GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 219 IKeBKOHEK STUKKEN. N°. 294. Leiden, 7 November 1924. Aangezien ons gebleken is, dat in de bedragen, genoemd in de Ingekomen Stukken nis 292 en 293 enkele fouten zijn geslopen, verzoeken wij U op pagina 216, tweede kolom, regel 19 van boven voor 1717.44" te lezen 717.44, op pagina 217: regel 1 van boven, voor 2763.2784.57 en voor „ƒ2784.57" 4427.57, regel 15 van boven, voor 1830.1868.16, 20 1580.—" 1621.78. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 295. Leiden, 3 November 1924. Naar aanleiding van bet om advies in onze handen gestelde bezwaarschrift van J. J. Paardekooper, tegen den hem op- gel egden aanslag in het gemeentelijk vergunningsrecht over het vergunningsjaar 1924/1925, hebben wij de eer Uwe Ver gadering het volgende te berichten. Reclamant heeft thans vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein voor gebruik ter plaatse van verkoop in het perceel Vrouwensteeg No. 16. Vóór 1 Mei van dit jaar was het bedrijf van reclamant gevestigd in perceel Pelikaanstraat 4 en op genoemden datum werd het naar het eerstgenoemde perceel overgebracht. De aanslag over het vergunningsjaar 1924/1925 werd door Burgemeester en Wethouders bepaald naar een huurwaarde, die de localiteit in het perceel Pelikaanstraat No. 4 in verband met den omvang van het bedrijf werd geacht te bezitten en welke huurwaarde werd geschat op ƒ285. Het bezwaar tegen den aanslag is van tweëerlei aard. In de eerste plaats gaat reclamant er niet mede accoord, dat het vergunningsrecht over 1924/25 is bepaald naar den omzet van gedistilleerd in de localiteit van het perceel Pelikaan straat No. 4, waarin hij vóór 1 Mei 1924 het bedrijf uit oefende, wijl hij van oordeel is dat de berekening van het vergunningsrecht had moeten geschieden naar den omzet in het perceel Vrouwensteeg No. 16, waarin reclamant thans het bedrijf uitoefent. In de tweede plaats is de huurwaarde van de localiteit in het perceel Pelikaanstraat 4 naar het oordeel van reclamant te hoog geschat. Wat het eerste bezwaar aangaat valt op te merken, dat het vergunningsrecht steeds wordt bepaald naar den omzet gedistilleerd in het afgeloopen kalenderjaar. Slechts bij nieuw opgerichte drankgelegenheden kan dit uit den aard van de zaak niet plaats hebben, waarom voor die gelegenheden voor het eerste vergunningsjaar het vergunningsrecht op het minimum zijnde 25, wordt bepaald. Reclamant, die voor de Oommissie zijn bezwaren toelichtte, stelt zich nu op het standpuntdat, waar vóór 1 Mei (datum waarvóór het vergunningsrecht over het volgende vergun ningsjaar moet zijn betaald) de omzet in de localiteit van het perceel Vrouwensteeg No. 16 niet bekend was, een der factoren ontbrak voor de berekening van het gemeentelijk vergunningsrecht 1924/1925 en dat hij derhalve naar het door de Drankwet bepaalde minimum had behooren te worden aangeslagen. Daarbij komt nog dat hij een verminderden omzet van gedistilleerd verwacht in de nieuwe localiteit. De Commissie is evenwel van oordeel dat geen aanleiding bestaat om voor reclamant van den gevolgden regel af te wijken. Ook een verwachte verminderde omzet kan daartoe geen aanleiding geven, vermits zoodanige vermindering in een volgenden aanslag in het gemeentelijk vergunningsrecht tot uitdrukking zal komen. Wat het tweede bezwaar betreft kan worden medegedeeld ook de herschatters de huurwaarde van de localiteit in het perceel Pelikaanstraat No. 4 lager hebben geschat dan den schatter. Volgens den schatter behoort die huurwaarde op 285. te worden gesteld, de herschatters daarentegen meenen dat een bedrag ad ƒ250.als voldoende moet worden beschouwd. De schatter is van oordeel dat de dranklocaliteit van reclamant in het perceel Pelikaanstraat 4 in verband met de inrichting en exploitatie valt onder de categorie van inrichtingen waarin 1.45 per Liter gedistilleerd winst wordt gemaakt, de herschatters evenwel meenen, dat die localiteit valt onder die waarin ƒ1.30 per Liter winst wordt gemaakt. In de vergadering der Commissie hebben zoowel de schatter als de herschatters steekhoudende argumenten aangevoerd voor hun standpunt, zoodat het voor de Commissie eenigs- zins moeilijk was haar advies te bepalen. Ten slotte kwam het der Commissie voor dat, waar in casu het nemen van een op goede gronden steunend besluit niet wel mogelijk was, toch met de verplaatsing van het bedrijf van reclamant van het perceel Pelikaanstraat 4 naar het perceel Vrouwensteeg 16 kan worden rekening gehouden en dat in verband met de mogelijke vermindering van omzet in laatstgenoemd perceel de huurwaarde voor de berekening van den aanslag in het gemeentelijk vergunningsrecht over eenkomstig het rapport van de herschatters ware te bepalen op ƒ250. Mitsdien heeft zij de eer Uwe Vergadering te adviseeren den aan J. J. Paardekooper opgelegden aanslag in het gemeentelijk vergunningsrecht over het vergunningsjaar 1924/1925 terug te brengen van 75.op ƒ62.50. De Commissie belast met het onderzoek van de bezwaarschriften tegen aanslagen in het Gemeentelijk Vergunningsrecht, Th. B. J. Wilmer, Voorzitter. Weijer, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 290. Leiden, 13 November 1924. Onder verwijzing naar onze desbetreffende voorstellen (Ingek. Stukken No. 268 van 1920, No. 63 van 1921, No. 404 van 1921, No. 378 van 1922 en No. 346 van 1923, geven wij U in overweging te besluiten om ook voor het jaar 1925 weer een bijslag op de in die voorstellen bedoelde pensioenen te verleenen overeenkomstig de thans geldende bepalingen. Wij stellen U mitsdien voor over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening: VERORDENING, lot wijziging van cle verordening van 2 Augustus 1920, Gem. blad No. 35), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 26 November 1923 {Gem. blad No. 36), betreffende het verleenen van een bijslag op de pensioenen aan Gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen toegekend, krachtens de ver ordening regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan Gemeente-ambtenaren en de ver ordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van Gemeente ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van 26 Maart 1914, In artikel 6 van bovengenoemde verordening worden de woorden „1 Januari 1925" vervangen door de woorden „1 Januari 1926". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 297. Leiden, 14 November 1924. De Commissie voor het Stedelijke Museum „de Lakenhal" verzoekt ons, blijkens haar ter visie liggend schrijven, te willen bevorderen, dat een bedrag van 800.te harer beschikking worde gesteld voor het uitgeven van een nieuwen catalogus van de schilderijen in het Museum. Aangezien de tegenwoordige oplaag is uitgeput, is het drukken van een nieuwe oplaag noodzakelijk. Behalve de aannemingssom ad 547.voor een oplaag van 2000 exemplaren van 8 vel druks, deels geillustreerd, zal, zooals de Commissie opmerkt, gerekend moeten worden op bijko mende kosten van eenige nieuwe clichés, vervanging van mogelijk beschadigde bestaande clichés, mogelijk extra correctie e.d., zoodat het gevraagde maximum bedrag van 800.ons niet te hoog voorkomt. De successievelijk te verkoopen exemplaren zullen een bedrag van ongeveer 720.in de gemeentekas terug doen vloeien, zoodat de nieuwe uitgaaf, met inbegrip van de voor den dienst benoodigde, en aan andere musea in ruil te verstrekken EENIG ARTIKEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 1