MAANDAG 13 JULI 1925. 107 Zitting Tan Maandag 13 Juli 1935. Geopend, des namiddags te twee uur. Voorzitterde heer Burgemeester Jhr. Dr. N. C, DE GIJSELAAR. Te behandelen onderwerpen: 1° Benoeming van een Commissaris der Gemeentelijke Bank van Leening. (159) 2° Benoeming van een Slads-geneesheer voor het tijdvak 1 Juli 1925—1 Juli 1926. (160) 3* Praeadvies op het verzoek van P. A. R. J. Bom, om eervol ontslag als onderwijzer aan de school Maresingel B. (161) 4° Voorstel tot overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van het perceel Groenoordstraat, Sectie K No. 3756 en het perceel Nic. Beetsstraat, Sectie 6 No. 1176 ged. (162) 5° Voorstel: a. tot overname in eigendom en onderhoud bij de ge meente van eenige strooken grond en water, kad. bekend Sectie K nis 568 t/m 581 ged.; b. tot beschikbaarstelling van gelden voor de verbreeding van het zuidelijk gedeelte van de Drittstraat met bijbehoorende slootdemping en rioleering. (156) 6° Voorstel tot verkoop aan Prof. Dr. F Muller Jzn., van een gedeelte grond op het Raamland ten westen en ten zuiden van het perceel Sectie M No. 4226. (163) 7° Praeadvies op het verzoek van H. Geugjes te Oegstgeest, in zake de verhuring van rietland nabij het Poelmeer en het innemen van wateroppervlakte aldaar ten behoeve van een woonschuit. (164) 8° Voorstel tot opnieuw vaststelling van de verordening tot heffing van schoolgeld voor het Lager Onderwijs in de gemeente Leiden (Gemeenteblad no. 21 van 1924). (165) 9° Voorstel tot toekenning aan het bestuur van het gesticht »de Voorzienigheid" van eene vergoeding, als bedoeld in art. 84 der Lager Onderwijswet 1920, ten behoeve van de stichting van lokalen bestemd voor gewoon lager onderwijs aan de Krauwelsteeg. (157) 10° Verordening, houdende wijziging van de verordening van 3 December 1896 (Gemeenteblad No. 15), houdende voor waarden van opneming en verpleging van lijders in het Krankzinnigengesticht sEndegeest" en de afdeeling voor jeugdige idioten Voorgeest" te Oegstgeest, nabij Leiden. (166) 11° Verordening, houdende wijziging van de verordening van 3 April 1922 (Gemeenteblad No. 18) tot beteugeling van het gebruik van tabak door kinderen. (167) 12° Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden voor de vernieuwing en verplaatsing van de Janvossenbrug en de demping van de Volmolengracht; b. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de uitdieping van den Nieuwen Rijn tusschen het Rijn Schiekanaal en de Singelbrug en de daarmede gepaard gaande vernieuwing van de walbeschoeiing; c. in zake de jaarlijksche uitvoering van diepwerken; d. in zake het adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland, betreffende den toestand van de wateren en bruggen in de gemeente. (158) 13° Verzoekschriften in zake schoolgeld Middelbaar-en Hooger Onderwijs, dienst 19241925. (168) 14° Voorstel tot verhooging van het bij Raadsbesluit van 26 Januari 1925 aan de Woningbouwvereeniging »Ons Doel" toegekend voorschot, in verband met den bouw van 29 beneden- en 31 bovenwoningen en 2 winkelwoningen op een terrein beoosten de Heerenstraat en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (169) Tegenwoordig 29 leden, namelijk de heeren van Eek, Coster, Verweij, Eerdmans, Deumer, Zuidema, Dubbeldeman, Spendel, Sijtsma, Baart, van Stralen, Heemskerk, Oostdam, Meijnen, Mulder, Reimeringer, Eikerbout, Witmans, Kooistra, Bergers, van Hamel, Knuttel, van Rosmalen, Wilmer, van der Reijden, Schüller, Huurman, Splinter en Groeneveld. AfwezigMevrouw van Itallievan Embden en de heer San ders wegens uitstedigheid, en de heer Wilbrink en Mevrouw Dietrichde Rooij wegens verhindering. De notulen van het verhandelde in de vergadering van 29 Juni 1925 worden goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed gekeurd raadsbesluit tot verlenging van den termijn van ontruiming van eenige onbewoonbaar verklaarde woningen. 2°. Mededeeling van Mevr. C. J. W. Wisse geb. Verburgt, dat zij hare benoeming tot lid van het College van Vrouwen- Kraammoeders aanneemt. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van Mr. E. Schotman, om ontslag als lid van het Bestuur der Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethou ders om praeadvies. 2°. Verzoek van de Wed. C. Dieben—Biesiot en F. M. A. Dieben, om het uriuoir tegenover hunne perceelen aan de le Binnen vestgracht te doen verwijderen. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethou- houders voor dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Eck meent, dat dit urinoir, hetwelk een ander moet vervangen, op een zeer ongeschikte plaats staat. Spreker kent de oorzaak.van de verplaatsing niet: misschien hebben de bewoners van het hofje er belang bij, maar door de ver plaatsing zal zijns inziens voor de omwonenden geen voordeel worden verkregen. Was het noodzakelijk daar ter plaatse een urinoir te hebben, dan zou spreker zich er bij kunnen neer leggen, maar in de korte nabijheid, namelijk op de Beesten markt en de Lammerenmarkt, vindt men reeds urinoirs. Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders te overwegen, of het wel noodig is dat urinoir te handhaven en bij bevesti gende beantwoording dier vraag naar een geschikte plaats te zoeken, omdat iedere ingezetene bezwaar zal maken om precies tegenover zijn woning een urinoir geplaatst te krijgen. De Voorzitter zegt, dat deze aangelegenheid behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders ingevolge het bepaalde in de Gemeentewet, en dat, wanneer men het niet eens is met een door hen genomen beslissing, men dan ter zake Burgemeester en Wethouders ter verantwoording kan roepen door het houden van een interpellatie en zoo noodig een motie kan indienen. Het betreffend urinoir wordt iets verplaatst en tevens ver beterd en juist nu gaat men klagen. Niemand heeft gaarne een dergelijke inrichting vóór zijne woning, maar als men aan dergelijke klachten toegaf, dan zou al spoedig geen enkel urinoir meer in de stad bestaan, terwijl die inrichtingen toch noodig zijn. Het is te begrijpen, dat, wanneer er ergens geen urinoir is en men gaat er een plaatsen, de omwonenden gaan adres- seeren om te trachten dat te voorkomen; maar in dit geval was er reeds een urinoir ter plaatse, een vieze, verouderde inrichting; deze wordt vervangen door een betere inrichting er komt o. m. een dak op en nu gaat men klagen, dat men een urinoir voor zijn woning krijgt. Dat is onbillijk. Er is dus geenerlei reden om te klagen; hier is de gewone gang van zaken gevolgd. De zaak behoort tot de bevoegd heid van Burgemeester en Wethouders, en dezen hebben een zelfde tot hen gericht bezwaar ongegrond bevonden. De heer Sijtsma heeft den toestand ter plaatse opgenomen en verklaart niet te begrijpen het bezwaar van Burgemeester en Wethouders tegen wegneming van dit urinoir. In de nabijheid bevindt zich een urinoir en als dit niet geheel in orde is, dan zou men dat kunnen veranderen. Dit urinoir staat vóór een woning en de menschen hebben er ver- bazenden last van. Deze inrichting is daar niet noodig. Op den Stationsweg is een zeer goed urinoir en 50 M. verder, op de markt zelf, is ook een zeer goed ijzeren urinoir. Men kan het den men schen ook te gemakkelijk maken. Spreker zou dus gaarne zien, dat Burgemeester en Wet houders deze zaak nog eens onder de oogen zagen. De heer van Eck moet opkomen tegen de formeele be zwaren van den Voorzitter. Wanneer ingezetenen meenen, dat door de wijze, waarop Burgemeester en Wethouders hun taak uitvoeren, hun onrecht wordt aangedaan of nadeel wordt berokkend, dan is het natuurlijk, dat die ingezetenen zich tot den Raad wenden en dat dientengevolge zoo'n zaak hier besproken wordt. Dan moet men niet zeggen: dat behoort bij Burgemeester en "Wethouders; als ge het er niet mede eens zijt, dan moet ge

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 1