22
MAANDAG 9
MAART 1925.
misch Ziekenhuis als zoodanig niets te maken heeft. Het is
een zuinigheidsmaatregel, maar, als de patiënten minder
gemakkelijk te krijgen waren, zou het Academisch Ziekenhuis,
omdat men elders de kamerverpleging kon bekomen, in dat
opzicht zijn koers ook wel moeten wijzigen.
Spreker onderschrijft het argument, dat het onnoodig moet
zijn, dat menschen, die van gemeentewege worden verpleegd,
in kerkelijke inrichtingen worden opgenomen. In de practijk
zal het bezwaar daartegen wel niet zoo groot zijn, maar het
is geen gezonde toestand. De gemeente moet zorg dragen
voor haar eigen patiënten en, als dat noodig is, kan voor
spreker de verwezenlijking daarvan niet op de kosten afstuiten,
maar hij wil toch iets van de financiëele zijde van de zaak
zeggen. Burgemeester en Wethouders wijzen er in het prae-
advies op, dat de kosten van den bouw van een gemeentelijk
ziekenhuis exorbitant hoog zouden zijn, maar wellicht zou
in deze behoefte op goedkooper wijze zijn te voorzien door
te trachten de beschikking te krijgen over een van de
gebouwen van het nieuwe Academisch Ziekenhuis, dat, zooals
bekend is, op meer bescheiden schaal zal worden geëxploiteerd.
Ten slotte sluit spreker zich aan bij den heer Witmans,
waar deze er aan herinnerde, dat bij het instellen van een
gemeentelijken geneeskundigen dienst de tegenwoordige
Directeur inzonderheid is aanbevolen om de bekwaamheid,
welke hij had getoond bij het ontwerpen en inrichten van
ziekenhuizen, in verband met de omstandigheid, dat hier
weldra tot stichting van een gemeentelijk ziekenhuis zou
worden overgegaan.
De heer Wilmer meent, dat over het voorstel van den heer
Witmans niet veel gezegd behoeft te worden, vooreerst omdat
het waarschijnlijk toch wel niet zal worden aangenomen, en
vervolgens omdat hetgeen de heer Witmans ter motiveering
ervan heeft gezegd vrijwel langs de bevolking zal heengaan.
Het is dus niet noodig een uitvoerig betoog tegenover het
zijne te stellen.
De argumenten, door den heer Witmans aangevoerd om
aan te toonen, dat het Academisch Ziekenhuis niet voldoet,
zijn voldoende weerlegd door den vorigeu spreker, die een
nieuw bezwaar tegen dat ziekenhuis heeft genoemd, maar
daarvan zelf* heeft gezegd, dat het niet aan het Academisch
Ziekenhuis als zoodanig vastzat en een toevallig bezwaar was.
Verder heeft de heer Witmans bezwaren aangehaald tegen
ziekenhuizen, waarvan hij meent, dat zij een kerkelijke kleur
hebben.
Ook dit zal langs de bevolking heengaan, omdat de heer
Witmans in gebreke blijft om maar één feit of argument
aan te voeren, waaruit zou blijken, dat een ziekenhuis met
een kerkelijke kleur als zoodanig minder goed zou zijn be
vallen aan personen, die tot een andere kerkelijke richting
behooren, dan een ziekenhuis met een neutraal karakter.
De heer Knuttel zegt, dat de bezwaren tegen de zieken
huizen met kerkelijke kleur niet zoo erg groot zijn. Het spijt
spreker, dat de heer Knuttel niet een stap verder is kunnen
gaan en niet heeft erkend daarvoor zijn toch tientallen
getuigen dat ziekenhuizen met kerkelijke kleur, zooals er
hier ter stede twee zijn, uitstekend bevallen niet alleen als
ziekenhuis maar ook als ziekenhuis met kerkelijke kleur, waar
de verpleegsters door godsdienstigen drang bewogen worden
om zich geheel te wijden aan de verzorging van de zieken.
Het doet spreker leed, dat men van de zijde van degenen
in dezen Raad, die niet staan op den grondslag van de be
ginselen, waarop spreker staat, niet eens met dergelijke loyale
verklaring komt. Dergelijke verklaring heeft men buiten den
Raad herhaaldelijk vernomen.
De heer Witmans zegt: als er geen gemeentelijk ziekenhuis
wordt gesticht, dan dient de Directeur van den Geneeskun
digen Dienst tot niets; dan hebben wij dien dienst niet noodig.
Wie, zooals spreker, deel uitmaakt van de Commissie voor
den Geneeskundigen Dienst, weet dat er heel wat zaken zijn,
welke die dienst heeft te behandelen buiten de quaestie van
het al dan niet bestaan van een gemeentelijk ziekenhuis.
Spreker wil ten overvloede er aan herinneren, dat, toen
indertijd de Raad het besluit nam tot oprichting van den
Geneeskundigen Dienst, een partijgenoot van spreker, die
thans geen Raadslid meer is, verklaard heeft te zullen stem
men voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders, echter
geheel en al los van de oprichting van een gemeentelijk
ziekenhuis, omdat hij daarvoor niet zou kunnen zijn. Beide
zaken staan dus volkomen los van elkaar.
Mevrouw van Itallievan Embden zegt, naar aanleiding
van het door den heer Witmans medegedeelde omtrent een
minder eerbiedwaardige houding van degenen, die om het
ziekbed staan, dat dergelijke dingen niet inhaerent zijn aan
de verpleging in het Academisch Ziekenhuis. Wanneer derge
lijke gevallen zich voordoen, dan moet daarvan mededeeling
gedaan worden ter bevoegder plaatse en moet daaraan rucht
baarheid gegeven worden, opdat het zich niet herhale.
Theoretisch is spreekster het eens met den heer Knuttel,
als deze zegt, dat, zoo het werkelijk goed is voor de gemeen
schap dat kennis wordt opgedaan aan het ziekbed, niet alleen
de uiet-betalende patiënten zicb daartoe zouden moeten leenen.
Dit betreft echter een moeilijk en zuiver moreel vraagstuk
en de bespreking ervan zou te ver voeren, omdat men zoo
iets op dit oogenblik toch niet zou kunnen doorzetten.
Wat betreft de inrichtingen van kerkelijke kleur, van de
overzijde is geklaagd, dat van andere zijde niet een woord
van waardeering daarvoor is vernomen.
Al is het niet gehoord, het staat toch werkelijk zoo. Maar
spreekster wil dat woord van hulde buitengewoon graag doen
hooren, want van de patiënten, die van deze inrichtingen ge
bruik hebben gemaakt, is nooit een klacht ingekomen, dat
zij er naar hun geest niet goed zouden behandeld zijn.
Een van de redenen, waarom de heer Witmans een ge
meentelijk ziekenhuis zou willen hebben, is dat het Hopital
Wallon zal ophouden te bestaan, maar dat is ook een inrich
ting van kerkelijke kleur, in zooverre dat de verpleegsters
tot een sterk godsdienstige richting behooren, zoodat er geen
verandering in den toestand zou komen. Ook het Diaconessen-
huis en de Katholieke inrichtingen zijn van kerkelijke kleur,
maar men heeft altijd kunnen hooren, dat de patiënten daar
niet worden lastig gevallen met dingen, welke hun niet bevallen.
De heer Witmans heeft zelf gezegd, dat niet geklaagd wordt
over te grooien godsdienstijver en de patiënten er tot hun
genoegen zijn, terwijl de heer Knuttel het bezwaar niet zoo
groot noemde. De hoofdzaak is dat de verpleging er goed is
en daarmede alleen heeft de gemeente te maken.
Die kerkelijke inrichtingen zijn door particulieren opgericht
en, als nu de niet-kerkelijken een ziekenhuis willen hebben,
waar geen enkel woord, door wien ook, van godsdienstigen
aard of over hoogere godsdienstige begrippen mag worden
gesproken, dan kunnen zij hetzelfde doen als de anderen en,
als zij net geld er niet voor hebben, dat leenen. De heeren
moeten dan wel weten, dat zij aan overdreven financiëele
eischen niet zullen ontkomen, want, waar zij bijvoorbeeld over
geklaagd hebben dat men in het Academisch Ziekenhuis zaal-
verpleging heeft, wil spreker er op wijzen, dat men in geen
enkel ziekenhuis van welke richting ook daaraan kan ont
komen, omdat het leggen van eiken patiënt op een afzonder
lijke kamer veel te veel geld zou kosten. Misschien is dat
wel in een andere maatschappij mogelijk, in de bestaande
niet. Uit een idealistisch oogpunt is spreekster het met den
heer Knuttel eens en ook zij zou het prettig vinden, indien
de menschen het konden krijgen, maar de vraag, of de
overheid het kan bekostigen, moet zij in ontkennenden zin
beantwoorden. Men kan niet ontkomen aan het leggen van
meerdere patiënten in één vertrek en dan moge de heer
Knuttel ook wel eens bedenken, dat de burgerbevolking, welke
hij zoo gaarne stelt tegenover de proletariërs, eerst naar de
tweede klasse en van de tweede klasse naar de derde moet
verhuizen, aangezien zij de hooge kosten van de eerste-klasse-
verpleging niet meer kon betalen.
Men zal zich moeten neerleggen bij het feit, dat er voor-
loopig geen gemeentelijk ziekenhuis komt, maar zij, die zulks
noodzakelijk achten, zouden moeite kunnen doen om de
bestaande bezwaren, welke zeer zwak zijn, te ondervangen.
De heer Wilbrink verklaart in de allerlaatste plaats van
den heef Witmans verwacht te hebben een voorstel tot op
richting van een gemeentelijk ziekenhuis. Bezuiniging was
de leus van den heer Witmans toen hij in den Raad kwam,
en nu komt hij met een voorstel, dat, als het aangenomen
werd, de gemeente op ontzaglijke kosten zou jagen, terwijl
het, zooals Burgemeester en Wethouders uitvoerig uiteengezet
hebben, niet noodig is.
Men verkeert hier in de gunstige omstandigheid, dat er een
Academisch Ziekenhuis is. Spreker geeft toe, dat de ruimte
daar beperkt is, maar men mag verwachten, dat daarin
mettertijd voldoende voorzien zal worden, zoodat men niet
voor het geval meer zal komen te staan, dat er op een enkel
oogenblik te veel gebrek aan plaats is.
De heer Witmans heeft aan de rechterzijde gevraagd om
nu ook eens werkelijk neutraal tegenover de vrijzinnigen te
zijn. Spreker heeft reeds van den heer Witmans te hooren
gekregen, dat hij van vrijzinnigheid niets afweet, maar spreker
heeft wel eens aan iemand gevraagd, hoe hij meer van vrij
zinnigheid te weten zou kunnen komen, en die persoon ver
klaarde: ga daartoe niet naar den heer Witmans, want die
weet er niets van.
Dit komt bij deze bespreking duidelijk uit. Dat blijkt toch
wel uit het verlangen van den heer Witmans, dat wat anderen
voor zich zelf doen, de gemeenschap voor de vrijzinnigen zal
moeten doen, voor vrijzinnigen als de heer Witmans, dus
links noch rechts is, of wel haring noch kuit.
Mevrouw van Itallievan Embden, die zich niet kan ver
heffen tot dat hooge standpunt van noch rechts noch links
te zijn, moet nu aan den heer Witmans leeren wat vrijzinnig-