GEMEENTERAAD VAN LEDEN. 13 IS6EK01LEN STIKKKV. N°. 26. Leiden, 24 Januari 1925. Bij de op Vrijdag j.l. gehouden openbare veiling waren wij in de gelegenheid, voor den alleszins aannemelijken prijs van 5050.aan te koopen, het perceel Langebrug No. 99, onmiddellijk grenzende aan het terrein waarop het nieuwe Politiebureau wordt gebouwd. Met het oog op de zeer gunstige ligging, waardoor het bezit van dit perceel in de toekomst voor de gemeente van veel nut kan zijn en den niet te hoogen koopprijs, geven wij U in overweging dezen aankoop ten behoeve van de gemeente te bekrachtigen en mitsdien te besluiten: a. tot aankoop van het perceel Langebrug ïfo. 99 alhier, kadastraal bekend Sectie G No. 1198, groot 121 cA, voor de som van 5050. b. tot vaststelling van de hierbijgaande suppletoire begrooting dienst 1925, groot, met inbegrip van de veilings- kosten, 5476.625; c. deze koopsom, uit geldleening te vinden, te brengen ten laste van Hoofdstuk VII van den kapitaaldienst. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. NA 27. Leiden, 26 Januari 1925. Tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde overneming in eigendom en onderhoud van strookjes grond aan de Boode en de Witte Laan (Ingek. Stukken No. 5), den Hoogen Morschweg (Ingek. Stukken No. 6), den Rijns- burgerweg (Ingek. Stukken No. 7) en van verschillende perceelen tuinland, straat en water in de Waard (Ingek. Stukken No. 21), bestaat bij de Commissie van Financiën geen bezwaar. Evenmin tegen den verkoop van een perceeltje grond aan den Bijnsburgerweg aan de Nederl. Spoorwegen (Ingek. Stukken No. 10) c.q. tegen berusting in de als schadevergoeding geboden som van 70.bij onteigening van dit perceeltje noch tegen den verkoop van grond tusschen de Pieter de la Courtstraat en de Witte Laan van de Woningbouwvereeniging „Ons Doel", met aanvaarding en verstrekking van woningbouwvoorschotten (Ingek. Stukken No. 24). Ook de bij dit laatste voorstel overgelegde begroo- tingsregeling ontmoet bij de Commissie geene bedenking. Zij geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N"0. 28. Leiden, 3 Februari 1925. In nevensgaand adres verzoekt A. Kelfkens te Dordrecht, aannemer van het werk, omschreven in het bestek No. 14, dienst 1924, „het vernieuwen van een gedeelte walmuur aan de Boommarkt", om een uitkeering uit de gemeentekas ad 500.boven de aannemingssom 6000.zie Ingek. Stukken No. 146 van 1924), ter tegemoetkoming in het verlies, dat hij bij de uitvoering van dat werk blijkt te hebben geleden. Dergelijke verzoeken zijn reeds meermalen tot U gericht, doch steeds stelde Uwe Vergadering zich te dien aanzien met ons op het standpunt, dat het risico, aan de aanneming verbonden, geheel voor rekening van den aannemer behoort te blijven, die zich daartegen kan voorzien door in de aannemingssom een risicopost op te nemen. De gemeente moet zich houden aan de eenmaal bepaalde aannemingssom, niet alleen omdat anders het geheele contract op losse schroeven zou komen te staan en een gevaarlijk precedent zou worden geschapen, maar ook om onbillijkheden te voorkomen jegens andere inschrijvers, die door het opnemen in hun berekening van een risicopost hooger inschreven en dientengevolge niet voor gunning in aanmerking zijn gekomen. Waar nu bovendien de door den adressant bij de uitvoering van bovengemeld werk ondervonden schade kan gerekend worden tot het gewone risico, dat aan het totstandbrengen van dergelijke waterwerken is verbonden, bestaat er voor de gemeente geen aanleiding, om van de in dezen tot heden gevolgde gedragslijn af te wijken. Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage geven wij U mitsdien in overweging, afwijzend op het verzoek van adressant te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Adrianus Kelfkens, timmerman Aannemer, te Dordrecht, Noordendijk No. 156; dat hij van de Gemeente Leiden heeft aangenomen het maken van een walmuur voor 6000: dat hij op dit werk een bedrag van 1500. verlies heeft geleden en wel tengevolge van de ook bij de Directie on voorziene omstandigheid, dat de oude walmuur veel dieper zat dan oorspronkelijk gedacht werd en deze oude wal muur van onderen ook niet met de gewone middelen te breken was en hij dus dure kunstmiddelen heeft moeten aanwenden Dat ongeacht dezen tegenslag ook de bijkomende om standigheid dat hij zooveel dieper graven moest en dus ook zooveel te meer water moest uitpompen, hem voormeld verlies heeft berokkend. Dat hij een heel weinig bemiddeld man is en hij daarom eerbiedig verzoekt hem, indien zulks maar eenigszins mogelijk zijn mocht, althans eenige tegemoetkoming in zijn voormeld verlies te willen verleenen ten bedragen van 500. welk doende A. Kelfkens. Januari 1925. N°. 29. Leiden, 3 Februari 1925. De praktijk heeft getoond, dat het wenschelijk is eenige verandering te brengen inde aanvangsuren van de Vrijdagsche veemarkt. Thans is de aanvang van deze markt geregeld volgens de uitvoerige bepalingen van artikel 3 der verorde ning op de Veemarkt, waarin voor elke halve maand van het jaar afzonderlijke uren van begin en einde der markt zijn vastgesteld, een regeling, die te zeer gedétailleerd en voor de marktbezoekers moeilijk te overzien is. Het komt daarom Burgemeester en Wethouders en met heir de Commissie voor het Marktwezen gewenscht voor, de bedoelde regeling eenigermate te vereenvoudigen en daardoor met Dame wat meer vastheid in de uren van aan vang te brengen. Ook de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland heeft zich voor wijziging van de aanvangsuren der veemarkt uitgesproken. Een duidelijk grafisch overzicht van den bestaanden toe stand, vergeleken met de nieuw voorgestelde regeling, mede in verband met den aanvoer van vee, is bij de te Uwer inzage liggende stukken gevoegd. Wij veroorlooven ons U verder naar die stukken te verwijzen. Voorts dient naar de meening van Burgemeester en Wet houders zoowel als van de Commissie voor het Marktwezen in de verordening op de Veemarkt alsnog het uur te worden bepaald, waarna geen vee meer tot de Vrijdagsche veemarkt mag worden toegelaten, welk tijdstip ingevolge het Koninklijk besluit van 23 Februari 1922 (Stbl. no. 76) ter uitvoering van art. 5 der Veewet, in de onderwerpelijke verordening niet mag ontbreken, doch dat thans, nu dienaangaande niets naders in de verordening is bepaald, samenvalt met het einde van de markt. (vgl. art. 4 verordening op de veemarkt). Behoudens de bevoegdheid van den Directeur van den Markt- en Havendienst of die hem vervangt, om in zeer bijzondere gevallen (men denke aan ijsgang, onvoor ziene vertraging in den treinenloop en andere dergelijke beletselen voor tijdigen aanvoer van het vee) van dit voor schrift af te wijken, ware bedoeld tijdstip op des voor middags 10 uur te stellen. Daartoe door Burgemeester en Wethouders uitgenoodigd, hebben wij een verordening tot wijziging in bovenstaanden zin van de verordening op de veemarkt ontworpen. Dit ontwerp zal na hetgeen hierboven werd opgemerkt geen nadere toelichting behoeven. Mitsdien geven wij U in over weging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van den 25sten September 1922 (Gemeenteblad no. -56) op de Veemarkt. Artikel I. Het derde lid van artikel 3 van bovengenoemde ver ordening wordt gelezen als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 1