DONDERDAG 4
DECEMBER 1924.
329
Voortzetting van de geschorste openbare
vergadering van 1 December 1924
op Donderdag 4 December 1924,
des namiddags te 2 nur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr. N.C. DE GIJSELA AR.
Thans zijn afwezig de heeren Splinter, van Eek en Zuidema.
Voortgezet wordt de behandeling van de Uitgaven van den
gewonen dienst.
Beraadslaging over volgnr. 449, luidende: dSubsidie aan het
Burgerlijk Armbestuurf 256500.
waarbij tevens in behandeling komt het door den heer
van Stralen ingediend amendement, luidende:
»De Raad, van meening dat de ondersteuningen van het
Burgerlijk Armbestuur verbetering behoeven, besluit den
post «Subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur", volgnr 449,
met f 1.te verhoogen".
De heer van Stralen heeft bezwaar tegen de thans vigeerende
regeling in zake het afgeven van bewijzen van onvermogen,
noodig voor het kosteloos procedeeren.
Vroeger zijn nooit bezwaren op dit stuk vernomen, maar
nu sinds eenige maanden het Burgerlijk Armbestuur erin
gemoeid wordt, hoort men telkens klachten van menschen,
die geen bewijs van onvermogen kunnen krijgen om te proce
deeren. Dientengevolge kunnen degenen, die hun recht willen
zoeken, dat niet krijgen, want zij zijn niet in staat om de
proceskosten te betalen.
Het Burgerlijk Armbestuur schijnt de zaak zuiver te bezien
uit het oogpunt van de Armenwet en zich alleen af te vragen,
of de betrokkenen armlastig zijn in den zin dier wet.
Spreker heeft vernomen, dat het Burgerlijk Armbestuur
als maatstaf neemt een gezinsinkomen van ten hoogste ƒ1500.
per jaar, maar menschen, die een iets grooter gezinsinkomen
hebben, kunnen toch ook geen proceskosten betalen.
Het zou dus gewenscht zijn, dat teruggekeerd werd tot de
vroegere regeling.
üok heelt spreker de klacht vernomen, dat de armmeesters,
die zoo'n gezin bezoeken om den staat van onvermogen van
dat gezin te beoordeelen, zich ook met de zaak zelf bemoeien
en daaromtrent raad of advies geven. Het Burgerlijk Arm
bestuur diént zich daarbuiten te houden.
Spreker bedoelt met zijn voorstel een principiëele uitspraak
van den Raad te verkrijgen, dat de tegenwoordige onder
steuningen van het Burgerlijk Armbestuur te laag zijn.
Dat de post voor werkloozenondersteuningen en ondersteu
ningen van het Burgerlijk Armbestuur ditmaal belangrijk
lager is, heeft men hier toegeschreven aan het feit, dat de
werkloosheid afnemende is, maar volgens spreker is nog een
andere reden daarvan, dat het Burgerlijk Armbestuur buiten
gewoon schriel is wat betreft de ondersteuningen aan werk-
looze arbeiders en hunne gezinnen.
Spreker heeft naar aanleiding van het Raadsbesluit, waarbij
de werkloozen, die een jaar ondersteuning van de Steuncom-
missie hadden gehad, naar het Burgerlijk Armbestuur werden
overgebracht, een onderzoek ingesteld, waarbij bleek, dat de
uitkeeringen van het Burgerlijk Armbestuur zeer onvoldoende
waren. Spreker geeft een aantal voorbeelden, waaruit blijkt,
dat de ondersteunden door dien maatregel soms van 17.-—
op ƒ10.van ƒ15.op 10.(na vier weken geen steun
gehad te hebben,) soms zelfs van ƒ15.op 5.(eigenlijk
7.70, maar de huishuur werd van het bedrag afgehouden)
per week achteruitgingen. Eens moest zelfs 5.25 aan huis
huur betaald worden; men begrijpt, dat er niet veel over
bleef om van te leven
Spreker heeft een onderhoud met den Wethouder gehad,
maar dit is zonder resultaat gebleven. Dit kwam, doordat de
Wethouder de genoemde bedragen, welke juist bleken te zijn,
voor zijn rekening nam en meende, dat de steun zeer aan
vullend moest zijn, zoodat de prikkel om ander werk te
zoeken krachtig bleef. Dit is zoo, maar toch mogen de men
schen niet aan den honger overgeleverd worden. Indien men
de ten hemel schreiende toestanden kende, welke het gevolg
van deze lage bedragen zijn, zou men tot een andere con
clusie komen. Spreker vermeldt nog een geval van een
meubelmaker, die van den steun werd afgevoerd, omdat hij
anderhalf jaar zonder werk was geweest, 54 jaar oud, met
geringe kans op werk, wiens steun verminderd werd van
ƒ12.tot ƒ5.per week. Er zijn absoluut geen andere
inkomstener is geen familie, die kan helpen. Na herhaalde
verzoeken is het bedrag verhoogd met een rijksdaalder, en
sedert is het zoo gebleven. Van de 7.50 gaat een rijksdaalder
af voor de huur. De vrouw is moeten eindigen met het
betalen van de premie voor de vrijwillige ouderdomsyer-
zekering.
Een ander geval betreft een typograaf, reeds langen tijd
werkloos. Deze is uitgeschakeld door de Crisis-commissie
wegens langdurige werkloosheid en krijgt nu ook 7.50 per
week, waarvan hij en zijn vrouw moeten leven.
De Wethouder heeft medegedeeld, dat in dit geval geen
hoogere ondersteuning wordt gegeven, omdat die man lid
was van de organisatie en deze hem verboden had om werk
te aanvaarden bij een ongeorganiseerden patroon. Maar er
kwam ook bij, dat die man gedurende enkele weken drie
dagen per week werk heeft kunnen krijgen te Noordwijk,
ten gevolge waarvan hij telkens reiskosten zou hebben te
maken, waardoor hij tot een laag loon zou komen.
De Raad kan toch niet accoord gaan met de bedragen,
welke spreker genoemd heeft. Het Burgerlijk Armbestuur
bepaalt zelfstandig het bedrag der ondersteuning; de Raad
heeft daarover geen zeggenschap; maar het is meer gebeurd,
dat door den aandrang van den Raad het Burgerlijk Armbe
stuur van zijn verkeerden weg teruggebracht is. Zoo is
indertijd ten gevolge van de aanneming van een motie in
den Raad de norm van 10.ondersteuning per week ver
hoogd tot 15.
Had het Burgerlijk Armbestuur zich tot heden daaraan
gehouden, dan zou er voor spreker waarschijnlijk geen reden
geweest zijn om daarop terug te komen. Het Burgerlijk
Armbestuur is evenwel weder de ondersteuningen willekeurig
gaan bepalen, naarmate het meent, dat gegeven moet worden.
Het is dus zeer gewenscht, dat het Burgerlijk Armbestuur
een wenk van den Raad krijgt, dat het meer rekening met
de behoeften moet houden. Het Burgerlijk Armbestuur heeft
inderdaad gevolg gegeven aan den indertijd door Burgemeester
en Wethouders gegeven wenk om zoo zuinig mogelijk te zijn,
maar het is werkelijk te ver gegaan. Het betreft hier men
schen, die al het mogelijke gedaan hebben om aan werk te
komen en daarin door de crisis niet geslaagd zijn. Zij teren
aldus weg in omstandigheden, die bitter slecht genoemd
mogen worden.
De Voorzitter zegt, dat de bewijzen van onvermogen door
spreker als Burgemeester worden afgegeven en dat deze zaak
buiten het Burgerlijk Armbestuur omgaat, daar spreker wel
aan dit lichaam advies kan vragen, doch niet aan dat advies
gebonden is. De heer van Stralen moet, indien hij van meening
is, dat spreker te moeilijk is bij het afgeven van bedoelde
bewijzen, zich bij de Landsregeering beklagen; het Burgerlijk
Arpbestuur staat daar echter geheel buiten.
Niet iedereen zal lichtvaardig gaan procedeeren, maar de
heer van Stralen ziet toch wel in, dat men iemand benadeelen
kan door het lichtvaardig voeren van processen en dat mag
men toch niet expres vergemakkelijken
De heer Oostdam meent, dat de door den heer van Stralen
gemaakte vergelij king tusschen de uitkeeringen van de Steun-
commissie en die van het Burgerlijk Armbestuur niet opgaat.
Beide instellingen werken volgens geheel verschillende
methoden. De Steuncommissie heeft van overheidswege normen
gekregen, volgens welke zij uitkeeringen moet geven. Het
Burgerlijk Armbestuur behoeft zich echter gelukkig aan
normen niet te storenhet kan geheel steunen naar behoefte,
wat het juiste systeem is.
Dat er menschen zijn, die van de Steuncommissie meer
kregen dan van het Burgerlijk Armbestuur, zal wel hierin
liggen, dat de behoefte bij die menschen niet zoo groot bleek.
De vraag in het afdeelingsverslag, of de vermindering van
dezen post is toe te schrijven aan de bedoeling om te bezuinigen
op de ondersteuningen, is onjuist. Wanneer het Burgerlijk
Armbestuur uitkeert naar behoefte, dan kan er niet op
bezuinigd worden.
Met nog grooter ongenoegen heeft spreker kennis genomen
van het request van het departement Leiden der Maatschappij
van Nijverheid en Handel, waarin geklaagd wordt over de
hooge uitgaven voor steun aan behoeftigen. Dit is een zaak,
welke valt buiten de beschouwing zoowel van den Raad als
van adressant. Spreker vindt trouwens dat geheele adres een
ongelukkig ding; het staat niet boven het peil van ingezonden
stukken.
Nu zal niemand beweren, dat bedragen van 7.50 en
10.— hoog zijn, maar aan te nemen is, dat het Burgerlijk
Armbestuur zijn taak goed vervult, een deugdelijk onderzoek
instelt en dan steunt naar behoefte.
Als familieleden hun plicht verzaken, dan kan het Burger
lijk Armbestuur dat niet helpen. De gemeenschap is niet ver
plicht om de taak over te nemen van menschen, die hun
plicht niet nakomen, hoewel het Burgerlijk Armbestuur ook
in die gevallen zeker niet ongenegen zal zijn om daarbij
tegemoet te komen.
De heer van Stralen komt met eenige z.i. te lage cijfers;-
er zullen natuurlijk ook vele gevallen zijn, waarin voldoende
steun verleend wordt, maar daarmede komt hij niet. Die
cijfers zeggen spreker daarom op zich zelf niets; ze zouden