MAANDAG 29 JUNI 1925.
101
Laten wij eens aannemen, dat het in het plan van het
College ligt om binnenkort met een dergelijk voorstel te komen,
wat nog niet zeker is, maar dat is dan voor spreker een
reden te meer om met klem dit voorstel bij den Raad aan
te bevelen, want indien het werkelijk de bedoeling van Burge
meester en Wethouders is om binnen een of twee jaar dit
werk te doen uitvoeren, dan kan het financiëele argument
vrijwel buiten beschouwing worden gelaten. De kosten van
dit werk zullen niet uit de gewone middelen behoeven te
worden betaald, zoodat het feit, dat die druk een of twee
jaar eerder begint, niet een motief kan zijn om dit praeadvies
van Burgemeester en Wethouders te accepteeren.
Spreker onderstreept ten sterkste de argumenten, door andere
voorstanders van het voorstel van den heer Huurman gebezigd.
Wil men wachten, totdat de overweg van den spoorweg ver
beterd zal zijn, dan kan men nog wel 25 jaar blijven zitten
met een toestand, die voor iedereen minder aantrekkelijk is.
De Wethouder zegt bij Posthof zoo gemakkelijk den weg
te kunnen oversteken, maar op grond van hetgeen spreker
ter plaatse heeft gezien, onderstelt hij, dat de heer Mulder
zich dan wel achter de boomen zal moeten verschuilen om
uit te wijken of zal moeten wachten, totdat de wagens, trams
en auto's voorbij zijn. De toestand kan zoo niet blijven en
spreker zal dan ook stemmen vóór het voorstel van den heer
Huurman.
De heer Knuttel zegt door den Wethouder, die over de
beplanting van den weg .heeft gesproken, uit zijn tent te zijn
gelokt. Hij gelooft wel, dat door de verbreeding de toestand
uit dat oogpunt leelijker zou worden, maar de beplanting,
zooals men die hier vindt, is niet van zoo ingrijpende be-
teekenis -zij is niet te vergelijken met de Mare dat
men om die reden de verbreeding zou moeten tegenhouden.
Anderzijds ligt voor spreker de kwestie niet zoo gemakkelijk;
het zou voor de hand liggen, dat men den weg over de volle
breedte doortrok, maar in verband met den toestand bij den
spoorwegovergang is dit niet buitengewoon urgent. De weg
is op dat punt tamelijk breed en het verkeer is er niet
overstelpend. De heer Huurman heeft wel opgegeven hoeveel
trams er rijden, maar in iedere groote stad rijden in matig
breede straten oneindig veel meer trams. Te Leiden rijden
op de Hoogewoerd en in de Breestraat meer trams dan op
den Rijnsburgerweg.
Echter schrikt spreker niet terug voor het geldelijk motief,
hij is niet zulk een bezuinigingsman als andere heeren. Hij
meent ten slotte zijn stem aan het voorstel van den heer
Huurman te moeten geven.
De heer Coster zegt, dat de Wethouder hem niet heeft
overtuigd. Men moet er rekening mede houden, dat, zoodra
het stuk van Posthof tot Oegstgeest klaar is, het verkeer
van wandelaars daar drukker en bijvoorbeeld voor menschen
met kinderwagens het gevaar grooter zal worden.
Wat de kwestie van den overweg van de H. S. M. betreft,
het spreekt van zelf, dat de spoorwegmaatschappij dien over
weg niet zal verbeteren, alvorens dat gedeelte van den wreg
zal zijn verbreed.
De Voorzitter meent, dat de argumentatie van eenige
leden, dat Burgemeester en Wethouders niet mogen afwijken
van het advies van den Directeur van Gemeentewerken en
van het advies der Commissie van Fabricage, niet opgaat.
De Directeur en de Commissie zijn de adviseurs van het
college en niet van den Raad. Terecht heeft de Wethouder
gezegd, dat zij adviseeren voor zoover het de technische zijde
van de zaak betreft, maar niet wat betreft den financiëelen
kant daarvan. Het algemeen financieel beleid berust niet bij
die adviseurs, maar bij Burgemeester en Wethouders.
Indertijd is dit weggedeelte gemaakt als de mooiste weg van
Leiden. Nu zouden Burgemeester en Wethouders natuurlijk dit
gedeelte ook gaarne mooier maken en gelijk maken aan het verder
gelegen wegvak, dat nog veel mooier en breeder wordt, maar
zij zien op tegen de financiëele gevolgen. De voorstellers ramen
de kosten op 42.500.maar daarbij zullen nog komen de
kosten van de verandering van de verlichting en van de verlegging
van de tramrails, tenzij de trammaatschappij zulks wil doen, maar
dan zal ten onzen koste komen het onderhoud der bestrating
tusschen en langs de tramsporen. In het laatste geval moet men
het gekapitaliseerde bedrag dezer jaarlijksche onderhoudskosten
er dus ook bij rekenen. Men zou dientengevolge tot een uit
gave van 54.000.komen.
De verbetering van dit korte wegvak zou. dus aan de ge
meente de helft kosten van de verbetering van hetgeheele verder
gelegen wegvak, aangezien de provincie niet bereid is bij te
dragen in de kosten van de verbetering van dit weggedeelte,
zijnde daarmede slechts het belang van de gemeente Leiden
betrokken.
Een afdoende verbetering zou het trouwens toch niet zijn,
want men zou behouden den smallen spoorwegovergang, die
een groote hinderpaal vormt.
Het zou nog iets anders zijn, wanneer de gemeente ruim
in haar geld zat, maar dit is niet het geval. Dit weggedeelte
is een van de mooiste en breedste straten van Leidendaaren
tegen zijn er tal van andere wegen in de gemeente, welke
dringend verbetering vragen. In dit verband noemt spreker
de asfalteering van den Stationsweg, van de Hoogewoerd en
van de Breestraat vanaf de Studentensociëteit tot het Kort
Rapenburg. Zoo zijn er nog vele andere verbeteringen te noemen.
Er zou dus alles voor te zeggen zijn om, wanneer men dit
weggedeelte nog moest aanleggen, het in overeenstemming te
brengen met het verder gelegen wegvak, maar nu de weg er
eenmaal is, is het niet urgent.
Dus Burgemeester en Wethouders hebben in beginsel niets
tegen hetgeen de heer Huurman c. s. willenhet is bij hen
zuiver een geldquaestie.
De heer Knuttel zegt en daarin is hij consequent
het geld kan mij niet schelen. Maar dat is voor Burgemeester en
Wethouders in casu wel de hoofdzaak. Men kan wel zeggen, dat de
kosten van dergelijke verbeteringen uit leening worden be
streden, maar voor de betaling van rente en aflossing moeten
de ingezetenen ten slotte even erg bloeden.
Spreker heeft zijn belastingbiljetten thuis gekregen en nu
is zijn aanslag in de gemeentelijke belasting juist het dubbele
van zijn Rijksinkomstenbelasting, terwijl vele steden slechts
100 opcenten, met een kleinen toeslag, op de Rijks
inkomstenbelasting heffen. Men mag daarom te Leiden eerst
wel eens vragen wat dergelijke werken kosten. In principe is
spreker het met den heer Huurman eens. Het isjammer.dat
een deel van een der mooiste wegen te Leiden minder
breed is dan het verdere gedeelte zal worden.
De heer Huurman. En gevaarlijk!
De Voorzitter wijst er op, dat de Breestraat nabij de
studenten-sociëteit en aan den kant van den Hoogewoerd ook
smaller wordt. Bovendien is de Rijnsburgerweg een van de
breedste wegen van Leiden. Nu de tram naar den Haag door de
Breestraat rijdt, is deze veel drukker en gevaarlijker.
De eenige overweging van Burgemeester en Wethouders is
geweest: is die verbreeding nu zoo urgent, dat daarvoor on
der de tegenwoordige omstandigheden zooveel geld mag
worden uitgegeven? Zij hebben gemeend die vraag ontken
nend te moeten beantwoorden, maar, indien de Raadsleden,
die als afgevaardigden door de bevolking zijn gekozen en op
wie de verantwoordelijkheid voor de geldelijke zaken rust,
het op hun geweten durven nemen om onder de tegenwoor
dige omstandigheden dien last op de ingezetenen te leggen,
dan heeft het College geen bezwaar tegen het plan van den
heer Huurman.
Wat het natuurschoon betreft, spreker geeft toe, dat het
hier een andere kwestie geldt dan bij de Mare, maar hij zou
het betreuren, indien aan dezen schilderachtigen buitenweg
een groot deel van het natuurschoon zou worden benomen,
wat door de verbreeding van het betrokken gedeelte zou
gebeuren.
Aan den heer Witmans, die gepleit heeft voor de heffing-
van een belasting op de waardevermeerdering van panden,
antwoordt spreker, dat de huizen aan den Rijnsburgerweg
in waarde zouden achteruitgaan het gaat op zoo'n weg
veel meer stuiven en dat het dus niet zou aangaan de
lasten van de wegverbetering op de eigenaren te leggen.
Maar bovendien, indien men een belasting op de waardever
meerdering zou gaan heffen, moet ook in geval van waarde
vermindering door de gemeenschap een tegemoetkoming wor
den gegeven. Dat denkbeeld van den heer Witmans kan dus
sprekers instemming niet hebben.
Het geldt hier niet een principiëele, maar een opportunis
tische kwestie. Het eenige bezwaar van Burgemeester en Wet
houders ligt in de financiëele zijde van de zaak, maar de
Raaddie over de beurs der burgerij beschikt, moet beslissen.
Het College achtte zich niet verantwoord om gunstig te
adviseeren.
Ten slotte wijst spreker er op, dat naar het oordeel van
den heer van Elzelingen deze verbreeding niet het minste
nut zou hebben, als niet tegelijk de overweg van de Hol-
landsche Spoorweg Maatschappij werd verbeteid, omdat men
daar ter plaatse in een trechttr komt en dientengevolge in
het verkeer veel verwarring ontstaat. Gevaar is er op het
betrokken gedeelte van den Rijnsburgerweg niet, omdat een
auto, als zij van de Poelbrug komt, haar vaart met het oog
op den spoorwegovergang moet verminderen.
Nu zou de verbreedirg van den spoorwegovergang die
ook zou moeten plaats hebben, aangezien anders de verbree-
ding van den weg geen nut zou hebben f 21200.kosten.
Dit zijn dus de financiëele consequentie's. Het is het eenige,
dat spreker er tegen heeft. Tegen het plan zelf van de heeren
heeft spreker geen bezwaar.
De heer Huurman zegt, dat hij het in het minst niet aan