91 feitelijke argumenten, door. Katwijk aangevoerd, inderdaad zekere waarde niet kan worden ontzegd. Maar tevens zijn wij van gevoelen, dat het beter is op de laatste bereid verklaring van het gemeentebestuur van Katwijk niet in te gaan. Zooals de omstandigheden thans zijn, behoort immers Leiden vrij, althans van de gemeente Katwijk niet af hankelijk, te zijn, om binnen zijn grondgebied ten allen tijde die openbare werken te doen uitvoeren, welke het in zijn belang noodig acht. Waar nu aan de betaling van de laatstelijk toegezegde bijdrage, die bij de totale kosten ver geleken bovendien tamelijk gering is, een met gemeld be ginsel strijdige en mitsdien voor Leiden bezwarende voor waarde verbonden is en het tijdstip dier betaling daaren boven nog uiterst onzeker mag worden genoemd, daar meenen wij, dat het raadzaam is, op de door Katwijk nader voorgestelde regeling niet in te gaan en zoodoende „baas in eigen huis" te blijven. Voor de verdere bijzonderheden betreffende de brugver- nieuwing en -verlegging, alsmede in zake de demping van de Volmolengracht, mogen wij U naar de ter visie liggende stukken verwijzen. Slechts merken wij nog op, dat met de bedoelde demping zal moeten worden gewacht tot na de vernieuwing van de koelwaterleiding der Centrale, omdat tijdens die vernieuwing, welke ongeveer vier maanden zal vorderen, de Centrale tijdelijk het benoodigde koelwater via de Volmolengracht uit den Ouden Singel moet betrekken. Ten slotte zij medegedeeld, dat bij verlegging van de Janvossenbrug wellicht de vischmarkt op de Voldersgracht verplaatst zal moeten worden. Zoo noodig, zullen wij te zijner tijd bij Uwe Vergadering een voorstel aanhangig maken in zake de wijzigingen, welke in verband met de veranderde situatie in de desbetreffende verordening be lmoren te worden aangebracht. Wij maken van deze gelegenheid gebruik, om U met onze meening in. kennis te stellen omtrent het eenigen tijd ge leden tot U gerichte adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland, in zake den toestand van de wateren en bruggen in deze gemeente, voor zoover de be langen van de scheepvaart daarbij betrokken zijn. Bij dit adres, waarin onder meer wordt gewezen op de noodzakelijkheid tot verbetering van de vaarwateren in deze gemeente, is overgelegd een uitvoerig rapport van den door de Kamer van Koophandel geraadpleegden deskundige, die daarin de resultaten van het onderzoek, door hem naar den toestand van het vaarwater ingesteld, heeft neergelegd. Het zoude ons te ver voeren hier den inhoud van dit uit voerige rapport, dat ongetwijfeld waardevolle gegevens be vat, weer te geven of het punt voor punt te bespreken. Wij verwijzen U derhalve naar de stukken en zullen hier kortheidshalve ook uit de door de Commissie van Fabricage en den Directeur der Gemeentewerken aan ons uitgebrachte rapporten alleen de hoofdzaken behandelen. Laatstgenoemde stukken liggen eveneens in de Leeskamer te Uwer inzage. Inderdaad is ook dezerzijds meer dan eens geconstateerd, dat de diepte van het vaarwater, voor de groote scheep vaart bestemd, in deze gemeente op sommige plaatsen ontoereikend is, en het ligt dan ook in de bedoeling van ons College om, blijvende binnen zekere financiëele grenzen, het vaarwater op die plaatsen, waar zulks het meest noodig is, te laten uitdiepen. In het algemeen verdient het daarbij aanbeveling, het/ uitdiepen te doen beginnen bij het Rijn Schiekanaal en vandaar in Westelijke richting voort te zettenalle diepgaande vaartuigen toch komen uit dit kanaal en moeten denzelfden weg weer terug. Het allereerst komt dan voor uitdieping in aanmerking de Nieuwe Rijn, vanaf het RijnSchiekanaal tot de Singelbrug. In de as van dit vaarwater komen diepten voor van slechts 1.80 Mzoodat zelfs vaartuigen met geringen diepgang elkaar soms niet kunnen passeeren. Vooral aan de zijde van het Utrechtsche Jaagpad is het water zeer ondiep; de schepen moeten daar ver van den wal blijven en belemmeren aldus de doorvaart. Evenwel wordt de uitdieping langs den Zuidelijken oever van het Utrechtsche Jaagpad bemoeilijkt door de aldaar aanwezige houten beschoeiing, die grootendeels vergaan is en als hooge grondkeering geen dienst kan doen. Een uit dieping tot 3.40 M. N.A.P. moet derhalve noodwendig ge paard gaan met algeheele vernieuwing van deze beschoeiing. Liet men deze vernieuwing achterwege, dan zou het 4 a 5 M. breede jaagpad, waarover een vrij druk verkeer plaats vindt, naar alle waarschijnlijkheid spoedig bezwijken. De boordvoorziening zal zich moeten uitstrekken over 600 M. aan de Zuidzijde en over 80 M. aan den Noordkant van den Nieuwen Rijn. De Noordelijke wal grenst n.l. over 80 M. aan gemeentelijk terrein. Overigens zullen de eigenaren der aangrenzende oevers voor een voldoend sterke schoeiing of walmuur zorg moeten dragen; waar deze ontbreekt, zal het diepwerk zich niet tot vlak onder den wal kunnen uitstrekken. De uitvoering van dit, ook naar onze meening nood zakelijke, werk zal een vrij aanzienlijke uitgave van de gemeentekas vorderen. De kosten van de uitdieping worden n.l. geraamd op ƒ18000.die van de vernieuwing van de beschoeiing op ƒ57800.welk laatste bedrag berekend is naar den maatstaf van 85.per strekkenden meter. Als type van de te maken grondkeering komt het meest in aanmerking een constructie, bestaande uit houten onder bouw en gewapend-betonnen bovenbouw. Gemetselde wal- muren, zooals in de stad binnen de singels worden gemaakt, kosten ongeveer 110.per strekkenden meter. In totaal vereischt de verbetering dus een uitgave van rond 75800. Het verdient zoowel uit een technisch, als uit een oeco- nomisch oogpunt aanbeveling, de uitdieping en de boord voorziening in eens en in zoo kort mogelijk tijdsbestek, bijv. in twee jaren (1925 en' 1926), uit te voeren. Niet noodig is echter, dat ook de kosten uitsluitend op de begrootingen van die beide jaren drukken; met het oog op de duur zaamheid, zoo van de uitdieping als van de nieuwe beschoeiing, komt het ons alleszins gemotiveerd voor, die kosten over tien jaren, te beginnen met 1925, te verdeelen. Behalve de uitdieping van den Nieuwen Rijn zal, zooals gezegd, ook de geleidelijke verwijdering van de hinderlijkste ondiepten in de overige vaarwateren ter hand genomen moeten worden. Daartoe dient elk jaar een bepaald bedrag van bijv. 2000.in de begrooting te worden opgenomen. Yoor 1925 is onder volgnummer 199 der begrooting voor dit doel bereids een som van 2800.uitgetrokken, terwijl de ontwerp-begrooting voor 1926 hiervoor vermoedelijk een post van 2000.zal bevatten. Om deze voortgezette uitdieping echter zoo doelmatig mogelijk te doen zijn, is het noodig, dat een stelselmatig en volledig onderzoek wordt ingesteld en een reeks van peilingen in de voornaamste vaarwateren wordt verricht en in teekening gebracht. Hiermede is reeds een aanvang gemaakt, doch uit den aard der zaak vordert een dergelijk werk veel tijd, vooral wanneer het moet geschieden met de beschikbare krachten. Het schijnt n.l. ons College, met de Commissie van Fabricage, niet gewenseht, voor deze werkzaamheden nieuw personeel in dienst te nemen. Uit het bovenstaande moge U blijken, dat ons College wat den toestand van het vaarwater in deze gemeente betreft, diligent is en met de beschikbare middelen streeft naar verbetering waar die noodig is. Ditzelfde geldt voor den toestand van de bruggen, waarover in het adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken eveneens wordt gesproken. In de laatste jaren hebben reeds verscheidene biugvernieuwingen plaats gehad, terwijl ook in de naaste toekomst de vernieuwing van een aantal bruggen ter hand zal worden genomen. Resumeerende geven wij Uwe Vergadering in overweging: a. door vaststelling van den hierbij overgelegden begroo- tingsstaat, model D. ten behoeve van de vernieuwing van de Janvossenbrug en de verlegging van deze brug tegenover de Gedempte Voldersgracht en de Volmolengracht, zoomede ten behoeve van de demping van de Volmolengracht, een bedrag van, in ronde som, 100.000.te onzer beschikking te stellen; b. door vaststelling van den mede hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat een bedrag van 75800.te onzer beschikking te stellen, te vinden uit leening en uit de gewone middelen af te lossen in 10 jaren, telkens voor 7io gedeelte, te beginnen met het jaar 1925, ten behoeve van de uitdieping van den Nieuwen Rijn tusschen het RijnSchiekanaal en de Singelbrug en de daarmede gepaard gaande vernieuwing van de wal beschoeiing; op den post voor „Onvoorziene Uitgaven", dienst 1925, waarvan 7580. moet worden afgeschreven, is nog 239337.beschikbaar; c. te besluiten, dat op de begrootingen voor de eerst volgende jaren telkens een bedrag van 2000.zal worden uitgetrokken voor het uitvoeren van diepwerken in het vaarwater binnen deze gemeente ter plaatse, waar zulks naar het oordeel van ons College noodig is; d het adres van de Kamer van Koophandel en Fabrie ken voor Rijnland hiermede als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 159. Leiden, 6 Juli 1925. Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 1 der verorde ning van 25 Juni 1923 (Gem.blad n°. 12), houdende Regle ment van de Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden, hebben wij de eer U, ter vervulling van de vacature van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 15