195 om het hiervoren omschreven systeem ten believe van den vereeriigingsbouw te wijzigen. Voorts doet adressante een beroep op de omstandigheid, dat de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid voor nieuwe bouwplannen geen bijdrage in een exploitatietekort meer verleent, tengevolge waarvan de woningen zich zelf moeten bedruipen. Het is bekend dat deze maatregel, evenals de geleidelijke verlaging van het bedrag, dat per woning voor de uitvoering van een bouwplan wordt beschikbaar gesteld, ten doel heeft den prijs der woningen te drukken, teneinde den terugkeer tot normale omstandigheden op dit gebied te bevorderen. Trad de gemeente nu in adressante's denkbeeld, dan zou indirect een zeer belangrijke bijdrage in de bouwkosten worden gegeven en daarmede juist in tegenovergestelde richting worden gehandeld van wat de Regeering nastreeft. Nu zou, door de uitgaven voor straataanleg enz. niet meer ten laste van de woningbouwplannen te brengen, de bouw- rekening ongetwijfeld zeer worden ontlast, daar die uitgaven ongeveer I/s tot V3 van de totale kosten van een bouwplan uitmaken. Doch, gelijk reeds werd opgemerkt, dit komt neer op het verleenen van een bijdrage door de gemeente, en wel van 20 tot 30 Deze bijdrage zou dus zelfs hooger zijn dan laatstelijk rijk en gemeente samen (10 toekenden, ja, zelfs kunnen stijgen tot de belangrijke crisis bijdragen, die eenige jaren geleden werden verleend. Het is duidelijk, dat van weder-invoering van een dergelijke steun- verleening, nu juist het bijdrage-systeem is afgeschaft, geen sprake kan zijn. Bovendien zou de gemeente de lasten daarvan geheel alleen voor hare rekening moeten nemen, hetgeen zij met het oog op den financiëelen toestand in geen geval kan doen. Trouwens er zou een zeer gecompli ceerde toestand ontstaan, want onmiddellijk rijst de vraag, hoe te handelen met betrekking tot de reeds gestichte com plexen. Ging men er toe over ten aanzien van deze com plexen de kosten van den straataanleg te restitueeren, dan werden zoo belangrijke sommen vereischt, dat een algeheele ontwrichting van de gemeentefinanciën ware te vreezen. Al zeer ongelukkig gekozen achten wij ten slotte het ar gument dat Uwe Vergadering „voor het bouwen van ge- „meentewoningen zelf een belangrijk bedrag heeft gevoteerd, „gemaakt uit de winst der bedrijven, om alzoo te komen tot „den bouw van woningen waarvan de huur betaalbaar is voor „een belangrijke groep van minder-gesitueerden." Het adres- seerend bestuur geeft daarmede blijk de strekking van het indertijd in deze door U genomen besluit geheel en al ver keerd te hebben begrepen. De beschikbaar gestelde gelden kregen immers niet de bestemming om den huurprijs der woningen te verlagen en alle woningen tegen dien verlaagden prijs te verhuren; integendeel de woningen moeten worden verhuurd tegen huurprijzen, die tot dekking van de uitgaven (dus zonder aftrek van de bijdrage der Lichtfabrieken) ver eischt worden, doch aan sommige categorieën van huurders (b.v. die gehuisvest zijn in onbewoonbaar verklaarde wo ningen en voor een betere woning niet den vollen huurprijs kunnen betalen, of gezinnen die tengevolge van den verbouw der Lichtfabrieken hunne woning moeten verlaten en .die eveneens steun behoeven) zou met behulp van de genoemde bijdrage een toeslag op de huur worden gegeven. Yerder lag het voor de hand de middelen te putten uit het daartoe expres door de Lichtfabrieken gevormde reservefonds, aan gezien de verbouw dier fabrieken een zeer belangrijke woonruimte aan hare bestemming onttrok en daardoor aan de belangen van de volkshuisvesting in het algemeen schade toebracht. Wij mogen te dezen aanzien verder verwijzen naar ons desbetreffend voorstel opgenomen in de Ingekomen Stukken van 1923 onder no. 277. Dat daar van geheel iets anders sprake is, dan waar het in het onderhavige geval om gaat, is zoo duidelijk, dat verdere toelichting overbodig mag worden geacht. Bouw van goedkoope, doch degelijke woningen, waarvan de huren binnen het bereik van een arbeidersinkomen liggen, juicht ook ons College toe en een verdere verlaging der bouwkosten zal eveneens op prijs worden gesteld. Toch zijn in dit opzicht reeds belangrijke vorderingen gemaakt, daar thans behoorlijke woningen kunnen worden gebouwd met huurprijzen van 4.a 5.50. Ook dit dient, bij de beoordeeling van het adres, in het oog te worden gehouden. In overeenstemming met het advies der Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging op het verzoek van de vereeniging „Eensgezindheid" afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad van de Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de onder- geteekenden, K. Wassenaar en A. J. Schoneveld, resp. voor zitter en secretaris der Woningbouwvereniging „Eensge zindheid", handelende in opdracht van het bestuur der bovengenoemde Vereeniging; dat kennis genomen hebbende van het besluit van den Minister van Arbeid, om bij den tegenwoordige bouw van woningen met Rijksvoorschotten, geen bijdrage meer wordt verleend inzake de exploitatie van de woningen; erkennende, dat het op zichzelf genomen wenschelijk moge zijn, dat de exploitatie-rekening sluitend zij zonder bijdrage, anderzijds toch erkend moet worden, dat door deze wijze van optreden, de oplossing van het woningbouw-vraagstuk niet op voldoende wijze bevorderd wordt; van oordeel zijnde dat er thans alle aanleiding bestaat voor het gemeente-bestuur, om op de een of andere wijze de bouw van arbeiderswoningen mogelijk te maken; en waar steeds het volle bedrag der kosten voor straat aanleg en rioleering, geheel ten laste komen op de bouw plannen der Woningbouwvereenigingen; redenen, waarom ondergeteekenden bij deze het verzoek tot Uwen Raad richten: de kosten voor straataanleg en rioleering voor rekening der gemeente te nemen; dat hiermede een belangrijke stap zou gedaan worden, indien Uwen Raad daartoe kon besluiten, tot oplossing van het woningvraagstuk, staat onzer inziens boven allen twijfel; met des te meer aandrang doen ondergeteekenden het verzoek, aangezien Uwen Raad voor het bouwen van Ge meentewoningen, zelf een belangrijk bedrag heeft gevoteerd, gemaakt uit de winst der bedrijven, en alzoo te komen tot den bouw van woningen, waarvan de huur betaalbaar is voor een belangrijke groep van minder gesitueerden; waar nog een belangrijk tekort aan woningen bestaat, doen ondergeteekenden een dringend beroep op Uwe krach tige medewerking, in deze belangrijke zaak. Hetwelk doende enz. met de meeste hoogachting, voor het bestuur voorn.. Voorzitter: K. Wassenaar. Secretaris: A. J. Schoneveld, Zijlsingel 60a. N°. 259. Leiden, 22 September 1924. In verband met de provinciale voorschriften (Provin ciaalblad No. 118 van 1920) deelen wij U mede, dat het ons College wenschelijk voorkomt om gedurende het 4e kwartaal 1924, naar gelang van de behoefte, tot het sluiten van kasgeldleeningen te kunnen overgaan. Ofschoon toch, behalve de tijdelijke kasgeldleening van 200.000.die de gemeente, ingevolge Uw besluit van 16 Juni j.l. bij de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij heeft aangegaan, tot dusver niet tot opneming van kasgeld behoefde te worden besloten, is het, met het oog op de binnenkort aan de gemeentekas te stellen eischen voor woningbouw enz., zeer waarschijnlijk, dat, gedurende het 4e kwartaal 1924, ter voorziening in de gewone kasbehoeften, tot op neming van kasgeld zal moeten worden overgegaan. Het maximaal bedrag der kasgeldleeningen zouden wij, met inbegrip van de hierboven genoemde som van 200.000. gaarne op 1.000.000.willen zien vastgesteld. Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging ons College te machtigen, gedurende het 4e kwartaal 1924 over te gaan tot het sluiten van kasgeldleeningen tot zoodanig bedrag, dat op geen enkel tijdstip in dat kwartaal de kasschuld de som van 1.000.000.te boven gaat en verder tegen de rente en onder de voorwaarden, als door ons College zullen worden bepaald. Aan den Gemeenteraad. Burg. 'eh Weth. van Leiden. N°. 260. Leiden, 22 September 1924. Zoowel bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1924 (zie Sectieverslag en Memorie van Antwoord op volgn. 154) als door den Bond „Heemschut" bij een tot ons College gericht schrijven, werd gewezen op de ontsierende omgeving van de Morschpoort en werd daarbij de wensche- lijkheid uitgesproken, dat de daar aanwezige schutting van het belendende kazerneterrein, welke de artistieke lijnen van dit bouwwerk aan het oog onttrekt en het geheele aspect

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 5