152 N°. '219. Leiden, 15 September 1925. Door den heer K. J. v. d. Burg, wonende te 'sGravenhage, is verzocht om een oppervlakte water, ter grootte van 30 M2, aan de Sprietlaak te Warmond, van de gemeente te mogen huren, ten behoeve van een aanlegsteiger voor een zeiljacht. Tegen inwilliging van dit verzoek bestaat noch bij ons College, noch bij de Commissie van Fabricage bezwaar. Voor het gebruik van gemeentewater ten behoeve van een schuitenhuis is 20.per jaar verschuldigd, weshalve wij met de Commissie van oordeel zijn, dat een huurprijs van 1.25 per M2, of wel van 30 X ƒ1.25 ƒ37.50 per jaar, billijk is te achten. In verband met het feit, dat adressant reeds in October 1924 de wateroppervlakte in gebruik heeft genomen, zal de verhuring gerekend moeten worden te zijn ingegaan op 1 October 1924terwijl voorts de gebruikelijke voorwaarden aan de verhuring dienen te worden verbonden. Aangezien adressant zich met deze bedingen kan ver eenigen, geven wij U in overweging te besluiten, het op de hierbij overgelegde teekening met roode kleur aangeduide wateroppervlak aan de Sprietlaak onder de gemeente Warmond, ter grootte van 30 M2, tot wederopzeggens te verhuren aan K. J. van der Burg, wonende te 's Gravenhage, tegen een huurprijs van 37.50 per jaar, welke huur gerekend moet worden te zijn ingegaan op 1 October 1924 en voorts onder de navolgende voorwaarden: 1° dat de in dat water gemaakte of te maken steiger of dergelijke, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders van Leiden worde onderhouden; 2° dat alle schade veroorzaakt aan de eigendommen van de Gemeente Leiden of aan die van derden, ten gevolge van het gebruik van het gehuurde, zal worden hersteld voor rekening van den huurder ten genoegen van Burge meester en Wethouders van Leiden; 3° dat alle belastingen, welke de Gemeente Leiden ter zake van het aanwezig zijn van steigers of dergelijke in het gehuurde water, aan het Bijk of aan andere openbare lichamen verschuldigd wordt, door den huurder aan de Gemeente Leiden zullen worden terugbetaald; 4° dat de huursom in het begin van elk jaar in eens bij vooruitbetaling moet worden voldaan, zullende de over de jaren 1924 (gedeeltelijk) en 1925 verschuldigde huur onmid dellijk na het sluiten van de huurovereenkomst moeten worden voldaan; 5° dat de kosten van het sluiten der huurovereenkomst zijn voor rekening van den huurder. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 220. Leiden, 15 September 1925. In het hierachter afgedrukt adres verzoekt het Leidsche Harmonie Gezelschap „de Post" om in het genot te worden gesteld van een subsidie uit de gemeentekas. Hoe groot deze subsidie zou moeten zijn wordt niet medegedeeld. Beeds eerder bereikten U verzoeken van ongeveer dezelfde strekking, doch met het oog op den toestand van de ge- meentefinanciën werd daarop steeds afwijzend beschikt. Ook thans geldt dit motief zoo zeer, dat alleen reeds op grond hiervan het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is. Doch bovendien ligt het naar ons oordeel niet op den weg van de gemeente om voor doeleinden, als de vereeniging „de Post" nastreeft, subsidies te geven. Dit doel is toch niet zoodanig, dat daarmede een aanwijsbaar gemeente belang wordt gediend. Dergelijke vereenigingen, waarvan er verscheidene in deze gemeente zijn gevestigd, dienen door het particulier initiatief in stand te worden gehouden. Wij geven U mitsdien in overweging op het verzoek van het Leidsche Harmonie Gezelschap „de Post", om subsidie uit de gemeentekas, afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 20 Juni 1925. Edel-Achtbare Heeren! Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Het Leidsche Harmonie Gezelschap „De Post", opgericht 13 Juni 1909 dat zij, op het voetspoor van wat in anderen Gemeenten geschiedt, zich tot Uw Edelachtbaar College wend om in genot te worden gesteld van een subsidie uit de Gemeente kas en deze te vinden uit de opbrengst van wat door de Gemeente wordt geheven als belasting op de publieke ver makelijkheden. „De Post" is bereid aan de door den Baad te stellen voorwaarden te voldoen en gaarne bereid volksconcerten te geven. „De Post" vertrouwt dat de Baad van dit verzoek wel nota zal willen nemen en termen zal weten te vinden om daaraan te kunnen voldoen. Met Hoogachting H. W. Metselaar, Voorzitter. P. van Wijk, Secretaris. Leidsch Harmonie Gezelschap De Post. Pieter de La Courtstraat 51. Aan den Baad der Gemeente Leiden. N°. '221. Leiden, 17 September 1925. De sloot, gelegen langs de Os- en Paardenlaan benoorden deu Heerensingel, en nader op de overgelegde situatie aan gegeven, is in hooge mate verontreinigd. Niet alleen dient deze sloot tot vergaarplaats van allerlei afvalstoffen, afkomstig uit de huizen aan de Os- en Paardenlaan, doch bovendien loozen daarin de afvoeren van de scholen, welke tusschen de Lusthoflaan en de Os- en Paardenlaan zijn gebouwd, t.w. de B.K. Jongensschool, de B.K. Meisjesschool en de B.K. Bewaarschool, alsmede de Gereformeerde School. Door een en ander wordt de sloot ten zeerste vervuild, terwijl ook elke gelegenheid tot waterverversching ontbreekt. In Zuidelijke richting toch loopt de sloot dood tegen den singelweg; in Noordelijke richting staat zij op een afstand van 250 M. in verbieding met de Bingsloot van den Stadspolder, welk water als open riool dient voor den afvoer der stoffen uit de Noordelijke stadswijken eri daarom eveneens steeds in vervuilden toestand verkeert. Niettegenstaande de sloot herhaaldelijk werd gereinigd en uitgebaggerd, ontstond daardoor geen noemenswaardige ver betering, omdat de oorzaak van de verontreiniging niet kon worden weggenomen, en de vervuiling dus spoedig opnieuw intrad. Tot demping behoort derhalve te worden overgegaan. Voorloopig kan worden volstaan met demping van het Zuidelijke gedeelte over een lengte van ongeveer 90 M., welk gedeelte zich langs genoemde schoolgebouwen uitstrekt. Demping van het Noordelijke gedeelte, hetwelk gelegen is langs het met een ijzeren hek afgesloten gedeelte van de Os- en Paardenlaan, is minder urgent. Ook eene Commissie, bestaande uit den Directeur van Ge meentewerken en de stadsgeneesheeren Drs W. Th. M. Weebers en J. C. M. Timmermans, door ons aangewezen om ons overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de verordening op wegen, lanen, straten enz. en wateringen en slooten om trent den toestand der sloot uit een oogpunt van openbare gezondheid van advies te dienen, is, zooals uit het door haar uitgebrachte, te Uwer inzage liggende, rapport blijkt, eveneens van oordeel dat het Zuidelijke slootgedeelte schade lijk is voor de openbare gezondheid en derhalve dient te worden gedempt. Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage geven wij U mitsdien in overweging den eigenaren van het gedeelte sloot, gelegen langs de Os- en Paardenlaan over een lengte van ongeveer 90 Meter, vanaf den Heeren singel in Noordelijke richting, op grond van het bepaalde bij art. 12 van bovengenoemde verordening, te gelasten dat slootgedeelte te dempen en door een riool te vervangen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. '222. Leiden, 17 September 1925. In Uwe Vergadering van 25 Mei j.l. diende de heer Schüller bij de behandeling van ons praeadvies op het adres van H. J. W. Welling e.a. in zake den toestand van de straat voor hunne woning aan den Ouden Singel gedurende de veemarkt, een motie van den volgenden inhoud in „De Baad spreke de wenschelijkheid uit, dat alle straten, waar vee gelost en gekeurd wordt, na afloop der markt door afspuiting worden gereinigd", welke motie in onze handen om praeadvies werd gesteld. Met de Commissie van Fabricage en die voor het Markt wezen komt het ons voor, dat het geen aanbeveling ver dient de toegangswegen tot de veemarkt op dezelfde wijze te doen afspuiten als thans op het marktterrein zelf plaats

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 2