100
MAANDAG 29 JUNI 1925.
Directeur van Gemeentewerken toch ook wel au sérieux;
meermalen nemen zij in hunne praeauviezen groote stukken
op uit rapporten van dien ambtenaar, maar in dit geval
hebben zij het niet wenschelijk geacht om den Directeur van
Gemeentewerken te laten medespreker), en diens rapport is
toch ook positief.
Zoo wordt daarin gezegd:
»Het vak tusschen de Poelbrug en den verbreeden weg bij
den spoorweg ter lengte van 245 M. is dus nog het eenige
weggedeelte, dat ontoereikende afmetingen heeft."
En verder:
»Naar de meening van ondergeteekende is uitvoering van
het hierboven omschreven werk urgent en zou uitstel daarvan
te minder te verdedigen zijn, nu in den loop van dit jaar
beide aansluitende weggedeelten reeds afdoende werden ver
beterd.
«Het is beter thans den geheelen weg van Leiden tot
Oegstgeest volledig in orde te maken dan half werk te ver
richten, met de zekerheid dat binnen een korten tijd de weg
toch weder onder handen moet worden genomen."
«Ik meen Uw College dan ook in overweging te mogen
geven aldus de Directeur in zijn rapport den Raad
voor te stellen de voor de uitvoering benoodigde gelden ter
uwer beschikking te stellen."
Spreker zou er voor zijn dat blijkt ook uit zijn voor
stel om zich te beperken tot de goedkoopere oplossing.
Het is niet de bedoeling der voorstellers om den weg zoo
fraai mogelijk te maken en zij zouden er dan ook voor zijn
om de oude klinkers te gebruiken. De Directeur zegt dan
ook in zijn rapport, dat zeker van het oude materiaal 80%
weder te gebruiken zal zijn.
Het is jammer, dat niet, van den beginne af aan, de ver
betering van dit weggedeelte in het groote plan is opgenomen.
Vanzelf zou het dan heel wat goedkooper geweest zijn. Zooals
de toestand nu is kan hij niet blijven; men heeft daar nu
als het ware den hals van een flesch.
Spreker spreekt ten slotte de hoop uit, dat de Raad zich
met het voorstel zal kunr.en vereenigen.
De heer Coster kan zich geheel vereenigen met het betoog
van den heer Huurman, te meer omdat de rapporten van
den Directeur van Gemeentewerken en van de Fabricage-
Commissie in deze spreken van een noodzakelijkheid, terwijl
het praeadvies spreekt van een wenschelijkheid.
Wanneer men spreekt van «wenschelijkheid", dan wil
spreker er op wijzen, dat nog niet zoo lang geleden groote
bedragen zijn besteed voor het maken van een sportterrein
aan den Hoogen Rijndijk en van een zweminrichting, alles
in het belang van de lichamelijke ontwikkeling, maar spreker
zou het toch veel wenschelijker achten om een bedrag van
f 54000.— te besteden in het belang van de bescherming
van menschenlevens. Moet eerst het kalf verdronken zijn eer
de put gedempt wordt?
Spreker zal dan ook stemmen voor het voorstel van den
heer Huurman c.s.
De heer van Eck kan zich geheel vereenigen met de argu
mentatie van den heer Huurman en zal voor diens voorstel
stemmen.
Spreker meent, dat het werk, dat nu onderhanden is en
een zeer nuttig werk is en veel geld kost, onvoldoende zal
blijken te zijn, als ook niet dit weggedeelte onderhanden ge
nomen wordt. Anders zal de Rijnsburger weg een gevaarlijke
weg blijven.
De heer Witmans kan zich, evenals de heer van Eck,
geheel aansluiten bij hetgeen de heer Huurman ter verdedi
ging van zijn voorstel in het midden heeft gebracht. In het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders schemert zijns
inziens de fuianciëele overweging door: het kost te veel;
stonden de financiën er beter voor, dan zou het College geen
bezwaar hebben die sloot te dempen. In verband hiermede
zou spreker willen vragen, of het niet mogelijk zou zijn een
kleine compensatie te krijgen voor hetgeen de gemeente voor
de verbetering van wegen uitgeeft door het heffen van een
belasting op de waardevermeerdering. Er zijn reeds ver
scheidene wegen in uitstekenden staat gebracht, vooral in de
buitenwijken van de stad, en de eigenaren der panden, aan
die wegen gelegen, hebben daarvan geprofiteerd, doordat die
panden in waarde zijn gestegen.
De heer van der Reijden zou het zeer toejuichen, indien
het betrokken gedeelte van den Rijnsburgerweg werd verbreed,
maar z.i. zou die verbreeding geen nut hebben, zoolang niet
de overweg van de Hollandsche Spoorweg Maatschappij ook
werd verbeterd. Gebeurt dit laatste niet, dan vindt spreker
het niet urgent om een zóó groot kapitaal voor dit werk uit
te geven.
De heer Mulder zegt, dat het eenerzijds een moeilijke
strijd wordt, maar anderzijds weer een gemakkelijke. De heer
Huurman c.s., die het voorstel hebben ingediend, spreken
over de noodzakelijkheid der verbreeding en andere heeren
hebben het over het mooie daarvan. Welnu, Burgemeester
en Wethouders ontkennen dat alles niet en zij eindigen dan
ook hun praeadvies met den Raad in overweging te geven
«voorloopig" niet tot verbreeding van dit gedeelte van den
Rijnsburgerweg over te gaan. Het College zou het zelf
natuurlijk veel mooier vinden, indien dit gedeelte zich geheel
aansloot aan het gedeelte van de Poelbrug tot Oegstgeest,
maar twee heeren hebben den spijker op den kop geslagen:
de heer Witmans, die zeide dat het een geldkwestie was, en
de heer van der Reijden, die een argument aanvoerde, dat
ook dat van Burgemeester en Wethouders is, n.l. dat eerst
een afdoende verbetering kan worden verkregen, wanneer
ook de overweg van de IJ. S. M. in een beteren toestand
wordt gebracht.
De verschillende moeilijkheden zijn thans niet te over
winnen, zoodat Burgemeester en Wethouders wel het nut,
maar niet de noodzakelijkheid van de uitvoering van dit
werk zien. De financiëele zijde van de zaak weegt voor hen
echter het zwaarst.
De toestand aan den Rijnsburgerweg is wel niet schitterend,
maar toch niet onmogelijk. Neemt men van af de Poelbrug
enkele hoornen en wat struikgewas weg, dan krijgt men een
goedkoope toenadering tot den bestaanden weg.
De heer Huurman heeft het rapport van den Directeur
van Gemeentewerken en dat van de Commissie van Fabricage
aaugehaald.
Dat is zeer juist. De heer Driessen bekijkt het natuurlijk
uit een technisch oogpunt, evenals Fabricage.
Wanneer Fabricage Burgemeester en Wethouders zou
adviseeren: het is wel mooi en gewenscht, maar wij zijn er
tegen, ter wille van de dubbeltjes, dan zouden Burgemeester
en Wethouders zeggen: deze opmerking van U vinden wij
zeer vriendelijk, maar dat wordt U niet gevraagdwij vragen
alleen naar een advies in technisch opzicht.
Het ligt dus voor de hand, dat èn de Fabricage-Commissie
èn de Directeur van Gemeentewerken het plan als plan
toejuichen en een berekening van de kosten hebben gemaakt.
Spreker heeft zich hierin verblijd; hij weet nu wat het kosten
zou. Hij moet echter verklaren, dat het hem zeer tegen
gevallen is.
De voorstellers spreken van een bedrag van 42.500.—,
maar het moet zijn 54.000.—, al zal het natuurlijk bij de
aanbesteding misschien iets kunnen medevallen. Men moet
niet vergeten, dat er nog bijkomt de verlichting. Die moet
op dat weggedeelte aansluiten aan die van het andere gedeelte
en dienovereenkomstig zijn.
Burgemeester en Wethouders geven het natuurlijk verder
geheel over aan den Raad. Deze moet weten, of hij er niet
tegen opziet om daarvoor dit geld te voteeren. Burgemeester
en Wethouders zien niet in, waarom deze zaak nog niet 1
of 2 jaren zou kunnen wachten. Zij zeggen dan ook in de
Stukken: «Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe
Vergadering in overweging voorloopig niet tot verbreeding
van het gedeelte van den Rijnsburgerweg ten Zuiden van
de Poelbrug over te gaan".
Het kan best blijken, dat het over 2 jaren niet noodzakelijk
is, maar het zou ook wel kunnen, dat een volgend jaar
Burgemeester en Wethouders zelf zouden zeggen: wij komen
nu met een voorstel; het is beslist noodzakelijk.
Men zegt: ik ben eens gaan zien op dien weg; men moet
den toestand daar eens gadeslaan. Dat kan men treffen.
Spreker komt daar heel wat keeren langs, maar bijna nooit
heelt hij zulk een geweldige drukte en zulke groote moeilijk
heden aan den slootkant waargenomen.
Een gevolg van de verbetering van dit weggedeelte zou
ook zijn, dat er boomen en struikgewas verwijderd zouden
moeten worden, hetgeen den toestand ter plaatse niet fraaier
zal maken. Indertijd heeft men zich zoo druk gemaakt over
het schoone, dat door demping van de Mare zou verloren
gaan, maar de heeren, die zich toen daarover zoo bezorgd
'maakten, komen thans niet voor den dag, nu dit natuurschoon
dreigt te loor te gaan.
De heer Witmans zegt, dat de waarde van de belendende
huizen daar zal stijgen door de wegverbetering, maar dat is
onjuist. Die waardevermeerdering zal nihil zijn. Het is toch
voor de eigenaren van die huizen veel aangenamer om afzon
derlijk te wonen en toch aan den weg, zooals nu de toestand
is, dan dat zij een afsluiting voor hun neus krijgen-.
De heer Spendel vindt het betoog van den Wethouder wel
wat zonderling.
Hij geeft eerst een schema van hetgeen in het College van
Burgemeester en Wethouders leeft, en zegt, dat misschien over
1 of 2 jaren wel een voorstel van Burgemeester en Wethouders
zelf zal komen om dit weggedeelte te verbeteren, maar dat
staat toch niet in het praeadvies.