MAANDAG 29 JUNI 1925.
99
de heeren Heemskerk en Wilbrink het standpunt van Bur
gemeester en Wethouders volkomen duidelijk hebben ver
tolkt. Het College treedt niet in een beoordeeling van de
juistheid der traktementen, maar bedoelt te zeggen, dat het
Gemeentebestuur geheel buiten deze kwestie staat en het
hier zuiver een Rijkszaak is. Volgens den heer Verweij zou
het een edeler standpunt zijn om een onderzoek in testellen
naar de salarissen van deze leeraren, maar, als het Gemeen
tebestuur een dergelijk onderzoek moest doen naar de sala
rissen van alle ambtenaren, die te Leiden wonen en niet in
gemeente-dienst zijn het kon wel eens een groote categorie
wezen dan zou het, naast zijn eigene, nog een breede
taak hebben. Het Gemeentebestuur moet zich daarbuiten
houden; het eenige juiste standpunt, dat het kan innemen,
is dat de wet regelt de financiëele verhouding tusschen de
Regeering en de Gemeente ten opzichte van deze nijverheids
scholen. Die verhouding is, dat het Rijk betaalt 70% en de
Gemeente 30 der kosten. Elk voorstel om daarin verande
ring te brengen zou moeten worden voorafgegaan door een
voorstel tot wijziging der subsidieregeling, welke daarvoor
de basis is.
Spreker weet niet, hoe Purmerend en Utrecht de zaak
hebben behandeld, maar de leeraren hadden verstandiger
gedaan door zich niet op Haarlem te beroepen, dat alleen
ten opzichte van de gemeentelijke nijverheidsschool aldaar
den betrokken maatregel heeft voorgesteld en de andere
nijverheidsscholen, welke daar zijn, buiten zijn bemoeiingen
heelt gelaten. Waar Leiden geen eigen nijverheidsschool heeft,
gaat de vergelijking met Haarlem niet op. Bovendien, de
omstandigheid, dat Haarlem niet hetzelfde voor de andere
nijverheidsscholen heeft gevraagd, verzwakt de argumentatie
der leeraren.
Spreker acht het voorstel van Burgemeester en Wethouders
correct en meent, dat het moet worden aangenomen.
De heer Verweij zegt het minder aangenaam te vinden,
dat de Voorzitter zich tegenover hem de uitdrukking heelt
laten ontvallen, dat de Raadsleden de stukken niet inzien.
Zoolang hij Raadslid is, heeft hij zijn taak als zoodanig altijd
ernstig opgevat en getracht zich in de gemeentezaken in te
werken, zooals hij dat aan zijn lidmaatschap van den Raad
meende verplicht te zijn.
Wat de zaak zelve betreft, hij zal niet een voorstel indienen,
zooals de heer Sijtsma dat wenscht, omdat men hetzelfde
kan bereiken door tegen het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders te stemmen. Hij handhaaft al hetgeen hij in
eerste instantie heeft gezegd, ook wat de houding van hel
Gemeentebestuur betreft. Op die manier kan men zich wel
van alle zaken afmaken. Het is een verbazend te critiseeren
houding der Regeering om op die manier met de salarissen
van deze leeraren om te springen. Spreker is zelf een der
slachtoffers van de salarispolitiek der Regeering en daarom
acht hij zich verplicht voor de verdrukten in den staatsdienst
op te komen en een krachtig protest te laten klinken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt
met 17 tegen 11 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Coster, Spendel, Deumer, Bergers,
Zuidema, Oostdam, Wilbrink, Heemskerk, Mulder, Meijnen|
Reimeringer, Sanders, van Hamel, van Rosmalen, van der
Reijden, Huurman en Splinter.
Tegen stemmen: de heeren Sijtsma, Dubbeldeman, Verweij,
mevrouw van Itallie—van Embden, de heeren van Stralen,
Kooistra, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Schüller,
Witmans, Knuttel en van Eek.
(De heer Wilmer had tijdens deze stemming de vergadering
tijdelijk verlaten).
XXIII. Praeadvies op de motie van de heeren Huurman,
Zuidema en Spendel, in zake de verbreeding van het gedeelte
van den Rijnsburgerweg tusschen den spoorwegovergang en
de Poelbrug.
(Zie Ing. St. No. 142).
Hierbij komt tevens aan de orde het door de heeren
Huurman, Zuidema, Spendel en van Hamel ingediend voorstel,
luidende:
sOndergeteekenden, zich niet kunnende vereenigen met
het op de motie van de raadsleden Huurman, Zuidema en
Spendel uitgebracht praeadvies inzake de verbreeding van
het gedeelte aan den Rijnsburgerweg tusschen den Spoorweg
overgang en de Poelbrug, hebben de eer den Raad voor te
stellen tot de uitvoering van dit werk te besluiten en daartoe
een bedrag van 42.500.ter beschikking van R. en W. te
stellen."
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Huurman is het college van Burgemeester en
Wethouders dankbaar voor het uitvoerige praeadvies, maar
moet verklaren, dat de inhoud hem zeer teleurgesteld heeft.
Spreker had verwacht, dat het praeadvies een anderen geest
zou ademen.
Toen in November j.l. spreker eri de heeren Zuidema en
Spendel de motie indienden, was de toestand nog niet zoo
urgent als thans, nu het verder gelegen wegvak verbreed is.
leder, die dezen weg passeert, moet tot de overtuiging komen,
dat een algeheele verbreeding vanaf den spoorwegoverweg
tot aan Oegstgeest absoluut noodzakelijk is.
Het gaat in het praeadvies voornamelijk om de urgentie
van het vraagstuk. Burgemeester en Wethouders verklaren
zich er niet bepaald tegen, maar alleen de kosten, welke
aan spreker ook niet medevallen, zijn voor hen een beletsel
om tot de verbreeding van dit weggedeelte te besluiten.
Nu is het een quaestie van aanvoelen. Wat de een urgent
acht, vindt de ander minder urgent.
Indien men, van Oegstgeest komende, den weg rechts
houdt, dan moet men, de Poelbrug passeerende, oversteken
naar de linkerzijde van den weg. Daar is de breedte tusschen
de rails en de eerste boomen bij de brug slechts 2.10 M.
Indien dus ter plaatse auto's en andere voertuigen tegelijk
met de tram passeeren, waar moet dan een voetganger of
iemand met een handwagen blijven?
Hetzelfde heeft men als men van Leiden komt. Omdat aan
de rechterzijde van den weg trams en auto's moeten pas
seeren, neemt men het trottoir langs de woning van prof.
Jelgersma, totdat men doodloopt tegen een hek van 7 M.
breedte, zoodat men verplicht is om recht den weg over te
steken naar de rechterzijde.
Burgemeester en Wethouders zeggen verder in hun prae
advies, dat deze weg, die een breedte heeft van 12 M., be
hoort tot de beste verkeerswegen in de gemeente, en zij
trekken dan een vergelijking met het Noor deinde en de
Breestraat. Zij hadden even goed de Donkersteeg en de
Maarsmanssteeg verkeerswegen kunnen noemen en met deze
een vergelijking maken. De vergelijking met het Noordeinde
en de Breestraat gaat. om twee redenen niet op. Vooreerst
rijden er op den Rijnsburgerweg in vijf richtingen trams,
terwijl er in het Noordeinde geen enkele tram rijdt. Op den
Rijnsburgerweg heeft men vooreerst de Oegstgeester tram,
welke er, tot overmaat van smart, haar eindpunt heeft,
waardoor de weg wordt versmald. Verder heeft men er de
trams naar Noord wijk en Katwijk.
De Voorzitter voegt spreker toe, dat die trams op dezelfde
rails rijden, maar als elk dier trams om de twintig minuten
of het kwartier rijdt, passeert er om de drie of vier minuten
een tram.
Juist op het smalle gedeelte van den weg is het eindpunt
van de Haarlemsche tram, welke om het half uur rijdt en
bij aankomst over een naast liggende'n wissel terug moetom
de remise te bereiken.
Bovendien is op dit gedeelte van den weg de Mariënpoel-
straat en de Oegstgeesterlaan. Alles te saam genomen begrijpt
hij niet, hoe men verbreeding onnoodig kan achten.
Een tweede reden, waarom de vergelijking met het Noord
einde en de Breestraat niet opgaat is, dat hier een verbreede
weg is te verkrijgen door het dempen van een sloot en het
rooien van enkele boomen, dus met betrekkelijk geringe kosten,
terwijl men, om een verbreeding van het Noordeinde en de
Breestraat tot stand te brengen, de helft van de aan deze
straten gelegen huizen zou moeten afbreken.
Het heeft spreker eenigszins verwonderd, dat Burgemeester
en Wethouders unaniem verklaren de urgentie van de ver
breeding van dezen weg niet te gevoelen, terwijl toch uit het
rapport der Commissie van Fabricage van 7 Mei een geheel
andere toon sprak. Burgemeester en Wethouders lasschen in
hun praeadvies slechts één zin uit dat rapport in, namelijk
dat de Commissie niet ontkent, »dat de voor dit werk ge
raamde kosten ad 53000 (ongerekend de kosten van de
straatverlichtings- en tramwegwerken) inderdaad zeer hoog
zijn en een gewichtig bezwaar tegen de uitvoering kunnen
vormen." Maar de Commissie zegt ook in haar rapport:
n Algemeen is onze Commissie met den Directeur der Gemeen
tewerken en met de indieners van het betreffende voorstel
van oordeel, dat de uitvoering van het onderhavige werk
urgent is en derhalve ter hand dient te worden genomen."
En ten slotte zegt de Commissie:
Wij geven U in overweging den Raad voor te stellen
voor het onderwerpelijke doel alsnog een bedrag van rond
43000 te Uwer beschikking te stellen."
De Commissie ontkent niet, dat het bedrag hoog is, en zij
heeft aan Gemeentewerken een goedkooper plan gevraagd
dat goedkoopere plan is gekomen en het bestaat in het
gebruik van goedkooper materiaal voor de bestrating maar
toch heeft zij geadviseerd tot de uitvoering van het werk
over te gaan.
In den regel nemen Burgemeester en Wethouders den