332 DONDERDAG 4 DECEMBER 1924. Het amendement van den heer van Stralen wordt instem ming gebracht en met 20 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren van Hamel, Coster, Wilbrink, van Rosmalen, Huurman, Deumer, Spendel, Bergers, Eerdmans, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Oostdam, Wil- mer, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Heemskerk, van der Reijden, Sijtsma en Eikerbout. Vóór stemmen: mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren van Stralen, Knuttel, Dubbeldeman, Kooistra, Baart, Groeneveld, van den Heuvel, Witmans en Verweij. (De heer Dubbeldeman verlaat de vergadering.) De begrooting van het Burgerlijk Armbestuur wordt ver volgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnummer zonder hoofdelijke stemming wordt aan genomen. Volgnr. 450, volgnr. 451, verhoogd met ƒ700.in verband met de bij Raadsbesluit van 20 October 1924 met de Ver- eeniging »Hulp in de Huishouding" aangegane overeenkomst betreffende de kraamverzorging van van gemeentewege aan te wijzen armlastigen, de volgnrs. 452 tot en met 455 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 456, luidende: y>Subsidie aan werkhuizen en dergelijke armeninrichtingen f 10983.—'". De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het door den heer Knuttel ingediend voorstel, luidende: »Naar aanleiding van het ingediende ontwerp-begrooting voor 1925 stelt ondergeteekende voor: 4°. Volgnummer 456 te brengen op 15000.ten einde de loonen door de gemeentelijke werkinrichting aan de verpleegden toe te kennen, te verhoogen," welk voorstel niet in de sectie's besproken is. De heer Knuttel meent, dat dit wel het geval is. De Voorzitter zegt, dat hij er niets van gezien heeft in het ver slag van het verhandelde in de sectie's. Bovendien heeft men rapporteurs en ambtenaren, die bij het samenstellen van het verslag behulpzaam zijn, zoodat dit wel juist zal zijn. De heer Knuttel wil er geen eed op doen. Ondanks het feit, dat er ambtenaren behulpzaam zijn, worden sommige dingen nog wel eens verkeerd weergegeven. Toen spreker reeds langen tijd geleden op deze quaestie eens is ingegaan, hebben Burgemeester en Wethouders gezegd, dat zij de wenschelijkheid van reorganisatie zouden onder zoeken. Er is echter van een voorstel in een of andere richting nooit iets gekomen, maar spreker meent, dat hij zijnerzijds die zaak niet altijd op haar beloop kan laten. In dat werkhuis worden zoodanige loonen uitbetaald, dat daarvan eenvoudig niet te leven is. Indertijd en spreker meent, dat daarin geen verandering gekomen is was daar een loon van f 2.50 per week het gewone loon, waarbij dan nog kwam de kost, die zeker niet hooger is aan te slaan dan een bedrag van 3.a 4. per week. Die menschen moeten toch geholpen worden aan een menschwaardig bestaan; zij moeten zich toch ook kleeden, enz. Daarom wenscht spreker voor te stellen om dit bedrag aanmerkelijk te verhoogen. De heer Witmans zegt, dat het voorstel van den heer Knuttel hem tot zekere hoogte in een moeilijkheid brengt. Spreker is een der bestuurders van de Werkinrichting; hij heeft enkele vergaderingen medegemaakt, maar het interne van de inrichting is hem niet zoo bekend. Hij is daarom op het oogenblik nog niet in staat, een oordeel te vellen over het voorstel. Inderdaad is hetgeen de menschen in geld uitgekeerd krijgen gering, maar men moet ook rekening houden met het werk, dat zij daar leveren en met de betaling daarvan in de vrije maatschappij. Verder genieten de menschen daar den kost, die goed is. Spreker kan op het oogenblik zijn stem nog niet geven aan het voorstel van den heer Knuttel. De heer Sanders deelt, mede, dat dit voorstel hem Zater dagmorgen bereikt heeft, zoodat hij niet in de gelegenheid geweest is om deze zaak a tête reposée te bekijken. Spreker meent, dat er op het oogenblik geen reden is om in deze quaestie in te grijpen, en wanneer hij advies moet geven, dan zou het dit moeten zijn: stemt het voorstel af. Spreker heeft geen bijzondere aanleiding om er voor gepor teerd te zijn. De heer Heemskerk vraagt, of het niet wenschelijk is, dat Burgemeester en Wethouders over dit voorstel praeadvies uitbrengen, daar de Wethouder niet gesproken heeft. De Voorzitter zegt, dat de Raad dezen middag de begroo ting moet afhandelen. Indien men doet, zooals de heer Heemskerk wenscht, komt men nooit met de begrooting klaar. De heer van Stralen weet geen nauwkeurige cijfers, maar durft als bestuurslid zich wel bij den heer Knuttel aan te sluiten. Vergeleken met het particuliere bedrijf, ook in aanmerking genomen het verstrekte levensonderhoud, zijn de loonen werkelijk te laag. Spreker adviseert den heer Knuttel zijn voorstel in te trekken; dan zal het bestuur deze zaak onder de oogen zien. De heer Knuttel trekt in verband met deze toezegging zijn voorstel in. De beraadslaging wordt gesloten. De begrooting van de Stedelijke Werkinrichting wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 457 wordt de begrooting van den Armenraad zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. en de volgnrs. 458 tot en met 462, 467 en 468 achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 469, luidende: Werkverschaffing aan werkloozenMemorie". De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het door den heer van Stralen ingediend voorstel, luidende: »De Raad, van oordeel dat het ondernemen van meerdere werken uit werkverruimingsoogpunt gewenscht is, noodigt Burgemeester en Wethouders uit plannen te ontwerpen voor de ophooging van het Schuttersveld en de verbetering van den Haagweg, vanaf de Witte poort tot de Vink." De heer van Stralen ziet ter bekorting van de debatten van het toelichten van zijn voorstel af. De heer Mulder zegt, dat de gemeente geen zeggenschap heeft over den weg naar de Vink; dat is een Rijksweg, behalve een klein gedeelte, waaraan gedaan wordt, wat noodig is. Ook zijn de bruggen zeer lastig. De gemeente moet bij het Rijk aandringen op verbetering, hetgeen met het oog op de moeilijke omstandigheden natuurlijk geen effect zal sorteeren. Inderdaad eindigt de mooie, breede weg van den Haag naar Leiden hier in een ellendiger! toestand. De bruggen over het Rijn- en Schiekanaal en den spoorweg doen het. De gemeente staat echter machteloos daartegenover. Ophooging van het Schuttersveld zou dwaasheid zijn. De vraag, hoe daar een betere toestand zal te verkrijgen zijn, is in studie. De Voorzitter zegt, dat het voorstel van den heer van Stralen niet aangenomen kan worden, omdat de Haagweg, behoudens een klein gedeelte, in onderhoud bij het Rijk is. Vroeg of laat zal die weg verbeterd moeten worden, maar daarvoor zal het Rijk hebben te zorgen, en daarenboven is het de vraag, of dergelijk werk geschikt is voor werkver schaffing. De quaestie van de verbetering van het Schuttersveld willen Burgemeester en Wethouders gaarne in studie nemen. Het veld verkeert niet in goeden toestand. De moeilijkheid schijnt te zitten in het feit, dat zich op het veld dammen van harde klei bevinden, ten gevolge waarvan er geen afwatering is. Daarom heeft de vorige ophooging niet geholpen. Die dammen hadden afgegraven moeten worden, zoodat het water kan wegvloeien. Als er weder gelden beschikbaar zijn, dan zal men in de eerste plaats moeten overgaan tot verbetering van het stuk van den Haagweg, waarvan het onderhoud bij de gemeente berust. De heer van Stralen verklaart zijn voorstel in te trekken. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 469 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4