27
Gelijk wij Uwe Vergadering in ons voorstel, opgenomen
in de Ingekomen Stukken van 1923 onder nummer 10, mede
deelden, had het bestuur der vereeniging aan ons College
machtiging verzocht het gebouw, bestemd voor badhuis,
met het oog op de inmiddels gebleken minder gunstige
exploitatie-vooruitzichten voorloopig niet verder af te bouwen
en had ons College gemeend de gevraagde machtiging te
moeten verleenen, echter onder voorwaarde, dat omtrent de
aan het gebouw te geven bestemming en zijne exploitatie
met ons College vooraf overleg moest worden gepleegd en
dat veranderingen in het gebouw niet zonder onze vooraf
gaande goedkeuring mochten worden aangebracht.
In zake de bestemming, die het pand zal verkrijgen, is
thans nog geen definitieve beslissing genomen; het overleg
in deze met den Minister van Arbeid en met de vereeniging
is nog niet beëindigd.
Inmiddels is echter het geheele bouwplan met uitzondering
dan van bedoeld perceel voltooid en heeft het bestuur
der vereeniging een overzicht van de totale kosten bij ons
ingediend. Blijkens den desbetreffenden, in de Leeskamer
ter visie liggenden staat, hebben de uitgaven bedragen,
voor zooveel betreft het grondvoorschot 223.050.d. i.
dus juist het in maximum toegestane bedrag, en wat aangaat
het bouwvoorschot 1.153.674,71, welk laatste voorschot
derhalve met 1747,71 dient te worden verhoogd om alle
kosten te dekken. Bij ministeriëele beschikking van 9 Februari
1925 is deze verhooging toegestaan.
Te zijner tijd zal nog eene som zijn benoodigd voor de
afwerking van het aanvankelijk voor badhuis bestemde
gebouw; aangezien daarvan thans niet meer dan de romp
met de binnenmuren aanwezig is, kan het in zijn tegen-
woordigen staat voor geen enkel doeleinde worden gebezigd.
In de onderwerpelijke verhooging van het voorschot kunnen
de kosten van de voltooiing echter niet worden opgenomen.
Eerst wanneer de bestemming van het perceel vaststaat,
kan een aanvrage om meerdfer voorschot voor dit doel in
overweging worden genomen.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
A. het bij Uw besluiten van 26 April 1920 en 28 November
1921, ten behoeve van de uitvoering van het hiervoren
vermelde woningbouwplan ten noorden van den Maresingel
aan de vereeniging „de Goede Woning" toegekende voor
schot ad 1.374.977.te verhoogen met ten hoogste
1747,71 en aldus te brengen op ten hoogste ƒ1.376.724,71,
met bepaling, dat hiervan een bedrag van 223050.behoort
tot het grondvoorschot en een bedrag van 1.153.674,71
tot het bouwvoorschot;
B. vast te stellen den hierbij overgelegden begrootings-
staat, model D, dienst 1924.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 57. Leiden, 3 Maart 1925.
In het hierachter afgedrukte adres vraagt de Leidsche
Duinwater Maatschappij U, haar een algemeene vergunning
te willen verleenen tot het leveren van duinwater in het
gedeelte der gemeente Oegstgeest, dat op de overgelegde
situatieteekening zwart is gearceerd. Bij inwilliging van dit
verzoek zouden dan de in het request opgesomde afzon
derlijke vergunningen, door Uwe Vergadering in den loop
der jaren successievelijk voor verschillende gedeelten van
bedoeld gebied verleend, kunnen vervallen.
De redenen, welke de Maatschappij tot dit verzoek hebben
geleid en die in de toelichting tot haar adres nader uiteen
zijn gezet, komen ons gegrond voor. Het is ter voorkoming
van allerlei moeilijkheden inderdaad gewemscht, niet langer
den tegenwoordigen toestand te bestendigen, volgens welken
er, bijvoorbeeld, tusschen de verschillende strooken, waar
water geleverd mag worden, kleine gedeelten overblijven
(op de situatie in rood aangeduid), waar geen waterlevering
mag geschieden, omdat bij sommige der eertijds verleende
vergunningen de voorwaarde is gesteld, dat de aan te sluiten
perceelen niet verder dan 100 M. uit het midden der
betreffende wegen gelegen mogen zijn.
Dat voorts de hier besproken aanvrage een grooter gebied
omvat, dan tot dusverre door de verschillende reeds ver
leende vergunningen wordt bestreken, behoeft tegen inwil
liging van het verzoek geen bezwaar te vormen, omdat er
alle reden bestaat de waterlevering ook voor het overige
hier bedoelde gebied van Oegstgeest, dat voor een groot
deel nabij het. bebouwde gebied van Leiden is gelegen, toe
te staan. De vergunningen, door Uwen Baad met betrekking
tot de waterlevering in Katwijk en Eijnsburg verleend,
gelden trouwens ook voor beide gemeenten in haar geheel.
Eenvoudigheidshalve ware thans ter vervanging van de
bestaande afzonderlijke vergunningen toestemming te ver
leenen voor de verstrekking van duinwater in het gedeelte
der gemeente Oegstgeest, hetwelk wij op de overgelegde
situatieteekening met roode arceering hebben doen aangeven.
Onder mededeeling, dat daartegen noch bij de Commissie
van Fabricage, noch bij den Commissaris der gemeente bij
de Leidsche Duinwater Maatschappij, noch ook bij de
Gezondheidscommissie, bezwaren bestaan, geven wij Uwe
Vergadering op grond van het bovenstaande in overweging
om, met intrekking van de tot dusverre aan de Maat
schappij verleende vergunningen tot waterlevering in de
gemeente Oegstgeest, aan de Leidsche Duinwater Maat
schappij vergunning te verleenen tot het leveren van duin
water ten behoeve van perceelen, gelegen in het op de
overgelegde situatieteekening rood gearceerde gedeelte der
gemeente Oegstgeest.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad van de gemeente Leiden.
De Leidsche Duinwater Maatschappij heeft de eer Uwen
Baad beleefd te verzoeken haar toestemming te willen ver
leenen voor het leveren van water in perceelen in de ge
meente Oegstgeest, welke volgens bijgaande situatie-teeke-
ning zijn gelegen in het vak, hetwelk wordt begrensd:
ten N. door het Oegstgeester- of nieuwe kanaal, van-
Haarlemmertrekvaart tot 250 M. ten W. van den Eijksstraat-
weg 's GravenhageHaarlem.
ten W. door een lijn loopende 250 M. ten W. van ge
noemden Bijksstraatweg tot 250 M. ten N. van de Groenesteeg,
verder door een lijn loopende 250 M. ten N. van de
Groenesteeg in aansluiting aan de bestaande vergunning dd.
31 October 1912 (op situatie-teekening no. 16) ten Z.O. door
de gemeente Leiden tot de Haarlemmer trekvaart, ten O.
door de Haarlemmertrekvaart.
De aldus omgrensde oppervlakte is door arceering aan
geduid.
In verband hiermede geeft zij Uwen Baad wel in over
weging om, wanneer op. bovenstaande aanvrage gunstig wordt
beschikt, de navolgende door Uwen Baad verleende ver
gunningen voor waterlevering in de gemeente Oegstgeest te
laten vervallen: 26 Mei 1879. 15 Mei 1902. 5 Juni 1902.
20 April 1905. 14 April 1910. 9 November 1911. 16 October
1913. 30 October 1916. 7 Juni 1920.1 Februari 1921. 25 April
1921. 6 November 1922 en 27 Augustus 1923.
't Welk doende enz.
De Leidsche Duinwater Maatschappij
Ch. van Spall.
Leiden, 18 November 1924.
N°. 58. Leiden, 4 Maart 1925.
In verband met een aan ons College gericht schrijven van
Gedeputeerde Staten dezer provincie, waaruit blijkt, dat de
Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw geen be
zwaar meer heeft tegen het heffen van leges van jachtakten
tot een maximum van 50 van de in artikel 15 der Jachtwet
1923 vastgestelde rechten, bieden wij U hierbij ter vaststelling
aan een ontwerp-verorderiing tot wijziging van de Leges
verordening, waarbij de heffing van bedoelde legesgelden
wordt geregeld.
Behalve het zegelrecht is door de betrokkenen ten bate
van het Bijk voor de verschillende jachtakten resp. 30.
15.10.en 5.verschuldigd, terwijl de jachtakten,
ingevolge de Jachtwet 1923, worden aangevraagd, uitgereikt
en eventueel worden ingetrokken door den Commissaris van
Politie, die tevens de rechten «voor het Bijk heeft te innen
en die rechten aan het Bijk heeft af te dragen. Het is o.i.
dan ook alleszins billijk, dat door de gemeente voor de van
harentwege verrichte werkzaamheden tot het maximum
van het door den Minister toelaatbaar geacht bedrag leges
worden geheven.
De opbrengst van deze legesgelden wordt door ons geraamd
op ƒ100.per jaar.
Van deze gelegenheid maken wij gebruik U tevens voor
te stellen de legesgelden voor de bewijzen van Nederlander
schap en die voor het verlengen van buitenlandsche pas
poorten, welke thans ƒ0,50 bedragen, te verhoogen tot 1.
en om een heffing van legesgelden voor het aanvragen, ge
reedmaken en uitreiken van buitenlandsche paspoorten, ad
ƒ1.voor eiken pas, in de verordening op te nemen. Voor
het aanvragen, enz. van buitenlandsche paspoorten wordt