28
MAANDAG 9
MAART 1925.
leden van de oude vereeniging ernstige reden had om
zich af te scheiden, maar momenteel is er tusschen beide
groepen geen enkel verschil meer wat betreft het inzicht in
het veilingwezen; de reden van scheiding is thans alleen nog
gelegen in ontevredenheid over de personen van de leiders
van de Leidsche Tuinderspatroonsvereeniging. Die ontevreden
heid moge al dan niet gemotiveerd zijn, een ernstige reden,
om zich afzonderlijk te gaan groepeeren en dan op grond
daarvan bij het Gemeentebestuur aan te dringen om de
veilingloods niet langer aan de oude vereeniging te verhuren,
is dat niet. Wanneer men ernstige grieven had in zake de
leiding in die vereeniging, dan had men daaraan uiting moeten
geven in die vereeniging en moeten trachten te bereiken, dat
er in die leiding verandering kwam.
Spreker heeft gezegd, dat hij zich niet verder in die quaestie
zal verdiepen. Burgemeester en Wethouders hebben de zaak
in den Raad gebracht. Dus men kan een voorstel doen om
de veilingloods te laten aan de vereeniging, welke haar tot
dusver had, of men kan het verzoek van adressanten inwilligen,
maar wat heeft men er aan om achteraf te praten over
rechtsquaestie's, over de vraag, wat al dan niet tot de
competentie van den Raad behoort, e. d. Dat is op dit oogen-
blik van geen practisch belang.
Ook is ter sprake gebracht het faillissement der vereeniging.
Spreker ziet ook in, dat de gemeente niet aan een vereeniging,
welke in staat van faillissement verkeert, een loods kan
verhuren, omdat een dergelijk Raadsbesluit door Gedeputeerde
Staten niet zou worden goedgekeurd, maar, als dit College
wel zijn goedkeuring zou hechten aan een besluit tot ver
huring aan een bepaald persoon, ziet spreker niet in, waarom
per se zou worden vernietigd een besluit om een huur
overeenkomst voor deze loods aan te gaan met die 150
personen, die tevoren het volle bedrag voor de drie jaar in
de gemeentekas willen storten.
Dat een schrijven is ingekomen van den curator in het
faillissement van de Tuinderspatroonsvereeniging bevreemdt
spreker buitengewoon, omdat deze hel, gerust aan den
Voorzitter had kunnen overlaten om mede te deelen, dat men
met een failliete vereeniging geen huurcontract kan aangaan.
De Voorzitter zegt, dat Mr. Nord Thomson eenvoudig
keunis geeft, dat met zijn curanda geen huurovereenkomst
kan worden aangegaan, omdat haar bedrijf niet kan worden
voortgezet.
De heer Wilmer. Dat laatste weten wij ook wel
De Voorzitter doet opmerken, dat de curator ook bevoegd
is het bedrijf van den gefailleerde voort te zetten met mach
tiging van den Rechter-Commissaris.
De heer Wilmer zegt, dat die 150 personen het bedrijf wel
kunnen voortzetten en met hen wel een huurcontract kan
worden aangegaan. Er komt bij, dat de vereeniging op het
oogenblik, dat de openbare inschrijving plaats had, nog niet
failliet was. Waren Burgemeester en Wethouders niet tot
openbare inschrijving overgegaan en hadden zij de loods
opnieuw aan de vereeniging in huur gegeven, dan zou deze
de loods hebben behouden.
De Voorzitter. Neen, dan was de huurovereenkomst ont
bonden.
De heer Wilmer antwoordt, dat na afloop van het faillis
sement de vereeniging de loods wel weer zou hebben gekregen.
Bovendien was dan het bedrijf voortgezet. De curator zou,
indien de vereeniging de loods had gehad, wel hebben gewild,
dat het bedrijf voortgang had.
De heer Zuidema zegt wel verschillende stukken te hebben
gelezen over de kwestie, welke de Leidsche tuinders onder
elkander hebben, maar zich toch niet competent te achten
tot het doen van een uitspraak, gelijk de heer Wilmer zich
wel veroorloofd heeft. De Raad heeft daarmede ook niet te
maken. Het gaat hier alleen om de vraag, of de verpachting
regelmatig heeft plaats gehad en of de hoogste inschrijfster
solide is. Het bevreemdt spreker, dat men van verschillende
zijden zijn verwondering heeft uitgesproken over het feit, dat
Burgemeester en Wethouders tot publieke verpachting hebben
besloten. Dat is toch niet iets van vandaag of gisteren, want
reeds zes weken geleden is bekend gemaakt, dat de loods
openbaar zou worden verpacht. Had men daarin nu een zaak
van zoo groote beteekenis gezien, dan had het voor de hand
gelegen, dat men in de vorige vergadering het College had
geïnterpelleerd en gevraagd, waarom nu tegen de gewoonte
werd gehandeld, maar dat werd niet gedaan; nu evenwel de
zaak is beslist, toont men zich buitengewoon verwonderd.
Volgens de heeren Groeneveld en Wilbrink is het usance
dergelijke contracten te verlengen en zij hadden daaraan ook
in dit geval willen vasthouden, maar spreker acht het gelukkig,
dat dit niet is gebeurd, want, terwijl anders de gemeente in die
drie jaar aan huur ƒ4500.zou hebben ontvangen, zal zij
nu 18000.krijgen. De zaak is heel eenvoudig. De verpachting
heeft plaats gehad en, als men nu in de hoogste inschrijving
uit een financiëel oogpunt vertrouwen kan stellen, is er voor
den Raad geen enkele reden er niet op in te gaan.
Er is gezegd, dat de leden van de Leidsche Tuinders
patroonsvereeniging gedupeerd zouden worden, wanneer aan
de hoogste inschrijfster de loods gegund werd, doordat zij
daar niet zouden kunnen veilen. Spreker weet niet, of in de
voorwaarden dienaangaande iets bepaald is, maar als het niet
zoo is, dan zou het gewenscht zijn om alsnog voor te schrijven,
dat ook niet-leden van »Ons Belang" het recht hebben om
daar te veilen.
Overigens meent spreker, dat men zich ten opzichte van
deze kwestie niet zoo druk behoeft te maken. Aan spreker
is door een van de beide partijen verzekerd, dat er eigenlijk
geeri verschillen meer zijn, en toen heeft spreker gezegd: als
ge tot elkander komt, wacht daarmede dan totdat de ver
huring heeft plaats gehad, dan is er zoowel voor de gemeente
als voor de tuinders reden om tevreden te zijn.
De heer Spendel wil den Wethouder vragen, of de ver
eeniging »Ons Belang" rechtspersoonlijkheid bezit, en verder
of voorgeschreven zal worden, dat de plaatsen in de loods
gratis worden afgestaan aan hen, die op de veiling komen koopen.
Er is in deze discussie als argument aangevoerd, dat die
hooge huurprijs van de loods invloed zou uitoefenen op de
prijzen der producten, die er geveild worden, dat dus ten slotte
de gemeenschap dien hoogeren prijs zou betalen in den vorm
van hoogere prijzen van de groenten. Spreker kan de juist
heid van dit argument niet aanvaarden, wanneer de plaatsen
in de loods gratis afgestaan worden aan de kooplieden.
Indien echter de hurende vereeniging gerechtigd is om de
plaatsen te gaan verhuren aan de kooplieden, die daar komen
koopen, dan zal die huurprijs verrekend worden op de producten.
Spreker zal zijn stem laten afhangen van het antwoord,
dat hij op de beide door hem gestelde vragen zal krijgen.
De heer Witmans acht het standpunt, ingenomen door den
heer Zuidema, verreweg het zuiverste.
Verder vereenigt spreker zich met de opmerking van den
heer Eerdmans, dat het jammer is, dat de Raad geeri gedrukt
praeadvies omtrent deze aangelegenheid voor zich heeft, zoodat
de Raad de zaak goed had kunnen bestudeeren en tijdig het
oordeel van Burgemeester en Wethouders vernemen.
Sprekers gedachteugang is een andere richting uitgegaan.
Hij vraagt, of, wanneer de Leidsche Tuinderspatroonsver
eeniging de loods kan krijgen en krijgt, voortaan de toestand
zoo zal wezen, dat er twee vereenigingen zijn, die willen veilen.
Spreker ziet daarin niet alleen een bezwaar voor de belangen
van de kooplieden, die hun waren aan de ingezetenen moeten
verkoopen, maar ook een gevaar voor het levensbestaan van
de organisatie's. Het is in beide opzichten veel beter, dat er
één vereeniging is, die de loods heeft.
Nu doet zich de groote vraag voor, of, voor het geval
»Ons Belang" de loods krijgt, de tuinders, die de loods thans
hebben, er ook in het vervolg gebruik van zullen kunnen maken.
Het schrijven van Mr. Nord Thomson heeft op spreker grooten
indruk gemaakt en, ofschoon hij zich niet competent acht om
over juridische kwestie's te oordeelen, wil hij toch wel verklaren
het niet gewenscht te achten om de loods te verhuren aan
150 personen. Dat aantal is veel te groot.
Spreker acht de kwestie niet gemakkelijk, mcar na de toe
lichting van den Voorzitter en na de gevoerde beraadslaging
is het zijns inziens wel mogelijk een beslissing te nemen.
De heer Reimeringer behoeft aan het gesprokene door den
Voorzitter weinig toe te voegen. Uit den aard der zaak heeft
hij deze aangelegenheid reeds lang onder de oogen gehad,
want al veel vroeger zijn van beide zijden verzoeken tot hem
gericht, maar hij heeft zich steeds op het standpunt gesteld,
dat de gemeente zich moest houden buif en de twisten tusschen
de beide tuinderspatroonsvereenigingen en hij heeft ook geen
oordeel in de zaak willen vellen. Hij heeft de partijen altijd
aangeraden te trachten tot elkaar te komen en dat standpunt
heeft hij tot het laatste oogenblik ingenomen. Op Dinsdag zou
de inschrijving plaats hebben en toen is Donderdags tevoren
bij spreker een verzoek ingekomen van een dei' beide Leidsche
patroon.svereenigingen de heer Groeneveld had ook aan
geraden zich tot spreker te wenden om in de vergadering
van Burgemeester en Wethouders voor te stellen de inschrij
ving veertien dagen uit te stellen, opdat zij gelegenheid
zouden hebben tot elkander te komen. Spreker heeft dat
voorstel in de vergadering van Burgemeester en Wethouders
gebracht en het College ging er mede accoord, mits het
verzoek door beide vereenigingen werd gedaan en wel vóór