154 C. 0. L. School aan den Zuidsingel B. (Vacature G. J. Wissenburgh.) 1° Mej. P. G. BERGMAN, onderwijzeres te Vijfhuizen. 2° J. C. DE CLER, onderwijzeres te Benthuizen. 3° G. A. VAN DER NOORD AA, alhier. Onder mededeeling, dat het advies van den Inspecteur van het Lager Onderwijs in de inspectie Leiden en het bericht van de hoofden der betrokken scholen in de Lees kamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging tot benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 228. Leiden, 21 September 1925. In verband met den bouw van een complex woningen door de vereeniging „Eensgezindheid'' op eèn terrein beoosten den Zijlsingel, moet de sloot, loopende achter de woningen aan de noordzijde van de Oosterdwarsstraat, worden gedempt en zal in de plaats daarvan een schutting worden aange bracht, een en ander voor rekening van de genoemde vereeniging. Aangezien echter de sloot in eenigszins kronkelende richting loopt en de schutting in een rechte lijn zal worden geplaatst, brengt deze verandering mede, dat ook de grens van de ter weerszijden gelegen eigendommen wijziging dient te ondergaan. De halve sloot, voor zoover op de in de Lees kamer ter visie liggende kaart in gele en groene kleur aan gegeven, behoort n 1. door de betrokken eigenaren te worden afgestaan. Intussehen zal de strook, zich uitstrekkende langs de kadastrale perceelen Sectie K. Nis 965 tot en met 971, aan de gemeente moeten worden overgedragen, omdat die strook, blijkens de kaart, grenst aan het haar in eigendom verbleven bouwterrein, terwijl het andere gedeelte, grenzende aan het bouwblok van de vereeniging „Eensgezindheid" aan laatstgenoemde kan worden afgestaan. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging te besluiten tot overneming in eigendom en onder houd bij de gemeente, zonder betaling van koopsom, van het gedeelte sloot, op de teekening in groene kleur aange geven, en deel uitmakende van de kadastrale perceelen gemeente Leiden Sectie K, Nis. 965, 966, 967, 968, 969, 970 en 971. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 229. Leiden, 21 September 1925. In Uwe Vergadering van 24 April 1922 (Ingek. stukken nis 25 en 109) werd besloten a. tot het te zamen met anderen tegen de N/V. Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen voeren van een rechts geding tot invordering van het bedrag, dat de gemeente te goed heeft als aandeel in het bedrag, dat door het Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen op grond van zijn indertijd vastgestelde verkoops voor waarden aan groot verbruikers verschuldigd is; b. tot het beëindigen van het geschil betreffende de verschuldigdheid van voormeld bedrag door een dading van deze strekking, dat de beslissing over deze verschuldigdheid zal worden afhankelijk gemaakt van den uitslag eener procedure, door een der gerechtigden tot een deel van voormeld bedrag te voeren tegen het Centraal Verreken kantoor voor Brandstoffen, wanneer bij de einduitspraak in die procedure over de verschuldigdheid van het gevor derde wordt beslist; c. tot het dragen van een deel van de kosten der sub b bedoelde procedure in verband met het beloop van de vordering van de gemeente Leiden. De verschillende belanghebbenden hebben zich vereenigd in een „Comité tot behartiging van de belangen der deel- gerechtigden in het restitutiefonds van het Centraal Ver rekenkantoor voor Brandstoffen (C. V. B.)", welk comité de actie heeft geleid. Het rechtsgeding is door de deelgerechtigden in eerste instantie gewonnen; de regeering heeft aanvankelijk tegen deze beslissing appèl aangeteekend, doch heeft zich thans bereid verklaard een accoord aan te gaan, waarbij de deel nemers volledige uitbetaling zouden verkrijgen van de hun toekomende hoofdsommen, doch zouden afzien van de hun krachtens het vonnis van de Haagsche Rechtbank toeko mende rente, bedragende 6 's jaars vanaf 11 November 1922. Het comité raadt de aanvaarding van dit accoord ten stelligste aan. Het comité schrijft: „Wel is waar wordt de bij het vonnis toegekende rente gederfd, doch daartegen over staat, dat over de hoofdsom zooveel eerder beschikt zal kunnen worden en dat de steeds onberekenbare kansen van den afloop van het proces in appèl en eventueel in cassatie worden vermeden". Met de Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit zijn wij van oordeel, dat het door het comité gegeven advies dient te worden opgevolgd, te meer nu reeds de gemeenteraden van Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhage in dezen zin een beslissing namen. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten tot het beëindigen - van het bovenbedoeld geschil door een te treffen dading van deze strekking, dat de N. V. Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen c. q. de Staat der Neder landen, aan de gemeente uitkeert de som, welke de gemeente in hoofdsom heeft te vorderen als haar aandeel in het bedrag, dat door het Centraal Verrekenkantoor voor Brand stoffen op grond van zijn indertijd vastgestelde verkoops- voorwaarden aan grootverbruikers verschuldigd is. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 230. Leiden, 21 September 1925. Door Uwe Vergadering werd om praeadvies in onze handen gesteld a. een verzoek van het bestuur der Gereformeerde School- vereeniging alhier om een bedrag van rond 2210.beschik baar te stellen voor de aanschaffing van schoolmeubelen, alsmede van toestellen voor het onderwijs in lichamelijke oefening, ten behoeve van de school voor gewoon lager onderwijs aan de Lusthoflaan en b. een verzoek van het bestuur der R. K. Parochiale Jongensscholen onder R. K. Par. Kerkbestuur om beschik baarstelling van een bedrag ad 690.ten behoeve van de inrichting van het gymnastieklokaal der school aan het Rapenburg 48. Uit de bij het sub a bedoelde verzoek overgelegde toe lichting blijkt, dat aanschaffing van schoolmeubelen noodig is in verband met eene aanzienlijke stijging van het aantal leerlingen. Hoewel bij ons in het algemeen geen bedenking bestond tegen de door voormelde schoolbesturen gewenschte aan schaffing van toestellen, leer- en hulpmiddelen, ten behoeve van het onderwijs in lichamelijke oefening, meenden wij aanvankelijk bezwaar te moeten maken tegen de door het bestuur der Gereformeerde Schoolvereeniging bedoelde aan schaffing van een rekstok en brug, aangezien deze toestellen door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voor het onderwijs in de eerste zes leerjaren eener school voor gewoon lager onderwijs niet noodig worden geacht. Nu ons inmiddels is gebleken, dat aan de school aan de Lusthoflaan een 7e leerjaar is verbonden en in het bij deze school behooreude gymnastieklokaal ook aan leerlingen der u. 1. o. school aan de Hooglandsche Kerkgracht onderwijs in lichamelijke oefening zal worden gegeven, bestaat tegen in williging van deze aanvrage thans geen enkele bedenking meer. Op grond van een en ander geven wij U in overweging te besluiten: a. medewerking te verleenen aan het bestuur der Gerefor meerde Schoolvereeniging alhier voor de aanschaffing van schoolmeubelen en van toestellen voor het onderwijs in lichamelijke oefening ten behoeve van de onder zijn beheer staande school aan de Lusthoflaan en aan het bestuur der R.K. Parochiale Jongensscholen onder R.K. Par. Kerkbestuur voor de aanschaffing van leer- en hulpmiddelen ten behoeve van de inrichting van het gymnastieklokaal der school aan het Rapenburg 48; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij o vergel egden begrootingsstaat, model D, groot ƒ2900.teneinde ons College in staat te stellen de benoodigde gelden te zijner tijd ter beschikking te stellen van voormelde schoolbesturen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 231. Leiden, 21 September 1925. Zooals U bekend is, heeft zich uit de burgerij een comité gevormd met het doel, gelden te verzamelen voor de her-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 4