336 DONDERDAG 4 DECEMBER 1924. Laat men het een eerlijke begrafenis geven en dan zal men met een kleinen variant op »de Schoolmeester" kunnen zeggen «In dit door den Raad getimmerd kistje Ligt het vischbureau en niemand zegt: ik mis je." De heer Groeneveld gelooft niet, dat Burgemeester en Wethouders verwachten, dat hun vanuit den Raad bijzondere hulde zal gebracht worden voor de groote zorg, welke besteed is aan het gemeentelijk Vischbedrijf. Gedurende eenige jaren is de zorg voor dit bedrijf toever trouwd geweest aan een Wethouder, die in hart en nieren middenstander was; de tegenwoordige Wethouder staat er gematigd onverschillig tegenover en de dagelijksche leiding is opgedragen aan den Directeur van het Slachthuis; iemand, voor wien deze zaak van zeer ondergeschikten aard is en van wien men zeker niet kan verwachten de noodige toe wijding ervoor. Spreker zegt niet, dat deze menschen hun plicht niet ge daan hebben, maar voor het beheer van dit bedrijf is nog iets anders noodig, n.l. toewijding. De heer Spendel zegt, dat men het Vischbedrijf indertijd heeft opgericht om in oorlogstijd prijsregelend op te treden. Dat is niet zoo. De aanleiding was, dat het gemeentebestuur visch distribueerde door tusschenkomst van den vischhandel, maar deze liet de beste en grootste visschen, die eigendom van de gemeente waren, verdwijnen; die werden tegen bui tensporig hooge prijzen aan de O-W'ers verkocht en het uitschot was voor degenen, die niet zulke hooge prijzen konden betalen, en was het op, dan kon de bevolking op een houtje bijten. Door deze praktijken werd de gemeente gedwon gen zelf een vischwinkel te stichten. Een woord van protest tegen die schandalige houding der vischverkoopers is hier op zijn plaats! Nu treedt de heer Spendel als hun beschermheer op, voor waar geen eervolle functie! Deze menschen hebben het publiek, toen er gebrek was, op de schandelijkste manier bedrogen. Het doet spreker genoegen, dat dit voorstel gedaan is, daar van de zijde van den heer Spendel c.s. altijd beweerd wordt, dat de gemeente niet kan concurreeren met de parti culieren door de ambtenarij. Maar door dit voorstel erkent men, dat de gemeente dit wel kan. De gemeente heeft nooit geld op dit bedrijf toegelegd. Integendeel! Indien juist is dat de gemeente altijd duur exploiteert, laten de winkeliers het bedrijf dan maar even wegconcurreeren Dat zij niet de gewenschte winst konden maken, is aan leiding tot dit voorstel geweest. Pas na de oprichting van het gemeentelijk vischbedrijf zijn er in Leiden meer particuliere winkels zeevisch gaan verkoopen, zoodat de gemeente niet met de particulieren concurreert, maar de particulieren met de gemeente. Bovendien wordt de heer Spendel niet gedwon gen visch van de gemeente te eten, maar kan hij bij een particulier koopen, als hij dat voordeeliger vindt. Spreker wenscht hem daarbij «smakelijk eten", want in het verslag van den Keuringsdienst staat te lezen, dat bij de vischventers de zindelijkheid op de waar veel te wenscheti overlaat. Christelijke instellingen en ook rechtsche Raadsleden en Wethouders, alsmede vele Katholieken koopen hun visch bij de gemeente, die goede visch tegen matige prijzen levert. Het is algemeen bekend, dat de vischventers op den prijs buitensporig overvragen. Het zegt wel wat, dat juist al die concurrenten den gemeen telijken winkel weg willen hebben. Van oneerlijke concurren tie is geen sprake, want daar wordt de visch verkocht tegen prijzen, waartegen anderen ze ook kunnen verkoopen. Maar spreker denkt zoo, dat, wanneer deze winkel weg is, men een prijsopdrijving van particuliere vischwinkels zal krijgen. Dat zou niet in het belang der bevolking zijn. Er wordt zoo dikwijls gezegd: wij zitten hier in het alge meen belang. Laat de heer Spendel dat toonen en niet laten blijken, dat hij hier zit voor een particulier belang. De heer Wilbrink meent, dat de gemeentelijke vischwinkel indertijd opgericht is, omdat de gemeente als distribuante van visch moest optredenaangezien die tijd voorbij is, daar de gemeente niet tot taak meer heeft om prijsregelend op te treden, nu er voor de bevolking alle gelegenheid is om van anderen visch te betrekken, behoeft dit gemeentelijk bedrijf verder niet in stand gehouden te worden. Spreker meent, dat, als de betreffende Wethouder of het College werkelijk tegenstanders waren van gemeentelijke be moeiing in het maatschappelijk leven, zij reeds eerder er toe gekomen zouden zijn om tot opheffing van dezen winkel te komen. De heer Groeneveld zegt: laten de vischwinkeliers den gemeentelijken vischwinkel maar wegconcurreeren; maar het is niet altijd zoo gemakkelijk een anderen winkel naast dien winkel te vestigen, en met de prijzen is dat ook niet altijd te bereiken. Er zijn daarbij allerlei factoren in het spel, als ligging en dergelijke. Er komt nog bij, dat, als de gemeente zegt: wij willen dit in elk geval handhaven, alle mogelijke concurrentie niets baat. De heer Eerdmans drukt er zijne verwondering over uit, dat men van de zijde van de tegenstanders van den gemeente lijken vischwinkel uit het oog verliest, dat van het verdwijnen van dien winkel alleen zullen profiteeren die Katwijksche en Noordwijksche menschen. De heer Wilbrink vraagt, of er dan geen vischwinkels meer zijn. De heer Eerdmans zegt, dat die niet in de behoeften van het publiek voorzien. Spreker is het met den heer Groeneveld eens, dat de particuliere winkels te hooge prijzen vragen. De Katwijkers, die in de volksbuurten venten, trachten daar hun minderwaardige visch te verkoopen. Er is dan ook geen reden om dien venters de hand boven het hoofd te houden. De heer Elkerbout acht het gemeentelijk vischbedrijf een groot belang voor de geheele bevolking. Het kost de gemeente niets en het bedrijf treedt prijsregelend op, daar het de visch goedkoop houdt. De heer Bergers acht als middenstander elke gemeentelijke bemoeiing uit den booze. De heer Reimeringer wil de politiek buiten deze zaak houden en de quaestie practisch beoordeelen. Spreker is principieel tegenstander van groote gemeentelijke bemoeiingen, maar is niet van meening: «vivent les principes, périsse le monde''! Het vischbureau nu treedt prijsregelend op, maar doet den winkeliers geen concurrentie aan, daar 90 van de daar verkochte visch komt van menschen buiten de stad. Daarenboven, als wij heden den winkel sluiten, zullen morgen zeker de vrouwen in de volkswijken aan de Katwijksche vischvrouwen veel hooger prijzen moeten betalen dan nu. De heer Spendel is door het Fransch van den Wethouder zoo getroffen, dat hij van repliek afziet. Het voorstel van den heer Spendel wordt in stemmig gebracht en met 20 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren van Hamel, van Stralen, Knuttel, van Rosmalen, Baart, Groeneveld, van den Heuvel, Witmans, Eerdmans, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Oostdam, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Heemskerk, Verweij, Sijtsma en Eiker bout. Vóór stemmen: de heeren Coster, Wilbrink, Huurman, Deumer, Spendel, Bergers, Wilmer en van der Reijden. De begrooting van het Gemeentelijk Vischbedrijf wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgns. 585,586,590,591 en 592 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Thans komen aan de orde de aangehouden voignrs.599 en 503. Volgnr. 503 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Volgnr. 599 «Onvoorziene Uitgaven" verlaagd met/2850. wordt eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter stelt nu voor de geheele begrooting van den gewonen dienst in ontvang en uitgaaf vast te stellen tot een bedrag van 7223414. De heer Knuttel verklaart geen hoofdelijke stemming te verlangen, maar vraagt aanteekening in de notulen, dat hij tegen de begrooting is. De geheele begrooting van den gewonen dienst, in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van ƒ7223414.wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. (De heer Knuttel wenscht geacht te worden tegen te hebben gestemd). De verschillende ontvangstposten van den Kapitaaldienst worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele begrooting van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 8