MAANDAG 9 MAART 1925. 21 De Voorzitter dankt het stembureau ten tweeden male voor de genomen moeite. XXIII. Praeadvies op het voorstel van den heer Witmans en mevrouw Dietrichde Rooy, om te besluiten tot den bouw van een gemeentelijk Ziekenhuis. (Zie Ing. St. No. 47.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Witmans zegt, dat de indiening van het voorstel van Mevrouw Dietrichde Rooij en hem dit voordeel heeft opgeleverd, dat de vraag, of het gewenscht is een gemeentelijk ziekenhuis op te richten, van alle kanten is bekeken. De voorstellers zijn Burgemeester en Wethouders erkentelijk voor het uitgebrachte praeadvies. Ten onrechte hebben de samenstellers van dat praeadvies dat is een misverstand van de voorstellers verwacht, dat zij zouden aantoonen, dat er gebrek aan verpleegruimte te Leiden was en daarin alleen door stichting van een gemeentelijk ziekenhuis kon worden voorzien. Zooals uit hun toelichting blijkt, hebben de voor stellers op iets anders het oog gehad; zij wijzen er op, dat in de toekomst alleen de mogelijkheid zal bestaan om te worden verpleegd in een ziekeninrichting van kerkelijke kleur of in het Academisch Ziekenhuis, en dit wenschen zij te voorkomen. Spreker kan dus voorbijgaan het gedeelte van het praead vies, waarin aan de hand van het rapport van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst wordt betoogd, dat er zoo goed als geen gebrek aan verpleegruimte is, en er op wordt gewezen, dat bij de besturen van het Eiisabeths-Gesticht en van het Diaconessenhuis plannen in voorbereiding zijn om die inrichtingen uit te breiden. Voor de voorstellers gaat het alleen om de vraag, of een gemeentelijk ziekenhuis hier op zijn plaats zou zijn, omdat vele zieken gedwongen zijn van een thans bestaande inrichting gebruik te maken. Hoe gaat het in een gezin, wanneer de behandelende genees heer ziekenhuis verpleging voorschrijft? Wanneer een medicus voor een ernstigen zieke ziekenhuis- verpleging noodzakelijk acht, dan wordt alleen gevraagd: waar is er plaats? en niet: naar welk ziekenhuis wil de patiënt? Thans heeft men op dit stuk geen keuze, terwijl er toch voor degenen, die niet in een inrichting met kerkelijke kleur verpleegd willen worden, moet zijn een neutraal ziekenhuis. De voorstellers twijfelen er zelfs niet aan, dat ervan gods dienstijver in de kerkelijke gestichten sprake zou zijn, maar spreker zou haast zeggen: dat moest er nog bij komen. Op godsdienstig terrein moet men iedereen van het lijf blijven. Er zou dus moeten zijn een neutraal ziekenhuis, waar verpleegd zouden kunnen worden degenen, die thans uit nood van een kerkelijke inrichting gebruik moeten maken. Spreker heeft menschen ontmoet, die verpleegd zijn in een kerkelijke inrichting, zeer tot hun genoegen, maar die ver klaarden tevens, dat, als men aan de beterende hand is en nog eenigen tijd daar moet vertoeven, het inderdaad tegenvalt om daar te vertoeven te midden van reliquiëen, welke men in zijn gezin niet heeft. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat het demonstreeren van patiënten in het Academisch Ziekenhuis niet zoo erg is, maar sprekers inlichtingen luiden anders, flet is inderdaad zeer erg, dat men, ziek zijnde, moet tolereeren, dat college gegeven wordt aan het ziekbed, en het is bepaald ergerlijk, wanneer er minder eerbiedige uitdrukkingen worden gebezigd door studenten aan andere studenten toegevoegd, zooals b.v.kijk eens welk een mirakel geval ik hier heb. Zoo iets is gebeurd en spreker moet er ten sterkste tegen opkomen. Burgemeester en Wethouders voeren als argument aan, dat in het Academisch Ziekenhuis bekwame medici worden gekweekt, maar moet dan iedereen, die daar om niet of tegen een geringe vergoeding komt te liggen, daartoe als proefkonijn dienen Daarmede kan spreker zich niet vereenigen. Aan het slot van het praeadvies komt het financiëele be zwaar. Het voorbeeld van den Haag, waar men een prachtig ziekenhuis gaat bouwen op Houtrust, hebben de voorstellers niet voor oogen gehad, integendeel, spreker stelt de vraag: zou niet te Leiden in een bestaand gemeentegebouw op zeer bescheiden schaal een gelegenheid zijn te scheppen tot het verplegen van menschen in den geest als de voorstellers zulks bedoelen? Het kan zeer goed. Spreker wil een parallel trekken met hetgeen op een ander terrein is geschied. De voorstanders van het bijzonder onderwijs vooral de menschen van rechts hebben eerst op bescheiden schaal een school op gericht en ten slotte zijn zij gekomen waar zij wezen wilden. Spreker gunt het hun gaarne, want de gelijkstelling is altijd zijn beginsel geweest. Hij komt er echter met klem tegen op, dat men menschen, die in een neutraal ziekenhuis wenschen verpleegd te worden, wil dwingen om in te gaan. De voorstellers zijn door het praeadvies van Burgemeester en Wethouders niet overtuigd, dat het niet gewenscht zou zijn op hun voorstel in te gaan, o. a. omdat destijds de aan staande oprichting van een gemeentelijk ziekenhuis een van de argumenten was voor de benoeming van een directeur van den geneeskundigen dienst. Spreker was toen nog geen lid van den Gemeenteraad, maar hem is verzekerd, dat die nieuwe betrekking met een salaris van 7000 is ingesteld, omdat men gevoelde een gemeentelijk ziekenhuis te moeten hebben en men dan behoefte zou hebben aan voorlichting. In de stukken, in de Leeskamer aanwezig, kan men lezen, dat een gemeentelijk ziekenhuis niet noodig is en wij het wel kunnen doen met een oude-mannenhuis en een paar kleine inrichtingen. Als dat zoo is, vraagt spreker zich af, waarom men dan de betrekking van directeur van den ge meentelijken geneeskundigen dienst bestendigt. Spreker weet niet, of over het voorstel nog verder zal worden gedebatteerd dan wel of er de doodsklok reeds over is geluid, maar in elk geval handhaven de voorstellers het. De heer Knuttel wenscht te beginnen met enkele opmer kingen te maken over sommige punten in het praeadvies. Vooreerst over het demonstreeren van patiënten in het Acade misch Ziekenhuis. Hij stelt zich daarbij niet op hetzelfde stand punt als de heer Witmans; hij gelooft ook wel, dat er van tijd tot tijd dingen gebeuren, die niet door den beugel kunnen, maar daartegen moet worden opgetreden door die gevallen bekend te maken en te bestrijden. Het feit van de demonstratie, een onmisbaar iets, kan niet bestreden worden. Als men zegt, dat men zoo weinig voor de wetenschap over heeft en zoo weinig wil medewerken tot het bijbrengen van kennis, welke aan andere menschen ten zegen kan komen, dan geldt dat niet alleen voor menschen, die in het Academisch Ziekenhuis worden verpleegd, maar ook voor de klasse-patiënten, die in andere ziekenhuizen worden opgenomen. Gelijke monniken, gelijke kappen! Verder komt in het praeadvies een groote verdraaiing van den werkelijken toestand voor. Er wordt gezegd, dat men ook in andere ziekenhuizen niet alleen ligt, want dat bij operatie's ook andere geneesheeren en verpleegsters aanwezig zijn. Dat is echter geheel iets anders. Het is bekend, dat bij een operatie altijd één, als de operatie ernstig is, twee assistenten van den operateur alsmede verpleegsters, die allerlei diensten moeten bewijzen, aanwezig zijn, terwijl vaak ook de behandelende geneesheer en desnoods andere doktoren de operatie bijwonen. Hetgeen aan de patiënten aanstoot geeft is niet, dat bij de operatie een aantal personen aanwezig is de patiënt, die onder narcose is, blijft*daarvan onkundig maar de demon stratie aan het ziekbed. Spreker meent, dat over het algemeen het vooroordeel daar tegen niet in de hand gewerkt moet worden, al kunnen zich voordoen gevallen van bijzondere gevoeligheid en prikkelbaar heid van patiënten, waarmede rekenig gehouden moet worden. Spreker zou er voor zijn, dat alle patiënten, aan wie wat te leeren is, daartoe gebruikt zouden kunnen worden. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn, dat het gedrang voor het ziekbed niet zoo groot behoeft te zijn, want het zou dan over meer patiënten verdeeld worden. De tegenstelling, welke thans bestaat op dit stuk tusschen de verschillende patiënten, is in elk geval af te keuren. Aan spreker is niet geheel duidelijk de volgende passage in het praeadvies: »Mocht het bovengeschetste bezwaar echter zoo sterk gevoeld worden zoo schrijft de Directeur van den Geneeskundigen Dienst dat men tegemoetkoming hier noodzakelijk acht, dan zou kunnen worden verzocht het Academisch Ziekenhuis voor klasse-patiënten in te richten." Moet spreker hieruit opmaken, dat dus ook in het Academisch Ziekenhuis klasse-patiënten toegelaten zouden worden, aan wier ziekbed deze demonstratie's niet zouden plaats hebben? Als de bedoeling is, dat alle patiënten in dit opzicht gelijk behandeld worden, dan vindt spreker dat goed, maar wanneer men eenvoudig den weg om daaraan te ontkomen zou willen verruimen, dan zou spreker zich er niet mede kunnen ver eenigen. Tegen de verpleging in het nieuwe Academisch Ziekenhuis zijn overigens groote bezwaren in te brengen. Het grootste bezwaar is wel, dat men daar, behoudens zeer ernstige gevallen, alleen kent de zaalverpleging. Voor vele zieken acht spreker dit een zeer groot bezwaar tegen de verpleging aldaar. Dat wordt natuurlijk zoo geregeld met het oog op de verpleeg- kosten, welke anders hooger zouden worden. Spreker weet wel, dat er zieken zijn, die liever op een zaal liggen dan alleen, maar het tegendeel komt ook vaak voor en, waar het liggen op een zaal, waar nu en dan een patiënt sterft, een demoraliseerenden invloed heeft, zou spreker een gemeentelijk ziekenhuis wenschen, teneinde de gemeente lijke patiënten niet noodzakelijk te moeten blootstellen aan de zaalverpleging, welke met het karakter van het Acade-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 9