105 Tot dusver: was het gewoonte om de ontvangstposten, waarop meer of minder was ontvangen dan bij de begrooting werd geraamd, post voor post, in onze verantwoordig op te nemen, waarbij dan zooveel mogelijk de oorzaken, die tot de lagere of hoogere ontvangst hadden geleid, werden mede gedeeld. Yan de uitgaafposten, waarbij uit den aard der zaak van een hoogere uitgaaf dan bij de begrooting was geraamd, geen sprake kon zijn, werden eveneens, post voor post, diè volgnummers opgenomen, waarop minder was uit gegeven dan geraamd. Waar nu ingevolge de nieuwe rekeningsvoorschriften in de rekening bij elk hoofdstuk en elke paragraaf behalve de totalen van de inkomsten en de uitgaven het batig of na- deelig slot in geraamde en werkelijke cijfers moeten worden opgegeven, terwijl de eventueele batige en nadeelige sloten naar de „Verzameling" achter de rekening moeten worden overgebracht, waardoor gemakkelijk kan worden nagegaan, wat elke tak van dienst aan de gemeente kost of oplevert, achten wij eene vermelding van post voor post, welke in verband met de belangrijke uitbreiding van het aantal volg nummers veel werk zou vereischen en niet onbelangrijke drukwerkkosten tengevolge zou hebben, niet meer noodzakelijk. Naar onze meening kan in het vervolg in den regel worden volstaan met opneming in ons rapport van die ontvangst en uitgaafposten, die belangrijk van de bij de begrooting geraamde sommen afwijken, b.v. meer dan 50 of meer dan 1000. De rekening van den gewonen dienst nu wijst eene ont vangst aan van 7.586.811.93 d. i. 144.809.73 minder dan de geraamde som van 7.731.621.66. Het blijkt nu dat meer of minder is ontvangen op: Yolgn. 3. Achterstallige in komsten van vorige dienstjaren. De ontvangsten op dit volg nummer hebben bedragen 522.313.935zij waren geraamd op 633.912.106 Als nog te verhalen moet op den dienst 1925 een bedrag van 159.252.965 worden overge bracht namelijk 1°. alsnog van het Eijk te ont vangen vergoeding over 1923, krachtens art. 56 juncto 60 der Lager Onderwijswet 1920 een bedrag van ƒ31.200. 2°. de nog van de woning bouwvereniging „Ons Doel" te ontvangen 1ste annuïteit ad 20.883.22 voor haar Ie bouwplan 3°. de nog van het Eijk te ontvangen bijdrage ad 4.636.64 in de betaling van bovenge noemde annuïteit; 4°. de nog van besturen van bijzondere scholen terug te ontvangen voorschotten ad 78.669.welke ingevolge art. 103 der Lager Onderwijswet 1920 zijn verstrekt op de ver goeding over 1922 bedoeld in art. 101 dier wet. Aangezien de uitkeering van de hierbedoelde vergoeding over 1922 nog niet heeft plaats gehad, konden de schoolbesturen de op die vergoeding verstrekte voor schotten, in totaal 78.669. bedragende, nog niet in de ge meentekas terugstorten. Zie de toelichting bij volgn. 4 der uit gaven; en 5°. de nog van het Eijk terug te ontvangen som van/23.864.105 wegens gedane uitkeering over 1921 ingevolge art. 100 der Lager Onderwijswet 1920 Een bedrag van 41.205.95 (in hoofdzaak annuïteiten en bij dragen inzake woningbouw) wordt niet meer als nog te ver halen op den dienst 1925 over gebracht, aangezien inmiddels is gebleken dat deze annuïteiten en bijdragen over de betrokken dienstjaren niet verschuldigd zijn en dus ook niet worden Transporteeren 111.598.17 111.598.17 Transport ontvangen. De correspondeeren- de uitgaafpost (zie volgn. 4) is hiermede in overeenstemming gebracht. Op dit volgn. zijn voorts ver schillende ontvangsten, tezamen 89.915.54 bedragende, verant woord, waarop bij de raming niet was gerekend, n.l.: 1°. een nog van het Eijk ont vangen bedrag van 48.434.54 als vergoeding ingevolge art. 56 juncto 60 der» Lager Onderwijs wet 1920 (over 1920/19.328.82, over 1921 29.105.72); 2'. de nog over 1923 ont vangen rente ad 2.868.26 van den postcheque en girodienst; 3°. eene hoogere ontvangst ad 36.116.37 als aandeel in de winst van de Leidsche Duin water Maatschappij over 1923. Het aandeel, dat geraamd was op ƒ31.000.bedroeg 67.116.37 4°. een bedrag van 2.496.37 als meer ontvangen subsidie in de kosten van het Gymnasium over 1923. Yolgn. 5. Uitkeering van het rijk overeenkomstig de artt. 1 tot en met 9 der wet van 24 Mei 1897 (S. 156) laatstelijk ge wijzigd bij de wet van 12 No vember 1921 (S. 1173) Op dit volgnummer is ont vangen 194.602.51; geraamd was 193.637.-r-. Volgn. 7. Sècretarie-leges en rechten van den burgerlijken stand De ontvangsten bedroegen 7.722.405; zij waren geraamd op 8.750.—. Volgn. 88. Vergoeding voor het verleenen van eerste hulp bij ongelukken De ontvangsten hebben bedra gen 287.zij waren geraamd op 600. Volgn. 90. Ontvangsten uit de exploitatie van gemeente lijke zweminrichtingen Het batig saldo der exploitatie van de zweminrichting in het Eijn-Schiekanaal, geraamd op 1.200.bedroeg over 1924 144.02. Voorts werd op dit volgn. verantwoord het batig saldo ad 62.13 van de zweminrichting aan de Zijl over het tijdvak van 9 Augustus t/m. 30 September 1924. De ontvangst op volgn. 90 bedraagt dus/ 206.15. Volgn. 90a. Ontvangsten ter zake van de duinwaterleiding» Het aandeel der gemeente in de winst van de Leidsche Duin water Maatschappij, voor 1924 geraamd op 31.000.bedroeg 72.946.80. Volgn. 112. Aandeel van het rijk in de kosten ter zake van de Huurcommissiewet De ontvangst bedroeg/3.248.30 geraamd was ƒ4.810.(Zie de mindere uitgaaf op volgn. 125). Volgn. 117. Eente en aflossing van voorschotten verleend in het belang van de verbetering der volkshuisvesting Op dit volgnummer is ont vangen ƒ477.817.77 geraamd was 526.008.19. Een bedrag van ƒ48.191.19 wordt als nog te ver halen op den dienst 1925 over gebracht. Volgn. 118. Bijdragen van het Transporteeren .598.17 965.51 1.027 59' 313 41.946.80 993.85 1.561.70 48.190.42 42.912.31 i 163.684.735 Meer. Minder. Meer. M in 111 der.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 17