en dan kan het aanbeveling verdienen tot publieke verhuring over te gaan. Het geldt hier volstrekt niet een kwestie van uitvoerende of verordenende macht. In den tijd, dat voornamelijk ge streden werd over de wettelijke bevoegdheid van den Raad en van Burgemeester en Wethouders, heeft men zelfs, omdat men dat logisch en in het stelsel der Gemeentewet passend vond, als regel de publieke verhuring geheel aan Burgemeester en Wethouders overgelaten; alleen voor onderhandsche ver huring was en is een Raadsbesluit en de goedkeuring van Gedeputeerde Staten noodig, omdat men het bewijzen van vriendendiensten wil voorkomen. Steeds is hier de practijk geweest, dat de openbare ver huringen van gemeente-eigendommen plaats hebben door Burgemeester en Wethouders. Het eenige geval, dat een open bare verhuring in den Raad ter sprake gekomen is, heelt betrekking op de veilingloods aan de Boommarkt, en toen is die verhuring door Burgemeester en Wethouders zelf in den Raad aanhangig gemaakt. In een kleine gemeente zou het nog mogelijk zijn om alle verhuringen in den Raad te brengen, maar in een groote gemeente gaat het niet. Er wordt gesproken van contróle, maar hoe kan men in dit geval controle uitoefenen op het College, als de Raad zelf verhuurt? Controle door den Raad is alleen mogelijk, als Burgemeester en Wethouders verhuren. Burgemeester en Wethouders achten dit voorstel nood zakelijk, want als dergelijke regeling er niet is, dan zou men in geval van openbare verhuring kunnen zeggende verhuring heeft niet volgens de Gemeentewet plaats gehadde Gemeente raad heeft geen regeling op dit stuk getroffen; de verhu ring is dus onwettig en wij betalen dus de huur niet. Het gaat er dus om, de gemeente te beveiligen tegen even- tueele chicanes van huurders. De heer van Eek heeft medelijden met de huurders. Nu worden de kleinere gemeente-eigendommen in den regel in het openbaar verhuurd, maar de groote complexen worden meestal ondershands verhuurd. Die huurders zijn gewoonlijk vrij gegoede personen, en nu komt men dikwijls voor de vraag te staan, of de huur al dan niet verlengd moet worden; als men de verhuring echter nooit in het openbaar zou mogen doen, dan weet men niet, ot men wel een voldoende op brengst krijgt. Mocht zich bij de tegenwoordige regeling iets onbillijks voordoen, dan zullen de belanghebbenden zeiven wel de aandacht daarop vestigen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 20 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Deumer, Eikerbout, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, van der Reijden, Wilmer, Oost- dam, van Hamel, Bergers, Huurman, Splinter, van Rosmalen, Zuidema, Heemskerk, Spendel en Coster. Tegen stemmende heeren Dubbeldeman, Schüller, Witmans, Wilbrink, van Stralen, Kooistra, Groeneveld, van Eek en Verweij. XX. Voorstel in zake het verleenen van een voorschot op de vergoeding, bedoeld in art. 101, 9e lid, der Lager Onder wijswet 1920, aan een tweetal besturen van bijzondere scholen. (Zie Ing. St. No. 212.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Voorstel tot verlenging van den termijn van ontruiming van verschillende onbewoonbaar verklaarde woningen. (Zie Ing. St. No. 210.) De heer Dubbeldeman verzoekt naar aanleiding van dit voorstel een vergadering met gesloten deuren te houden. De Voorzitter zegt tegen inwilliging van dit verzoek geen bezwaar te hebben, maar stelt voor dit punt der agenda en ook het volgende dan voorloopig aan te houden. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten. XXIII Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem.blad N°. 18), op het Rijden. (Zie Ing. St. No. 213.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 en II worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXIV. Bezwaar- en verzoekschriften in zake schoolgeld Middelbaar en Hooger Onderwijs, dienst 19231924 en 1924—1925. (Zie Ing. St. No. 208.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be schikt op diverse bezwaar- en verzoekschriften in zake school geld Middelbaar en Hooger Onderwijs, heffingsjaren 1923—1924 en 1924—1925, overeenkomstig het overgelegd advies van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter doet hierop de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. Aan de orde is: XXI. Voorstel tot verlenging van den termijn van ont ruiming van verschillende onbewoonbaar verklaarde woningen. (Zie Ing. St. No. 210.) De heer Dubbeldeman zegt noodgedwongen zijn stem aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te zullen geven, al doet hij het met een bedenkelijk gezicht. De mededeeling aan het slot van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, dat het »College voornemens is zoodra mogelijk voorstellen te doen inzake het bouwen van een aantal woningen, speciaal bestemd ter ontruiming van daarvoor in aanmerking komende onbewoonbaar verklaarde woningen", wekt eenigermate den schijn alsof het College het standpunt inneemt, dat een groot aantal van die onbewoon baar verklaarde woningen nog best voor bewoning geschikt is. Dit maakt op het publiek een allerzotsten indruk. Spreker heeft zich er aan geërgerd; het is alsof men weder wil gaan vechten tegen de Gezondheidscommissie, die toch niet zoo maar die woningen heeft afgekeurd. Burgemeester en Wethouders moeten maatregelen nemen, niet om de allerergste krotten te doen ontruimen, maar om binnen niet al te langen tijd al die onbewoonbaar verklaarde woningen te doen ont ruimen. Blijkt het dan, dat er omstandigheden zijn, welke niet zijn te overbruggen, dan zal men zich daarbij moeten nederleggen maar zooals de zaak nu staat heeft spreker het gevoel, alsof Burgemeester en Wethouders van meening zijn: er zijn wonmgen bij, die moeten worden vervangen, maar een groot aantal kan nog wel eenigen tijd mede. Spreker heeft in den laatsten tijd hier en daar eens rondgekeken en zijn» meening is, dat de toestand ernstig is en dat er plaatsen zijn, waar uitstel niet langer duldbaar is. De heer Wilmer heeft met sympathie in Ingekomen Stuk No. 210 gelezen, dat Burgemeester en Wethouders van plan zijn om binnen kort te komen met een derde plan in zake het bouwen van gemeentewoningen. Spreker acht het bouwen en met name het verhuren van gemeente-woningen op zich zelf geen ideaal; daaraan zijn voor de gemeente, dus voor de gemeenschap, onontkoombare nadeelen verbonden; maar in de gegeven omstandigheden is het gewenscht en noodzakelijk. In de eerste plaats met het oog op degenen, die geen woning van particulieren of van een woningbouwvereniging kunnen betrekken, omdat zij voor hen te duur is de ge meentewoningen zijn over het algemeen goedkooper en verder met het oog op degenen, die zelfs te weinig inkomsten hebben, om een gemeentelijke woning te kunnen huren. Spreker meent, dat laatst bedoelden met een toeslag op de huur gemakkelijker in een gemeentewoning ondergebracht kunnen worden dan in een woning van een woningbouw vereniging. Een zoodanige toeslag op de huur zal voor velen nood zakelijk zijn; voor verscheidene gezinnen zullen de gemeente woningen ook nog te duur zijn, hoe goedkoop ze ook gebouwd worden. Spreker denkt bij dien toeslag niet in de eerste plaats aan het Burgerlijk Armbestuur; hij denkt ook en allereerst aan particuliere liefdadigheidsverenigingen. Spreker heeft waren eeibied voor het werk, dat tal van charitatieve vereenigingen verrichten, en voor het krachtig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 6