41
Art. 6.
Jaarlijks wordt vóór de opening van liet zwemseizoen
door het bestuur aan Burgemeester en Wethouders ter nadere
goedkeuring een opgave ingediend van het door het bestuur
in dienst te nemen personeel, voor zoover dit niet reeds
door Burgemeester en Wethouders ter beschikking van het
bestuur is gesteld, en van het uit te keeren salaris.
Art. 7.
De door het bestuur te heffen prijzen voor het gebruik
der inrichting, met en buiten abonnement, alsmede die voor
het verhuren en verkoopen van badartikelen, het geven van
zwemonderricht en verdere aan de bezoekers te bewijzen
diensten, zijn aan de goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders onderworpen.
Art. 8.
Vóór het einde van het kalenderjaar wordt door het
bestuur een rekening en verantwoording ingediend van de
uitkomsten der exploitatie over het afgeloopen seizoen; na
goedkeuring van die rekening wordt het batig saldo aan
den Gemeente-ontvanger afgedragen en het nadeelig saldo
aan de vereeniging uitgekeerd.
Art. 9.
Ten aanzien van de van gemeentewege uit te oefenen
contröle op de inkomsten en uitgaven worden door Burge
meester en Wethouders in overleg met het bestuur voor
schriften vastgesteld.
Art. 10.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd van
één jaar, gerekend te zijn ingegaan op 1 Januari 1925.
Indien geene schriftelijke opzegging heeft plaats gehad vóór
het einde van het loopende kalenderjaar, zal de overeen
komst geacht worden telkens voor den tijd van één jaar te
zijn verlengd.
De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van
de gemeente Leiden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 78. Leiden, 30 Maart 1925.
Tegen inwilliging van de hiernevensgaande verzoeken van
de heeren H. P. Yeldhuyzen, H. W. Blote, J. A. Schreuder
en Dr. W. Th. M. Weebers bestaat bij ons college geen
bezwaar.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging de
heeren H. P. Veldhuyzen, H. W. Blöte, J. A. Schreuder en
Dr. W. Th. M. Weebers weder in hunne betrekking van
schoolarts te bestendigen en 'zulks voor het tijdvak van
1 April 19251 April 1926.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende verzoekt Uwen Baad beleefdelijk hem
te bestendigen in de betrekking van Schoolarts.
Hoogachtend
Uw Dw. Dr.
Leiden, 14 Maart 1925. H. P. Veldhuyzen.
Leiden, 17 Maart 1925.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Leiden, geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Hendrik
Willem Blöte, arts te Leiden, dat hij verzoekt bestendigd
te worden in de betrekking van schoolarts.
Hetwelk doende enz.
H. W. Blöte.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan den Baad def Gemeente Leiden
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
Ondergeteekende J. A. Schreuder arts wonende te Leiden
Plantsoen 73
dat hij gaarne wenscht te worden bestendigd in de be
trekking van Schoolarts.
't Welk doende enz. enz.
Leiden 17 Maart '25. J. A. Schreuder.
Aan den Baad der Gemeente Leiden
De ondergeteekende schoolarts alhier heeft door dezen de
eer zich tot Uwen raad te wenden met verzoek hem als
Schoolarts te willen bestendigen.
Hetwelk doende
Leiden 19 Maart 1925. Dr. W. T. M. Weebers
H°. 79. Leiden, 30 Maart 1925.
De heer P. C. M. Borrani verzocht ons College de huur
van de woning aan de Aalmarkt Ho. 5, welke hem ingevolge
raadsbesluit van 11 Februari 1924 (Ingek. Stukken Ho. 47)
werd verhuurd voor 400.— per jaar, te mogen overdoen
aan zijn compagnon, den heer J. Gelok.
Tegen inwilliging van het verzoek bestaat bij ons College
geen bezwaar; de heer Gelok toch is bereid de huur onder
de bestaande voorwaarden te aanvaarden en neemt ook
genoegen met de betaling van den thans geldenden huur
prijs ad 400.per jaar.
Zooals gebruikelijk is, behoudt de gemeente zich de be
voegdheid voor de huur tusschentijds met een termijn van
drie maanden op te zeggen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Uwe Vergadering derhalve in
overweging de woning aan de Aalmarkt Ho. 5 tegen een
jaarlijkschen huurprijs van ƒ400.te verhuren aan J. Gelok,
alhier, voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1925,
onder bepaling, dat de huur daarna geacht wordt telkens
voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet
drie maanden tevoren door een der partijen schriftelijk is
opgezegd, en verder onder de in de Leeskamer ter visie
liggende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 80. Leiden, 30 Maart 1925.
Eenigen tijd geleden deelde de huurster van de boven
woning van het perceel Vischmarkt Ho. 18 ons College
mede, dat zij de op 1 Mei a. s. afloopende huur van die
bovenwoning, die aan haar voor 260.per jaar werd
verhuurd ingevolge raadsbesluit van 30 Juli 1923 (Ingek.
Stukken Ho. 230), niet meer wenschte te continueeren.
Van de gegadigden, die zich voor deze woning hebben
aangemeld, komt naar onze meening het meest in aanmer
king de heer J. Bobbers, alhier. Hij is bereid de huur onder
de bestaande voorwaarden, behoudens een dezerzijds ge-
wenschte kleine aanvulling op een enkel punt, te aanvaarden
en neemt ook genoegen met de betaling van den thans
geldenden huurprijs ad 260.- per jaar.
Zooals gebruikelijk is, behoudt de gemeente zich de be
voegdheid voor de huur tusschentijds met een termijn van
drie maanden op te zeggen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Uwe Vergadering derhalve in
overweging de bovenwoning van het perceel Vischmarkt
Ho. 18 tegen een jaarlijkschen huurprijs van 260.te
verhuren aan J. Bobbers, alhier, voor den tijd van één jaar,
ingaande 1 Mei 1925, onder bepaling, dat de huur daarna
geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar te zijn
verlengd, indien zij niet drie maanden tevoren door een der
partijen schriftelijk is opgezegd, en verder onder de in de
Leeskamer ter visie liggende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 81. Leiden, 30 Maart 1925.
Ingevolge Uw besluit van 15 Mei 1922 (Ingek. Stukken
Ho. 135) werd aan J. F. Kippel in combinatie met 7 ande
ren, voor den tijd van drie jaren, ingaande met den dag
waarop de jacht op waterwild in 1922 werd geopend en
eindigende met de sluiting van de jacht in 1925, verpacht
het jachtrecht op de Vroonwateren dezer gemeente, zulks
tegen een pachtsom van 450.per jaar, alsmede een
jaarlijksche vergoeding van zooveel maal 25.als het
getal leden der combinatie meer dan één bedroeg. In ver
band met laatstgenoemde bepaling werd jaarlijks aan pacht
en vergoeding gezamenlijk een som van 625.ontvangen.
Een van de leden dezer combinatie, de heer C. Krul te
's Gravenhage, heeft verzocht het genot van de jacht op de
Vroonwateren voor het volgend driejarig tijdvak aan een
door hem gevormde combinatie te verpachten voor 400.
per jaar, benevens de hiervoren aangeduide vergoeding van