124
MAANDAG 3 AUGUSTUS 1925.
slagen. Spreker wil gaarne weten, of de raadsleden zijn mis
leid door de menschen, die tot hen kwamen en zeiden te zijn
miskend, dan wel of die menschen ook niet wisten, dat dit
de beste weg voor de kinderen was en niet die, welken zij
wilden inslaan.
Nu een oplossing gevonden is, heeft hij nog geen spijt de
kwestie aan de orde te hebben gesteld.
De heer Verweij dankt den Wethouder voor diens zeer
uitvoerig antwoord, waaruit blijkt, dat de zaak, waarover de
interpellatie loopt, ten volle haar beslag heeft gekregen, en
wenscht een opmerking te maken, welke min of meer buiten
dit speciale geval omgaat.
Wanneer ouders van een kind op een gegeven moment
meenen, dat zij, gezien aard en aanleg van het kind, het
belang van dat kind dienen door het naar de opleidingsschool
voor U. L. O. te zenden, ligt het op den weg van het Gemeente
bestuur die ouders in alle opzichten ter wille te zijn. Het
argument, door den Wethouder gebezigd, met betrekking tot
de verlaging van het peil van het onderwijs, kan door spreker
volkomen worden onderschreven, want deze is niet in het
belang van de klasse, waarin het kind is geplaatst, en ook
niet in het belang van het kind zelf, maar anderzijds moet men
zich eens indenken in de psyche van het kind, dat meent met
het oog op zijn toekomst een anderen weg te moeten volgen
en voor hetwelk het een groote teleurstelling is, als niet alles
in het werk wordt gesteld om het aan het onderwijs, dat het
wenscht, te helpen, ook al is het wat later.
Spreker dankt den Wethouder voor de maatregelen, welke
sedert de vorige Raadsvergadering zijn genomen. De zaak zou
ongetwijfeld toch wel in orde zijn gekomen, maar, wanneer
door deze interpellatie is bereikt, dat de zaak ten genoege van
de kinderen is opgelost, is spreker namens de ouders der
kinderen daarvoor zeer dankbaar.
De heer Meijnen zegt, dat deze zaak in het geheel niet
aan de orde had behoeven te komen, als het hoofd van de
school aan de Duivenbodestraat zich even had herinnerd van
welke school hij het hoofd is. Hij staat aan het hoofd van
een school, welke opleidt voor de centrale school voor het
7de leerjaar, en nu had de plaats, welke zijn school inneemt,
hem, ook voor deze vijf leerlingen, in contact moeten brengen
met het hoofd van die centrale school. Dat heeft hij verzuimd
en op dat verzuim is hij op vriendelijke wijze attent gemaakt.
Al de wijsheid, welke spreker hier hedenmiddag heeft verteld,
had genoemd hoofd dan kunnen hooren van den heer Rloemink,
die reeds meer dergelijke gevallen heeft gehad en met succes
behandeld, niet alleen ten opzichte van het uitgebreid lager
onderwijs, maar ook ten opzichte van andere bestemmingen
van leerlingen. Juist omdat hij 3 klassen krijgt, kan hij zijne
leerlingen doeltreffend groepeeren. Het woord «differentiatie",
dat indertijd door Mr. Van der Lip gebruikt is om de
inrichting van de centrale school aan te bevelen, is inderdaad
zeer juist gekozen. De 6de klasse van een opleidingsschool is
één klasse; met die enkele klas moet men één weg gaan en
die weg moet aan het einde zoo zijn, dat de jongens geschikt
zijn voor de school van den heer Hibma en de meisjes voor
de school op de Breestraat. De aansluiting moet daar bij het
begin zijn of ze moet op andere wijze gevonden worden. Dit
is, in dit geval, de betere en de kortere manier.
Wat betreft de medewerking van Burgemeester en Wet
houders kan spreker verklaren, dat, enkele jaren geleden,
een leerling van een voormalige 3de-klasse-school gegaan is
naar de school op de Pieterskerkstraat en daar zoo voldaan
heeft, dat hij bij het Mulo-examen in 1924 van alle leerlingen
van den heer Hibma de mooiste cijfers heeft gehaald.
Er is dus niets op tegenalleen, men moet den verstandigsten
weg kiezen, en dit is in dit geval de weg via de centrale
school.
De heer Sijlsma vraagt nu, of het hoofd der school niet
overleg pleegt met spreker. Dat hoofd heeft aan spreker in
Juni een brief gezonden en die is te gelegener tijd behandeld.
Tegen 1 September pas moest het voor elkaar zijn en er was
dus alle tijd.
De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.